| |
| |
| |
Schipper (Jan Jacobsz) 1617-1669, Geref. (de weduwe wordt Rooms-Katholiek)
Leven
Ged. Nieuwe Kerk 12-12-1617, begr. Noorderkerk 4-11-1669, zoon van Jacob Claesz Dommecracht, schipper, en Neeltje Leyen, ondertr. kerk 27-8-1650 Susanna Veselaer, geb. Amsterdam 1623/24, st. Soest 17, begr. aldaar 21-11-1699, dochter van Joris Veselaer, boekdrukker en boekverkoper, en Aecht Jacobs (hertr. 1628 Jan Fredericx Stam, boekdrukker en boekverkoper).
28-2-1672 test. voor not. van den Ende (N.A. 3667, 59B, zie KS 688).
28-11-1673 test. voor not. Ennus te Den Haag (KS 1444).
23-7- en 18-12-1698 test. voor not. van der Groe (N.A. 4246, zie KS 703-705).
7-11-1699 o.s. codicil voor not. B. Hagen te Amersfoort (Archief Cambier).
15-1-1707 scheiding van de nalatenschap voor not. van Gangel (niet bewaard; een overzicht over de nalatenschap vindt men echter naar aanleiding van de dood van haar schoonzoon Cleyburgh in een akte voor not. Meerhout (N.A. 4798) van 15-8-1716).
| |
Adressen
1639-1650 Prinsengracht, in 1646 nader aangeduid als Prinsengracht tegenover de Noorderkerk; ter gelegenheid van zijn huwelijk of kort daarna verhuisde hij naar de Keizersgracht bij de Groenlandse Pakhuizen of bij de Brouwersgracht, waar zijn weduwe in 1672 nog woont (dr. en KS 688). Zij verhuist 1673 of 1674 naar de Zwanenburgerstraat naast de drukkerij, die Athias daar inrichtte (zie ook deel III 149). De lettergieterij was in 1685 en 1686 in de Utrechtse straat gevestigd (KS 18). Op 17-7-1685 werd de weduwe Schippers eigenaresse van de erven 14-16 op de Nieuwe Herengracht over de Plantage voor f 2580. -, op 26-7-1686 Athias van een gang naar de Rapenburgerstraat voor f 600. - (Kw. 3 C, 26 en 102). Hier werden een woonhuis en een lettergieterij en drukkerij met woonhuis voor de meesterknecht gebouwd, die in 1686 betrokken werden door Athias en de meesterknecht Jan Bus. Athias woonde hier nog in mei 1696, zoals blijkt uit verklaringen van getuigen, o.a. Jan Bus, van 12- en 24-6-1698 voor not. Schabaalje over zijn eten op Joodse wijze, toen hij zich elders schuil hield van dec. 1695-mei 1696 wegens zijn faillissement (N.A. 6004, 361 en 383). De weduwe Schippers verliet mei 1686 de stad (KS 703), maar keerde blijkbaar 1688 weer terug: op 14-1-1688 werd zij voor f 4000. - eigenaresse van een huis op de Prinsengracht tussen Utrechtse straat en Amstel, dat op 10-4-1699 weer werd verkocht (Kw. 3 E, 116 en 7 H, 101). Zij had dit tezamen met haar dochter Cornelia en gezin bewoond (N.A. 4694, 34 not. Lansman 2-3-1695) en ik vermoed daarom, dat Athias nog voor zijn dood (begr. 4-5-1700) het huis naast de drukkerij moest verlaten en plaats maken voor de weduwe Schippers en haar dochter. Het is echter ook mogelijk, dat die toen zomer en winter op de buitenplaats te Soest, waar de weduwe Schippers in 1699 stierf, hun intrek hadden genomen. In ieder geval woonde Cornelia Schippers, getrouwd met Jacob Cleyburgh, 15-6-1701
in het huis op de Nieuwe Herengracht (D.T.B. 1075, 37vo). Op 16-4-1702 kwamen Jacob Cleyburgh en Imanuel Athias, de zoon en enige erfgenaam van Joseph, tot een overeenkomst voor not. Lansman. De weduwe Schippers had 1685-1686 voor de bouw en erven f 34327.8. - betaald, Athias had de gang betaald en alles wat hij zelf had laten maken ‘tot ciraad’, op conditie dat hij alles mocht naasten voor het bovengenoemde bedrag. Als daarentegen de weduwe Schippers van haar kant betaling verlangde en Athias niet kon betalen, mocht ze alles laten verkopen en moest Athias, indien nodig, het ontbrekende bij betalen. Nu werd vastgesteld, dat Jacob Cleyburgh voor f 36000. - het geheel zou krijgen: ‘de erven met de huysinghe, bepotinghe, en beplantinghe, behanghsels, schilderijen, en ornamenten’. De bovengenoemde som zou in de eerste plaats tot afbetaling dienen, de resterende f 1672.12. - zou Imanuel
| |
| |
Athias in mindering worden gebracht op de schuld, die hij aan de weduwe Schippers had (N.A. 4718, 100, R.A. 789, 172 fiat van schepenen van 26-4-1702, zie ook N.A. 4706, 18 en 4707, 62 contracten voor not. Lansman van 8-3-1685 en 31-5-1686 tussen de weduwe Schippers en Athias over de bouw en het verhuren voor f 1373. - per jaar aan Athias). Cornelia Schippers bleef ook als weduwe van Jacob Cleyburgh het huis bewonen tot in het jaar 1723 (Archief Cambier, not. Meerhout 20-1-1724), in 1725 was zij verhuisd naar de Binnen-Amstel (KS 705, lees 56ste register Willige Decreten), naar een huurhuis, het derde benoorden het hoekhuis van de Prinsengracht, waar ook haar dochter Anna Constancia Dommer tot haar dood in 1751 bleef wonen. Op 6-3-1725 schonk Cornelia Schippers aan de kinderen Cleyburgh uit haar tweede huwelijk het woonhuis op de Nieuwe Herengracht, aan de drie oudste kinderen Dommer uit haar eerste huwelijk het huis ernaast met de lettergieterij en drukkerij erin (Kw. 4 S, 132, zie KS 705). Op 16-12-1728 droegen de kinderen Cleyburgh het woonhuis over aan Samson Salomon, voor f 30000. - (Kw. 4 W, 196). Op 3-5-1752 droeg Catharina Maria Dommer, weduwe Joan Ofsen, haar helft in het huis met lettergieterij en drukkerij erin, die zij in 1746 en 1748 belast had met schepenkennissen van tezamen f 2600. -, over aan haar schoonzoon Jacob Cambier, getrouwd met Anna Elisabeth Ofze, voor f 6000. -. Op 30-4-1755 droegen Jacob Cambier en echtgenote, die de andere helft had geërfd van haar in 1751 gestorven tante Anna Constancia Dommer het huis met lettergieterij en drukkerij over aan Aron de Joseph de Pinto, voor f 18000. - (Kw. 5 W, 130vo en 5 Z, 125), die het blijkens het verpondingsregister direct liet afbreken en twee woonhuizen in plaats daarvan zetten. Het uithangteken van Jan Jacobsz Schipper was aanvankelijk: in Verwin U zelven (dr.); sedert 1646 naar een eigen
uitgaaf: in de History van Titus Livius. Dit uithangteken nam de weduwe mee naar de Zwanenburgerstraat (KS 229 en dr.). Sedert de verhuizing naar de Nieuwe Herengracht was er blijkbaar geen uithangteken meer, maar werd gesproken over de Boekdrukkerij.
