De koninklyke harp-liederen(1698)–Cornelis van Eeke– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina XI] [p. XI] Op de koninglyke harp-liederen, in Zangmaat uitgebreyd door Kornelis van Eeke. HIer hebt gy 't heerlyk puik-Juweel, Van Kòning Davids Harpgezangen, Die, vol van geest, en kragt, geheel 't Godsdienstelyk gemoed bevangen; Wel eer in Salems Choor gehoort, Ter eer des hoogsten Gods gezongen, Met speeltuig in een zoet akkoort, Uit godgewyde Ziele ontsprongen, Nu door Van Eeke, uitgebreyd, Beknopt, en zinryk in zyn digten, Daar hy zyn konst en snêeg beleyd, Doet, door verschiet van zang, uit-ligten. Zyn zang-snaar spant op alle maat, Hoe kort, hoe veel, en vreemde slaagen, Vloeid zonder drang of stoot, en gaat Naar het naauwkeurigste behaagen. Al luid zyn Psalm-zang hier zoo niet Als juist in Kerken word gezongen, ('t Welk, nog de stof, of toon gebied, Blyft aan een ieder onbedwongen) Brengt niet de minste aanstoot by: Geen vieze keur mag daar op smaalen, Schoon of de zang wel liedwys zy, 't Is Hemel drank in nieuwe schaalen. [pagina XII] [p. XII] Wat geeft de toon, of zwaar, of ligt, Of die van hooge, of laeger nooten? God let op 't pit maar van 't gedigt, En, of de Zang, uit 't hert gevlooten, Vol aandagt, Hem ter eeren strekt, Verscheydenheid doet lust ontsteeke: En, dus den yver opgewekt, Het wit geweest is van Van Eeke. Zoo 't helder glas, van regt gestalt, De wyn doet eer en meer bekooren; Zoo ook de Zang die lieflyk valt, En aangenaam is om te hooren. Laat u alzoo der zielen-spys, En drank van deeze Harp-gezangen, Daar elk is van verscheiden wyz, Doen naar het pit, en smaak verlangen, Zing dan dat 't aan het herte treft: Geen zang kan door de wolken dringen, Als die zig van uit 't hert verheft, Gods eer ten voorwerp heeft in 't zingen. Gebruik dan dus Van Eekes vlyt, Zoo zal hy regt zyn wit beschieten: Waar toe zyn Digtkonst zy gewyd, Op dat God eere mogt genieten. A. van Lintz. Vorige Volgende