30-3-1694 werd een curator aangesteld over zijn boedel (D.B. 309, 4vo), 1 april 1694 staat en inventaris van de boedel opgemaakt in verband met cessie aan zijn crediteuren:
Crediteuren (1683-1688): Daniel van Daelen als gem. van de compagnie van de weduwe Schippers f 679.15. -, d'erfgenamen van Joannes Ravesteyn f 300. -, de compagnie van Jan Carstensz en Albert en Barent Visser f 468. -, de weduwe Aart Dirksz Oossaen f 248.15. -, Jan Klaesz ten Hoorn f 140. -, Pieter van Rijschooten f 250. -, Gerrit Schellingwouw f 64. -, Rutgert Ridderingh f 36. -, Eva de Haes weduwe van Jan Laekeman f 50. -, Willem Lamsvelt over borghtoght f 167. -, den apotheker Burgers f 14. -, dockter Stamhorst f 12. -, de weduwe van Gijsbert de Groot nog ongeliquideerde schult waervan 't restant nog is f 40. -, Magdalena Omfali waervan administrateurs zijn... van Beecq dogh heeft pant f 200. -, Pieter Jansz Meulenaer, als boven, f 200. -, juffr. Hartmans tot Schoonhoven f 100.-.
De meubilen en huysciraet op den bodem berustende mitsgaders eenige boeken en winkel pro memorie.
Nogh eenige uytstaende schulties dogh weynigh van importantie: 1683 van Tibaute France schoolmeester tot Haerlem f 17.6. -, 1682 van Andries Vink f 29. -, mons. Spruyt naer Indien f 4.-.
Schade die den requirant heeft geleden als: 1678 met Andries Vink in compagnie over koop van boeken daer aen verloren is wel f 200. -; 1682 met de compagnie van de weduwe Schipper over verkopingh van boeken voor des requir. reekeningh wel schade geleden f 400. -; 1684 in compagnie laeten drucken een Martelaersboek daer den requirant voor sijn reeken. wel schade heeft geleden f 350. -; des requirants eerste vrouw heeft van den jaere 1684 tot 1689 toe siekelijk geweest waeraen veel gelt heeft te kosten gelijt pro memorie; 1689 is van den requirant door ongeluk int water geraekt een geheele kist met boeken waeraen wel schade heeft geleden f 200.-.
Den requirant is in den jaere 1689 met sijn jegenwoordige huysvrou komen te trouwen en heeft alsdoen van deselve sijne huysvrou al op intrest gehadt, wanneer sij nogh vrijster was een somme van 430 guldens, soodat hij als doen op 't aengaen van dit huwelijk al met de selve schult was belast als mede met de voorige schulden aen eenige crediteuren, en naer sijn trouwen continueel nog al meerder is ten agteren geraekt, soodat selfs 't geen sijn huysvrou mede heeft ten huwelijk gebraght 't meeren gedeelte int huishouden is ingesmolten en dewijl den requirant overvallen wort en sijne crediteuren onmogelijk kan voldoen is hij genootsaek sijn toevlugt te nemen tot het miserable beneficie van cessie.’ (D.B. 210, 19 (1ste)).