| |
Boekhandel
28-10-1637 gildelid, na zijn dood betaalt eerst de weduwe en daarna de Erven van de weduwe Schippers jaarzang, vermoedelijk tot 1755.
4-7-1661 voor not. Leuven verklaart Gillis Valckenier, boekverkoper, ten verzoeke van Henrick Prins, boekverkoper, dat de laatste in 1659 van Schipper een partij boeken Roma subterranea en Breviarium Romanum heeft gekocht, welke boeken Schipper beloofde op de komende Frankforter Messe aan niemand anders te leveren of verkopen (N.A. 2729, 928).
10-1-1664 voor not. Pondt verkoopt Benjamin Lanson aan Johannes Janssonius, Jan Jacobsz Schipper, Joost Pluymer en Elisee Weyerstraeten, ook voor diens compagnon Johannes van Waesberge, 700 Biblia Regia van 10 delen Parijse druk, die onder Lanson te Parijs berusten, per stuk voor f 80. - zonder enige korting. Hierbij worden uitvoerige voorwaarden over de verkoop gemaakt, o.a. zullen de kopers alle koperen platen en deffecten voor niets krijgen en, als Lanson in gebreke blijft in het afleveren, 1000 zilveren ducatons, als hij aan anderen te Parijs of elders nog bijbels verkoopt, 100 zilveren ducatons per exemplaar dat hij verkoopt (N.A. 3161). Ook op 10-1-1664 verklaart Lanson voor not. de Grijp, dat Schipper zijn 1/4 part in boeken zal mogen betalen, namelijk ‘Roma subtarania, Jonstoni Histori animalium 't zij in 't Lattijn ofte Frans’ ter keuze van Schipper, verder met brevieren in vier volumen op de naam Colonia en Drexilius Opera in twee volumen, te leveren volgens het bovengenoemde contract volgens boekverkopers manier op half rabat. (N.A. 2581). Op 16-1-1664 verklaren Lanson en Schipper, dat zij zich houden aan het contract voor not. de Grijp, ondanks het contract voor not. Pondt. Op dezelfde dag geeft Schipper de boekdrukker Borrit Jansz Smit procuratie voor hem op te treden, ‘also hij veeltijds uyt der stadt is reisende.’ (N.A. 2581). De Biblia, 10 delen in 7 talen, verscheen te Parijs van 1629- | |
| |
1645 bij Antoine Vitré (Darlow and Moule 1442). Werken van Jonston verschenen bij Schipper in het Latijn in 1657 en in het Holl. in 1660, de Opera van Drexilius in 1663 als druk van H. Aertssens te Antwerpen (zie echter Leuven 33), Roma subterranea van A. Bosio, dat al verschillende malen in Rome was uitgekomen, in 1659 met adres Coloniae, kennelijk als uitgaaf van Schipper.
12-8-1668 voor not. de Winter verklaart Joachim Wilde, boekverkoper te Rostock, nu alhier, dat hij aan Schipper een vordering van 91 rijksdaalders 46 st. op Ds. Reimerus Ligarius, Luth. predikant te Amsterdam, wegens geleverde boeken heeft getransporteerd (N.A. 2297 I, 1).
29-8-1670 voor not. van Breugel verklaren Jan de le Nie, koopman, en Clara van Brussel, zijn vrouw, dat de f 1600. -, die de overleden Schipper op 31-7-1668 namens hen op de weeskamer heeft gelicht, hem toekwamen voor aan hen geleverde waren (N.A. 3504, 52).
1669 bij zijn dood stond Schipper o.a. ook in contact met de gebroeders Verdussen te Antwerpen (Leuven 33).
1671 een boek van de weduwe op de Messe (KS 1467).
25-10-1680 proc. van de weduwe voor not. Matham in zake een proces van Andries van Hoogenhuysen tegen haar voor het Hof van Holland en de Hoge Raad (N.A. 4495).
25-10-1680 voor not. Matham krijgt Cornelia Schippers f 4000. - in goud, zilver en juwelen en f 20000. - (o.a. obligaties van Daniel Elsevier van f 9300. -, van Matthijs van Overbeke van f 9000. - en van H. Wetstein van f 1000. -) mee ten huwelijk (Archief Cambier).
23-2-1682 (KS 685, die ten onrechte 1662 zegt) werd voor not. Molensteen een verklaring afgelegd over de verkoop omstreeks drie weken eerder door de weduwe van een belangrijk gedeelte van haar fonds voor f 33561.10. - aan een combinatie van zeven boekverkopers. Uit stukken van begin 1683 (KS 693-702) blijkt, dat de afbetaling in 7 jaar zou geschieden en dat behalve de 16 daar opgesomde drukken ook nog ‘bij ieder geleverd bijbeltje moeten sijn twee testamentjes, waer van al eenige testamentjes sijn gelevert en daerenboven noch te leveren duysent Franse testamentjes dewelcke door de weduwe Schippers sullen werden gedruckt, waertoe haer de tijt van 12 m. vergunt word, welcke testamentjes betaelt sullen werden naer uytspraek van goede mannen boven de somme in de nagemelte obligatien sullende werden uytgedruckt. De apocryfe boeken soo veel als onder de weduwe voornoemt sijn berustende geweest.’ Op 24-2-1683 wist de weduwe zelf deel in deze compagnie te krijgen, daar op haar verzoek en voor haar rekening de boekverkoper Steven Swart de plaats innam van de uitgetreden compagnon Johannes Lamsveld.
17-4-1686 veiling ten huize van de wed. Schippers van al haar boeken ‘so gebonde als ongebonde, en sorteringen’ (A.C. 30-3-).
