De koninklyke harp-liederen
(1698)–Cornelis van Eeke– Auteursrechtvrij
[pagina 464]
| |
Zoo dikwils als ik uwen troon genàke,
Zy U myn klagt zoo aangenaam een zàke,
Als réuk-werk opgedràgen,
Zoo vroeg als 't word te dàgen;
Of als ik Heer! eens, t' uwaard herte en handen
In smeeken op magh heffen,
Agt dat genàdig, effen
Als 't offer-vúur, dat 's ávonds plag te branden.
2.[regelnummer]
Bewaar O Heer! myn mond,
Dat my tot geener stond,, iets mag ontglippen
Dat Gy niet wel bevind,
Maar slùit veel eer bind,, myn tong en lippen:
Myn herte valle nooit tot kwàde dingen,
Maar grùwle steeds van booze handelingen:
Ik moet met zùlke lieden,
Die 't goede uit 't herte wieden,
Nooit ommegaan, als goede vrienden plégen:
Op dat ik ook niet éven,
Aan 't ydel blijve kléven,
Daar meest elk-een alleen toe is génégen.
3.[regelnummer]
Neen, zend my liever toe
Der deugd-gezinden roê,, laat die my straffen,
Zoo haast als zy my wat
Gewéken zien van 't pad,, dat zal my schaffen
Een vrugt, die 'kzelve zal ten hoogsten prysen
Ja, t'elkens als ze myn gebrek aan wyzen,
Zal 't als een balsem wézen,
Die 't zelve kan genézen,
En wil in sté'e van haar daarom te hàten,
Met smeeken en gebéden,
Voor haar tot God in-tréden,
Of 't eens geviel datze ergens haar vergàten.
3.[regelnummer]
De hoofden van party
Daar ik zoo veel af ly,, konde ik vertréden
Hadde ik gewild, maar neen,
'k ontsloegze en wees met een,, met zoete réden,
Myn onschuld aan, dat zy die klaar verstonden:
Dus of we nu alschoon om onze zonden,
| |
[pagina 465]
| |
Verdréven, moeten zwerven,
Ja duizend dooden sterven,
Van een verstrooit, geréten en gespléten,
Als hoùt voor byl en kloover;
Daar 's nog vertrouwen óver,
Op mynen God, in 's hémels troon gezéten.
5.[regelnummer]
En 's herten ooge ziet
Op U, ey! laat my niet
In 't ydel hòpen:
Breek Heer! den strik aan tween.
En gun me zoo met-een;
Een veilig òpen,
Op dat ik eens geràke uits 's vyands netten,
Die zy allom in donker voor my zetten;
Daar tégen, laat die booze,
Zelf in haar eigen looze
Gedekte kuil, en warre-gàrens vallen:
Geef datze daar gevangen,
Verstrickt in blyven hangen,
Tot ik 't gevaar ontgaan ben van haar allen.
|
|