Het CXLVIIII. harp-leid.
Toon. Kom myn vriend, Jk wil &
D'oudheid voed,, my stà'ig tot nieuwe zangen
Van alle 't goed,, ooit van de Heer ontfangen,
Ik wil dat elk daar af wel in 't gewiss'
Des Gòde vreugd bedrijve,
2.[regelnummer]
Sion mag,, met all zijn burgerijen
| |
Op 't groot gezag,, van hàren vorst verblijen,
Den roem zijns naams die nergens vooren stuit,
't Wijl Hy met ziele en zinnen,
Beklé'en met heil-sieraad.
3.[regelnummer]
Waarom dat,, ook Sàlems gunstelingen,
Als opgevat,, blijhertig zullen springen,
Ja zoo datze op haar léger-sté'e van vreugd,
4.[regelnummer]
Om eens wraak,, in 't ópenbaar te schaffen,
Als in haar zaak,, het woeste graauw te straffen,
Haar vorsten zelf geboeid, de kragt geknot,
Beneffens alle haar grooten,
Dit heil (Gods gunst-genooten!)
Blijft gy maar op Hem staan,
Blijft gy maar op Hem staan,
Blijft gy maar op Hem staan,
|
|