2-11-1706 accoord voor not. van der Groe tussen Jacob Cleyburgh en de vertegenwoordigers van de kinderen Swanen, dat een eind maakt aan de procedures voor de verschillende rechterlijke instanties, waarbij o.a. wordt verklaard, dat de laatsten geen aanspraak zullen maken op de in Spaans Brabant en elders buitenlands uitstaande boekschulden, obligaties en effecten van hun grootmoeder, bedragende f 19376. - en f 4354. - interest (N.A. 4208, 817).
15-1-1707 vond de boedelscheiding plaats voor not. van Gangel (KS 1445). Deze bleef niet bewaard; vermoedelijk zou er echter ook niet veel uit op te maken zijn geweest. De kinderen Swanen van de jong gestorven dochter Agatha Schippers kregen namelijk slechts f 60000. -, bestaande in drie huizen, die op f 24000. - werden getaxeerd (KS 704), en verder geld. De dochter Cornelia Schippers was enige erfgenaam. Ter bekrachtiging van het bewijs aan haar kinderen Cleyburgh werd op 15-8-1716 voor not. Meerhout vastgelegd, wat zij indertijd van haar moeder had geërfd (N.A. 4798). Daaruit krijgt men een vrij goed overzicht van de nalatenschap van de weduwe Schippers, hoewel de opgaaf uiteraard alleen dient om te laten zien, wat Cornelia Schippers (zij tekent steeds zo, waarschijnlijk, omdat haar moeder zich steeds de weduwe Schippers noemde),
| |
| |
bij haar tweede huwelijk meebracht. Aan vaste goederen had zij van haar moeder geërfd voor f 100000. - (huis over Plantage f 28000. -, drukkerij en erven ernaast f 12000. -, hofstede Blijendaal te Soest f 12000. -, hofstede de Haring te Loenersloot f 10000. -, huis op het Water f 24000. -, huis te Utrecht f 6000. - en obligaties f 8000. -), waarbij nog kwamen het huis op de Prinsengracht, dat in 1699 f 6000. - had opgebracht, welke aan kapitein Cleyburgh voor zijn uitrusting waren gegeven, het huis op het Water, dat in 1714 voor f 6300. - was verkocht (KS 1445), en de drie huizen voor de kinderen Swanen, getaxeerd op f 24000. -. Onder particulieren stond bij de dood van haar moeder f 75125. - uit: ten laste van H. en wed. D. Boom f 7000. - (afgelost 1704-1709), van Joannes Janssonius van Waesberge f 4000. - (afg. 1704-1707), van Ignatius van Pee te Brugge f 1140. -, van Corff en Gijsberts f 5000. - (bankroet, 1704-1705 f 1500. - ontvangen), van neef Wetstein f 6500. - (afg. 1699-1703), van Johannes Battist Verdussen f 3000. - (afg. 1709 f 1674. -), van Adriaan Moetjens f 3500. - (afg. 1705-1706), van Jacobus Ellinckhuysen f 600. - (afg. 1710), van de schepen Blaeu f 6000. - (afg. 1710), van Ernsthuys en Regis f 10000. - (bankroet) f 600. -, van de erfgenamen Wolfgank f 1425. -, van Termaats f 1000. - (afg. 1707), van Floris de Reeder (bankroet 1701), van Pieter Mortier f 1000. - (afg. 1701), van Pieter Coymans (koper van het huis op de Prinsengracht)
f 2000. - (afg. 1703), van vrouw Massis f 300. - (afg. 1707), van Jacomo de Haze f 2000. - (afg. 1708), van lijfrenten van Luik f 2400. - en f 1600. -, van verschenen interest f 4200. - en van Fricx f 13000. - (afg., waarvan Jan Dommer f 6000. - gehad heeft). Over de invordering van deze bedragen vindt men acten bij not. Lansman (o.a. 6-2-1704 N.A. 4720, 12-14) en not. van der Groe (N.A. 4222 en 4423 11-11-1711 en 22-6-1712). Wat de waarde van de drukkerij, lettergieterij en boekdrukkerij betreft, wordt slechts meegedeeld, dat sedert de dood van de weduwe Schippers (17-11-1699) tot de dood van Jacob Cleyburgh (3-8-1712) verkochte boeken en letters f 30000. - hebben opgebracht en dat bij nader onderzoek is gebleken, dat ten tijde van het overlijden van Jacob Cleyburgh in Engeland 400 £ st. aan annuities hebben uitgestaan (later getransporteerd aan de zoon G. Dommer) en op diverse zolders aan bijbels en andere boeken voor meer dan f 30000. - is bevonden. Daarbij kwamen nog goud, juwelen etc., die Cornelia Schippers van haar moeder had geërfd. Men mag dus wel aannemen, dat de nalatenschap van Susanna Veselaer boven de f 300000. - bedragen zal hebben. Haar kleindochter Catharina Dommer sprak echter later van boven de f 500000.-.
| |
Uitgeverij
Van 1639 tot zijn dood verscheen een groot aantal uitgaven van Jan Jacobsz Schipper, de meeste in het Holl., enkele in het Latijn en in het Frans. Na zijn dood zette zijn weduwe de uitgeverij voort, vermoedelijk tot 1684, misschien tot 1686. Van later jaren vindt men nog wel uitgaven met haar of ook haar mans naam. Het zijn meestal herdrukken van uitgaven van hen, die hoogst waarschijnlijk niets met de drukkerij, die de weduwe en haar erfgenamen hadden, te maken hebben.
1639-1646 vindt men op de meeste van de uitgaven de drukker vermeld (U.B.A.): Johannes Jaquet (1639), Paulus Matthijsz in de Stoofsteeg (1640-1642), Jacob Lescaille (1646), Symon Veselaer (een broer van Susanna) te Gouda (1644) en Arent Benier te Kampen (1645).
1655 kwam hij voor de eerste maal met een uitgaaf van de werken van Jacob Cats. Daarvoor had hij op 23-3-1655 privilege van de Staten gekregen, voor zover de latere werken betreft. Zijn rekwest om privilege vermeldt o.a. het volgende: ‘Sulx dat met sijn suppliants kennisse meer als dertigh off veertigh duysent exemplaaren van eeniger derselver wercken, in eenigen tijt herwaarts waaren vercierdt, eenige in de Fransche, Engelsche ende Hoogduytsche taalen waaren overgeset, ende bij alle soorten van menschen tot in de abdijen ende cloosters, ende in de bibliotheecken van allerley gesinten waaren toegelaaten.’ In 1658 wist hij van de Staten-Generaal privilege te ver- | |
| |
krijgen voor 13 jaar voor alle werken en tevens attache daarop van de Staten van Holland (KS 683-684, die ook mededelingen doet over het kopen door Schipper van een exemplaar van de uitgaaf van Savry te Dordrecht van 1659 en vervolging Schoutsrol 19-2- en 5-3-1659 van Salomon Savry en dochter). Tussen de familie Cats en Schipper bestond een goede verstandhouding; bij de doop van de dochter Cornelia in 1663 was Elisabeth Cats getuige. Na de dood van Schipper diende de weduwe een rekwest in tot verlenging van het privilege, waarin zij in het kort de gang van zaken verhaalde en, na over de foliodruk te hebben gesproken, verder ging: ‘dat deselve suppliantes man, bevindende dat bij den eersten druck van het voors. werck naulix d'oncosten goedt gemaackt waren, sigh genoodtsaackt hadde gevonden, het selve werck eerst in den jaare 1665 in quart te herdrucken, met seer groote kosten, dogh dat hij daar op sijnde gecomen te overlijden, sij suppliantes met 1685 exemplaren van dien druck was blijven sitten’. Zij vreesde nadruk en ook dat zij, ‘van haaren man gedestitueert, deselve soo niet soude connen verhandelen, ende vercoopen waardoor dan de suppliante de principaalste studt hares handels ende de welvaart van haar ende haare kinderen soude werden benomen.’ De
erfgenamen van Cats hadden haar man nog de laatste vermeerderingen gegeven. Op 28-7-1670 verlengden de Staten van Holland het privilege. Tot de uitgaven, die zij in 1682 verkocht, behoorden ook de werken van Cats. Of de uitgaaf van 1712 in folio 2 delen van Alle de wercken van den Heere Jacob Cats bij een combinatie van boekverkopers (zie deel III 146) op de drukkerij van de Erven der weduwe Schippers werd gedrukt, zoals Brunet vermeldt, kan ik niet zeggen. Het is niet onmogelijk; ik vermoed echter, dat Brunet zijn bericht slechts grondt op het voorbericht van J.J. Schipper van 1658, dat hier ook nog is opgenomen.
1660 verscheen een boek van J. de la Court, Consideratien, zonder diens naam en met adres: ‘T'Amsterdam, bij Jan Jacobsz Dommekracht.’ (KS 188 en 684). Of dit werkelijk een uitgaaf van Schipper, wiens vader de naam Dommecracht voerde, was, kan ik niet zeggen. Het is blijkens de vignetten een druk van Cornelis de Bruyn.
1662 was hij reeds bezig met het laten drukken van de Opera omnia van Joannes Calvijn (KS 684, zie ook deel III 158). Dit werk in folio in 9 delen heeft op de aparte delen steeds de vermelding ‘Amstelodami, apud Joannem Jacobi Schipper. 1667’, daarvoor echter een algemene titelpagina, ‘Joannis Calvini Noviodunensis Opera omnia; in novem tomas digesta’, met het adres ‘Amstelodami, apud viduam Joannis Jacobi Schipperi, 1671’. In 1671 verkocht de weduwe aan een aantal boekverkopers 25 of 50 exemplaren voor f 50. - per stuk (KS 1340 en 1443). Deel II etc. hebben op verschillende plaatsen de vermelding ‘Amstelodami, Ex typographia Borritii Jansonii Smit 1667’. Deze Borrit Jansz Smit, die in 1662 tezamen met Schipper een boek uitgaf (Ledeboer), was niet alleen boekdrukker, maar ook boekverkoper. In 1667 verkocht hij zijn boekdrukkerij (KS 735-736). Blijkbaar werkte hij nauw samen met Schipper, zoals o.a. uit de reeds genoemde procuratie van 1664 blijkt. Naast zijn handel in boeken, o.a. ook veel in Hebreeuwse, handelde hij ook in andere zaken, zoals lijnwaad (N.A. 2585 not. de Grijp 8-4-1666 en N.A. 2971, 795 not. de Vos 14-12-1670). In 1667 of 1672, toen hij failliet ging, moet hij bedankt hebben voor het gilde, in 1689 werd hij weer lid. Op 8-9-1695 werd hij van de Weesperstraat uit op het Anthonieskerkhof begraven.
1677 en 1683 zagen drukken het licht met het adres van de weduwe van Jan Jacobsz Schipper en de plaatsnaam Antwerpen (KS 693-694), met illustraties o.a. van R. de Hooghe.
1677 verschenen ‘A Amsterdam chez la veuve de Schippers’ Le Nouveau Testament, 1678 La Bible qui est toute la Ste Ecriture du Vieil et du Nouveau Testament en 1683 Les Pseaumes de David. Zoals ik reeds vermeldde deed zij deze over aan een combinatie van boekverkopers eind 1682. De nieuwe druk van Le Nouveau Testament, die zij in 1683 of 1684 leverde, draagt het adres:
| |
| |
‘A Amsterdam, Chez Sander Wybrants, Dans le Heere-straat, & Aert Oossaen, sur le Dam, 1684.’
1682 verscheen bij haar Le Grand dictionaire François-Flamen et Flamen-François van J.L. d'Arsy, die vroeger door de Waesberge's was uitgegeven (Riemens 265).
1684 verscheen bij haar Van de Grootdadigheyt der breedt-vermaerde regeringhe van de stadt Brugge, van Joost de Damhouder.
| |
Drukkerij en lettergieterij
1633 verscheen een Engelse bijbel met de vermelding ‘Imprinted at Amsterdam, for Thomas Crafoorth. By John Fredericksz Stam, dwelling by the South-Church, at the signe of the Hope. 1633. Cum privilegio.’ (Darlow and Moule 364 en 191). Later moeten nog vele bijbels door Stam zijn gedrukt zonder vermelding van zijn naam. A.F. Johnson geeft hierover en over de verdere Engelse uitgaven van Stam vele bijzonderheden in zijn artikel ‘J.F. Stam, Amsterdam, and English bibles’ (The Library 1954, 5de serie, IX, 185-193). Betreffende de uitgaaf van 1633 vond ik geen notariële acten, wel over latere. Een acte van 16-12-1639 voor not. van de Ven (N.A. 1056, 81) leert ons, dat de twee Engelse kooplieden Thomas Craford en Thomas Stafford toen lieten drukken bij Willem Christiaens te Leiden (KS 1244-1246, ten onrechte zonder datum en met vele fouten: men leze op p. 1245 Staffort en verwaarloze de noten). Er was toen reeds een twist tussen beiden; waarschijnlijk daarom droegen beiden de rechten aan anderen over. Thomas Stafford deed dit op 14-1-1641 voor not. Carels aan Thomas Loof en verklaarde toen, dat de 1600 exemplaren te Amsterdam en te Leiden waren gedrukt. Op zijn beurt gaf Loof op 1-2-1641 Stafford weer machtiging tot verkoop van deze bijbels. (N.A. 732, 10 en 25, KS 1371). Op 14-2-1641 droeg Craford voor not. van de Ven ter verzekering van een borgtocht ten behoeve van hem o.a. zijn aandeel in deze bijbels over (N.A. 1058, 47). Op 16-5-1642 sloot Craford voor not. van de Ven een overeenkomst met Stam. Zij rekenden af ‘wegens 't drucken van seeckere bijbels, betaalde loonen ende geleverde papieren en figeuren tot den bijbel in 4o’ en maakten een nieuw contract over het drukken door Stam van ‘12000 Engelse bijbels, te vouwen in twaelve en dat int geheel op 37 vellen papier met een nieuwe nonpareil romeinse letter, wesende yder blad 24 rieme papier, welck papier en yder blat vandien Craffort
selver sal tellen ende tcas uytschieten ende affgedruckt sijnde door Jan Frerixsz thuys te behandighen, te leveren 's weecx een bladt alles schoon ende perfect ofte soo veel met een pars gedruct can werden ende dat ten prijse van 82 gulden yder blat’. Van het totale bedrag van f 3034. - zou f 1133. - worden afgetrokken, die Stam Craford nog schuldig was volgens de bovengenoemde afrekening; de f 1901. -, die overbleven, zouden verdeeld over de 37 bladen, worden afgerekend. (N.A. 1062, 58-59). Dit waren vermoedelijk de bijbels, waarvan zij op 29-3-1644 6000 exemplaren aan Hugo Fitz verkochten (KS 1453-1454). Op 26-8-1642 werd Craford, 40 jaar oud en geboortig van Reading, verhoord, daar hij op 19-8- een geschrift tot laster van Staffort aan Constantijn Willems had gegeven, die het op de Beurs had voorgelezen aan not. Joseph Steyns. Op 11-9-1642 werd Craford veroordeeld tot zes weken op brood in de Jan Rodenpoortstoren te zitten en tot betalen van de kosten (R.A. 305, 68vo). Op 14-7-1649 werd hij opnieuw verhoord, o.a. wegens belediging van de substituut van Buyl, en op 30-7- als een ‘oproerigh mensch, pasquilmaeker, en vuyle vagabond’ voor vier jaar uit de stad verbannen (R.A. 307, 257vo en 580, 215). Stafford was reeds in 1644 overleden; eind december staat hij opgetekend in het begraafregister van de weeskamer (Zuiderkerk). Op 29-1-1647 bewees zijn weduwe, Susanna Offwood, met wie hij in 1627 te Amsterdam was getrouwd - hij kwam uit Selby -, volgens condemnatie van de Hoge Raad f 6000. - aan haar twee kinderen (Inbr. 27, 84vo). Blijkbaar had intussen Stam zelf de wegen gevonden om zijn bijbels naar Engeland te krijgen; men hoort althans niet meer van contracten met anderen.
| |
| |
Op 26-5-1650 verklaarde Jacques Vallet, wonend in de Pieter Jacobsstraat, voor not. van der Hoeven, aan Stam schuldig te zijn f 5000. - voor de koop van een lettergieterij, die hij in 12 jaar zou aflossen en waarvoor hij 5½% interest zou betalen. Tot 1-1-1651 zou Stam een matrijs parel, romein en cursief nog zelf mogen gebruiken. (N.A. 1657, 89vo). In ditzelfde jaar 1650 hertrouwde Stam met de Rooms-Katholieke Cornelia Steenoven, enige maanden nadat zijn stiefdochter Susanna Veselaer, van zijn huis uit in de Zandstraat, was getrouwd met Jan Jacobsz Schipper. Stam, wiens laatste uitgaaf in 1664 verscheen, verkocht het huis met drukkerij in de Zand- of Bisschopsstraat voor f 8000. - op 24-6-1660 (Kw. 2 H, 200) en stierf in 1667 op de Kloveniersburgwal in een huis van zijn schoonfamilie. Ik kan niet zeggen of Schipper zich reeds tijdens het leven van zijn vrouws stiefvader bezig hield met het drukken van Engelse bijbels. In ieder geval deed hij dit na diens dood en gaf hierin de weduwe Stam ook een aandeel (KS 687-688). Intussen waren echter ook anderen zich hiermee bezig gaan houden.
Reeds in 1661 hield de bekende Portugees Joodse koopman Joseph Athias (geb. Lissabon (?) of Spanje 1634/35, st. 4-5-1700, ondertr. 4-5-1663 Isabella Duarte; zie J.S. da Silva Rosa: ‘Joseph Athias (1635-1700). Ein berühmter jüdischer Drucker’ in Sonderheft der Soncino-Blätter Berlin 1930, 107-112) zich ook bezig met het drukken van Engelse bijbels (KS 1136). Hij was op 31-3-1661 gildelid geworden, maar werd reeds op 25-6- en 2-7-1659 gedaagd door de schout wegens het drukken van bijbels tegen de placcaten (Schoutsrol). Hadden Stam en de zijnen Vallet als lettergieter in dienst, Athias had als zodanig Cornelis Glauwe. Op 25-2-1669 sloten zij een overeenkomst voor not. Lock, dat Glauwe 1200 pond paerel letters zou maken en gieten en nog zoveel meer als Athias voor het drukken van een Engelse bijbel nodig zou hebben, van hetzelfde soort als hij reeds had gemaakt. Hiervan zou hij elke maand 200 pond leveren tegen contante betaling van 1 gulden het pond en bovendien f 40. -, als alles geleverd was. Als Glauwe in gebreke bleef, zou hij f 50. - boete aan de armen moeten betalen. Als hij anderen letters van deze matrijzen leverde, zou hij f 1000. - verbeuren aan Athias en zou die alle matrijzen, die hij aan Glauwe voor f 245. - had verkocht en geleverd, voor dat bedrag mogen terugnemen. Na afloop van het werk mocht Athias, indien hij wilde, de matrijzen ook terugnemen. (N.A. 2229, 512). Op 22-9-1670 wist Athias, die bij de Staten van Holland in hoge ere stond, privilege te krijgen voor de Engelse bijbels (KS 1136-1137). Op 1-10-1670 legden Mercy Arnold, vrouw van Joseph Bruyningh, en Steven Swart ten verzoeke van de weduwen Stam en Schippers voor not. Outgers een verklaring af, dat Athias hun 26-9- door een gerechtsbode had aangezegd privilege van de Staten-Generaal(!) te hebben en dat zij de volgende dag naar Athias waren gegaan om het privilege te zien en te
vragen, hoe het met de bijbels zou gaan, die ze reeds gedrukt hadden, waarop Athias antwoordde, dat de Staten gezegd zouden hebben, ‘dat sij requiranten rijck genoegh waeren, en hadden langh genoegh gedruckt.’ Daaraan voegde hij nog toe, ‘dat hij macht had omme alle andere bijbels uyt der boeckvercoopers huysen te haelen, uyt sijn eygen authoriteyt, sonder assistentie van dienaers off andersints, seggende verder hij Attias dat hij den heere schepen Blaeuw meede deselve interdictie gedaen hebbende, den selven heer Blaeuw hem daer op seer beleefdelijck hadde bejegent, ende geseght niet een letter off bladt van eenigh ander Engelse bijbel in huys te sullen houden, maer alles de requiranten thuys te senden, met diergelijcke woorden in substantie, welck sij attestanten verstaen van voors. Atthias gefingeert en gelogen te sijn’. (N.A. 3205, 9). Uit de reeds genoemde acten (KS 687-690) blijkt, dat de combinatie Stam-Schippers eerst bij Keur te Dordrecht, toen bij Blaeu de bijbels liet drukken; vandaar dat Athias daar zijn aanzegging had laten doen. Op 1-10-1670 deed not. Outgers namens de weduwen Stam en Schippers aan de vrouw van Athias, die ook hun op grond van zijn privilege aanzegging had gedaan geen Engelse bijbels uit te geven of te verkopen, aanzegging dat de Staten 29-9-1670 op het rekwest van de weduwen aan gedeputeerden van Leiden, Amsterdam en Hoorn
| |
| |
hadden opgedragen beide partijen te horen en zolang het privilege op te schorten (N.A. 3205, 11). Terwijl die zaak hing sloten de weduwe Schippers, James Ward en Steven Swart (zie voor zijn activiteit in zake Engelse bijbels ook aldaar) voor not. Tixerandet op 24-7-1671 een overeenkomst een Engelse bijbel in folio augustijn letters te zullen drukken, de weduwe voor de helft, de beide anderen voor 1/4. Alleen met aller goedvinden zou men tot herdrukken overgaan of tot het drukken van een uitgaaf in 4o. De prijs zou gezamenlijk worden bepaald en de verkoop voor gemene rekening geschieden, waarvan viermaal per jaar een afrekening zou worden gemaakt. (N.A. 3679, 769).
Op 12-11-1670 werd de weduwe Stam in de Oude Kerk begraven. Haar enig kind, Anna Maria Stam, trad in haar plaats, en op 8-8-1672 werd voor not. van den Ende een overeenkomst gesloten tussen haar en de weduwe Schippers over de bijbels in 12o, 18o en 24o, waar ze beide aandelen in hadden. Uit de overeenkomst blijkt, dat er ook nog een bijbel in parel letter in 12o, van Stam afkomstig, was, waarin de weduwe Schippers een aandeel had gekregen. (KS 688-690). Athias had blijkbaar niet op geheel goede gronden zijn privilege van de Staten van Holland verkregen. De bovengenoemde gedeputeerden moeten de beide partijen verzoend hebben, met als resultaat een privilege voor de combinatie Schippers-Stam en Athias tezamen van 4-12-1673 voor Engelse bijbels in alle formaten. Daaruit blijkt o.a., dat het zetsel steeds bleef staan, zodat men steeds in enkele dagen een bijbel kon afdrukken, en dat beide partijen tot overeenstemming waren gekomen dit voortaan tezamen te doen. (KS 690-691). Op 5-9-1673 was inderdaad een overeenkomst gesloten tussen de combinatie Schippers-Stam en Athias voor not. Padthuysen van 18 artikelen. Art. 1 ‘Dat dese compagnie ende societeyt bestaen zal int drucken ende vercopen van Engelsche bijbels met Engelsche en Schotse psalmen, van soodanige soorten ende formaten als hier onder naerder sal werden verclaert’, voor 15 jaar, begonnen op 3-8-1763, waarbij uitvoerige bepalingen worden gemaakt over uittreden of sterven van een der compagnons. Art. 2 ‘Ende omme tot dese compagnie ende societeyt te treden, ende daer aen een begint te geven, soo comen de voors. eerste comparanten in deselve met een Engelse bijbel in pagines gecomponeert in 12en met een letter op de Engelsche manier, hebbende negenendartigh bladeren en een halff, met Engelsche en negenendartigh met Schotse psalmen, waer van yder colom van elck pagie hout... regulen, sijnde de letters van dien
gegoten door Jacques Vallet. Item met noch een bijbel in 18en mede in pagines gecomponeert, hebbende ongeveer vijffentwintigh bladeren met de Engelsche ende Schotse psalmen, welcke vijffentwintigh bladeren als noch niet voluyt geset staen, maer voluyt gegoten sullen connen werden op deselve matrice, ten ware deselve quam te vervremden, in welcken gevalle men sien sal deselve te doen uytgieten op soodanige matrice, als best bequaem daer bij sal gevonden konnen werden, ende houd yder pagie... regulen, sijnde int geheel gegoten door den voorn. Jacques Vallet, ende noch een oude bijbel van de selfde gelijckheyt in pagines, in 12en dewelcke de voors. Juffr. Stam, tharen huyse was druckende, dewelke is hebbende dryenveertigh bladeren ende een halff met d'Engelsche psalmen, ende drieenveertigh bladeren met de Schotse psalmen ende houdt yder pagie 65 regulen, wesende gegoten door des voors. juffr. Stams vader zal., behorende de voors. drie bijbels de voors. twee eerste comparanten toe. Ende den voorn. laesten comparant komt in de voors. comp. met twe Engelse bijbels in vormen gecomponeert, te weten eene in 12en, hebbende achtendartigh bladeren, met de Engelse psalmen, ende zevenendartigh bladeren ende een halff met de Schotse psalmen ende d'andere in 18en dewelcke is hebbende vijffentwintigh bladeren ende een halff met d'Engelse off Schotse psalmen, wesende beyde de voors. bijbels gesloten in ijsere ramen met hunne vormen binnenin van ebbenhout, ende in hunne cassen gedaen ende yder bladt met sijn nomber, houdende de bijbel in 12en negenentsestigh regulen yder colom van elck pagie, dewelcke voort merendeel gegooten is door Christoffel van Dijck ende de
| |
| |
rest door Cornelis Glaw, ende die in 18en daervan hout yder colom van elck pagie 78 regulen ende eenige 77 regulen, wesende deselve ten eenemael gegooten door den voorn. Cornelis Glaw, welcke voors. twee laeste bijbels den voorg. laesten comparant alleen toebehooren.’ Art. 3 Alle bijbels zullen voor rekening van de compagnie ten huize van Athias worden gedrukt. Bij zijn sterven zullen de compagnons iemand anders daartoe kiezen, eventueel de zoon van Athias. Hij zal daarvoor ontvangen voor iedere riem papier, gerekend op 21 boek, f 1.16. - voor de 12o bijbels en f 2.2. - voor de 18o bijbels, welke per week zullen worden afgerekend. Art. 4 De wed. Schippers en Athias zullen daartoe ieder een eigen huis huren, zo dicht mogelijk bij elkaar. Art. 5 Alle onkosten en inkomsten zullen worden gedeeld, met uitzondering van de onkosten van de letters, ‘die nodigh sullen zijn te geschieden om de bijbels in hunne perfectie te conserveren, dewelcke betaelt sullen moeten werden bij diegene alleen, aen welckers bijbels deselve sullen wesen gedaen.’ Art. 6 De bijbels zullen worden opgeslagen ten huize van één van beiden of, als er geen plaats is, in een pakhuis en wel onder twee sleutels. Bij verkoop zal iedere partij direct de helft aan de andere partij afdragen. ‘Ende dewijle alle verkopingen sullen moeten verstaen werden contant geschiet te sijn, soo sullen oock alle diegene die het een percento willen genieten contant moeten betalen, en die gene die vercoopt, voor de penningen moeten instaen, ten ware men aen Swart en van der Vlugh (verbeterd in: Vluyn) of die men bij haer soude willen egaleren, eenigh voordeel wilde toestaen, aen de welcke de vercopinge sijnde geschiet, sal het risico gemeen zijn, doch sij insgelijcx aen prompte betalinge moeten gehouden worden.’ (deze passage tussen’ is later doorgestreept). Art. 7 Minimumprijzen
waaronder de compagnons niet mogen verkopen, worden vastgesteld als volgt: a. de bijbels van Athias in 12en op grof papier met psalmen 12 st. 't stuk, b. idem op fijn papier 14 st., c. bijbels in 12en van Schippers ‘met een letter op d'Engelsche manier, met psalmen’ op grof papier 12 st., d. idem op fijn papier 15 st. ‘off soo als men successivelijk sal goetvinden’, e. bijbels van Stam in 12en, ‘zijnde d'oude bijbel’ op grof papier met psalmen 12 st., f. bijbels in 18en met psalmen van beide partijen 18 st., g. bijbels in 24en, ‘die den voorn. laesten comparant opgemaekt in wesen heeft, sijnde 10254 stucx, ende van welke soorte d'eerste comparanten in desen, omtrent een gelijke quantiteyt hebben, deselve sullen vercocht werden tot twintigh stuyvers t'stuck’. Art. 8 Bij verkoop tegen een lagere prijs moet de overtreder niet alleen het te kort betalen, maar ook f 1000. - boete ten behoeve van de anderen. Art. 9 Bij verkoop van 1000 exemplaren van één soort, zal de eigenaar f 40. - krijgen voor de onkosten van de letters, juffrouw Stam voor haar oude bijbels f 30. -. Art. 10 Alle papier zal contant worden gekocht. Als een der compagnons geen gereed geld heeft, zal een ander dat voorschieten tegen 5% interest. De fourneerder zal zijn voorschot mogen inhouden op de verkochte bijbels. Art. 11 De compagnie zal zijn ten name van de wed. Schippers, A.M. Stam en J. Athias. Art. 12 Ieder van de compagnons zal, telkens wanneer hij dat wil een balance van de bijbels, die in wezen zijn, mogen maken. Art. 13 Indien iemand verzuimt verkochte bijbels op de rekening van de compagnie te brengen, zal hij f 1000. - verbeuren. Art. 14 Ingebracht worden door Schippers-Stam a. 11000 bijbels in 18en compleet ‘van de soort van juffr. Susanna Veselaer hier voren vermelt’, b. 10500 in 24en die de voorn. eerste comparanten nog compleet
hebben, c. 3500 compleet in 12o van een Engelse letter op grof papier, d. 2800 van dezelfde soort, die onderhanden zijn. ‘Doch dewijl de weduwe Schippers, mits den grooten ommeslagh harer boeken, hier en daer onder hare andere assortissementen lichtelijck eenige packen van bijbels soude konnen vinden, soo is verstaen, dat zij deselve gevonden werdende sal mogen in de comp. inbrengen op deselfde voet als de hierboven gespecificeerde, doch sal sij van den vercoop der alsoo te vindene bijbels in 18en aen Sr. Athias de gewonelijke provisie geven, tselve oock verstaende van de bijbels die aen Sr. Swart voor desen vercoft sijn, indien die om redenen mochten wedergenomen werden.’ d. ± 11000 bijbels, die juffr. Stam op
| |
| |
grof papier gedrukt heeft, zijnde van d'oude soort, behalve 3000 bijbels, waarvan 2 bladeren afgedrukt zijn. Ingebracht worden door Athias a. 10254 bijbels compleet in 24en, b. 1105 compleet in 18en, c. 899 compleet in 12en op fijn papier, d. ± 1100 bijbels in 12en, die hij onderhanden heeft en waarvan 13 bladen gedaan zijn. Al deze bijbels zullen voor gemeenschappelijke rekening worden verkocht, behalve 9895 bijbels van de 11000 in 18en, die de eerste comparanten voor eigen rekening voor de bovengenoemde prijs mogen verkopen. Hiervoor en voor het feit, dat er alleen na de verkoop van alle bijbels verder zal worden gedrukt, tenzij alle compagnons speciaal toestemming geven, zullen de eerste comparanten Athias een verering geven tot zijn genoegen. Voor bijbels die nog boven de opgesomde zullen worden ingebracht, zullen het papier en drukkosten (als in art. 3) met enkele kleine onkosten worden vergoed. Art. 15 Om moeilijkheden te voorkomen, wordt vastgesteld, dat Athias reeds ± 5700 bijbels van de grove soort in 12en voor 11 st., 50 op fijn papier voor 13 st. en nog 50 in 18en voor 17 st. heeft verkocht, welke bijbels hij reeds grotendeels heeft geleverd, zodat hem wordt geconsenteerd het restant van 1500 nog te leveren. Art. 16 Zolang ze geen twee huizen naast elkaar kunnen vinden en door uitverkoop tot nieuwe drukken moeten overgaan, zullen de eerste comparanten om alle kwade suspicie weg te nemen de vormen van hun drie bijbels aan Athias geven behalve drie à vier bladen van elke bijbel, die zij met 1 blad van Athias' bijbel in 12en zullen laten drukken op de voet, zoals in art. 3 vermeld. Zodra ze naast elkaar wonen, zal ieder zijn eigen vormen bewaren. Art. 17 Daar de eerste comparanten enige nieuwe letters bezitten, welke niet voor de bijbels zullen worden gebruikt, wordt bepaald, dat als deze worden gebruikt in enig werk, dat Athias voor de helft aangaat, die de helft van de kosten ervan zal betalen. Art. 18 Geschillen zullen
moeten worden afgedaan door arbiters, door beide partijen te benoemen. Als een van beide partijen een proces begint, zal hij behalve kosten etc. f 1000. - aan de armen moeten betalen. Als getuige bij dit contract fungeerde o.a. Andreas Fries. Op 30-1-1676 werd er nog aan toegevoegd, dat de weduwe Schippers en Athias steeds beiden voor alles moesten ondertekenen. (N.A. 2907, 597). Op 5-9-1673 kwamen de wed. Schippers en Athias voor not. Padthuysen overeen, dat geen van beiden, zolang de overeenkomst duurde, iets in het Engels zou mogen drukken, tenzij voor rekening van de compagnie, en dat in een bijbel, die ze buiten het bovengenoemde contract om opnieuw lieten drukken, Athias de helft zou hebben, maar in de bijbel in folio en in 4en slechts 1/4. Indien Athias dat wenste, zou alles bij hem worden gedrukt tegen f 1.16. - voor ieder riem (van 21 boek) boven de onkosten van compositie en nazien. (N.A. 2907, 611). Op 5-11-1673 trad Anna Maria Stam in het huwelijk met Volckert de Vlaming van Oudtshoorn en op 5-4-1674 sloot zij met de wed. Schippers een overeenkomst met nadere regeling omtrent haar rechten en plichten ten aanzien van de onderneming van 1673 (KS 769 en 691-692). Op 20-11-1674 werd Joseph Athias gedaagd door de schout wegens het koken van drukinkt tegen de keur, maar de schout werd opgelegd nader bewijs te leveren (Schoutsrol).
In zijn grote werk over de lettergieterijen vertelt Enschedé, hoe Athias op 14-5-1681 de lettergieterij van de weduwe Elsevier kocht en hoe op diezelfde dag vijf meester-lettergieters, Dirck Voskens, Johannes Adams, Jan Barentsz Hessingh, Leendert de Jonge (Enschedé maakt hier ten onrechte van: Jan Barentsz en Hendrik Leendert de Jonge; voor de laatste zie men deel III 184) en Hendrick Claese, en acht lettergietersknechten, waaronder Herman Conradt Mandelslo, overeenkwamen voor not. Hellerus om niet te werken op ‘zodanige matrijzen als op dato deses verkocht zijn in de Handboogsdoelen uit het sterfhuis van Daniel Elsevier, gemaakt bij Christoffel van Dijck en gekocht bij Joseph Athias’, bij overtreding waarvan men 100 zilveren ducatons aan de diaconie van de Geref. kerk zou betalen (N.A. 2512, 123). Ongetwijfeld was ook de drukkerswereld in opstand over het optreden van de combinatie Schippers-Stam. In het gilde-archief is een gedrukte overeenkomst tussen 29 meester-drukkers van 7-7-1681 bewaard, waarbij zij zich verbonden elkaars
| |
| |
knechten niet te nemen, indien ze niet een handschrift (getuigenis) konden overleggen. Van de belangrijke drukkers ontbreekt Athias. De ondertekenaars waren Abraham Wolfganck, Hieronymus Sweerts, Gillis Joosten Zaagman, Paulus Matthijsz, Joan Blaeu, Herman Aeltsz, Otto Barentsz Smient, Cornelis Jansz Zwol, Daniel Bakkamude, Christoffel Conradus, Pieter Messchaert, Joannes Stichter, Casparus Lootsman, De weduwe van Jacob de Jonge, Willem de Jonge, Alexander Lintman, Jacobus Bouman, Jan Appelaar, Hendrick Hermansz, Frans Lamminga, Pieter Timmers, Jacobus van Hardenberg, Jan Witvoet, Willem Gort, Barent Otto Smient, Dirck Boeteman, Abraham Oloffz, Lucas Bijsterius en Philips Levi. (G.A. 56, 34). Enschedé beschrijft, hoe reeds blijkens advertenties van 17-6- en 15-7-1683 Bus en ook de bovengenoemde Mandelslo belast waren met de zorg voor de lettergieterij. Mandelslo(h) (op 11-7-1681 bij zijn ondertrouw voor de kerk met Anna Lubbers 28 jaar oud en geboortig van Lüneburg) woonde in de Utrechtse straat en tot 1686, toen het gebouw op de Nieuwe Herengracht kwam, was bij hem de lettergieterij gevestigd (KS 18).
Op 8-3-1685 sloten de wed. Schippers en Athias voor not. Lansman een overeenkomst over het te timmeren huis, die ik reeds noemde (N.A. 4706, 18). Op 13-3-1685 voegden ze hieraan toe voor dezelfde notaris, dat aan de ene zijde van het huis een werkhuis zou worden gemaakt voor en ten dienste der drukkerij van hun gemeenschappelijke Engelse negotie en dat onder de gieterij een woning voor Jan Bus, de meesterknecht, en zijn familie zou worden gemaakt. Het gereedschap van de gieterij zou onder directie van Jan Bus en zijn opvolgers staan. Boven de gieterij zou een grote pak- of vergaarzolder worden gemaakt, voor het opslaan van papier en het vergaren van de gedrukte Engelse bijbels. Wanneer er 3000 of hoogstens 4000 bijbels waren, zouden die worden overgebracht worden naar de zolders van de weduwe Schippers, zowel wegens het brandgevaar als wegens meerder zekerheid. De vergaarzolder en gieterij moesten elke avond door Jan Bus worden gesloten, die de sleutel zou hebben. De turf van de gieterij zou op de zolder daarvan bewaard worden. De letters van de weduwe zouden bewaard worden op een aparte afgesloten kamer, in het huis van de gieterij te maken, waar de weduwe dit het beste vond. Zij alleen zou daarvan een sleutel hebben. Athias zou hiervoor en voor de woning van de meesterknecht jaarlijks f 50. - mogen korten op de huur van 4%, die afgesproken was. Jan Bus zou alleen met beider instemming mogen worden ontslagen en een opvolger zou ook zo moeten worden aangesteld. Van alle letters, die aan Athias werden aanbesteed om te doen gieten, moest Bus de weduwe wekelijks opgaaf doen. Ook moest hij elke zaterdag bij de weduwe of haar schoonzoon, Jan Baptista Swanen, rekening doen van de drukkerij, gieterij en verdere gemeenschappelijke negotie. Hij moest dan de matrijzen, die niet nodig waren, aan de weduwe brengen en andere daarvoor meekrijgen uit de kast met matrijzen in haar huis, waarvan Athias de sleutel had. Athias zou verder zonder medeweten van de
weduwe van niemand geld mogen ontvangen en ook niet op zijn Hebreeuwse matrijzen enige letters mogen laten gieten zonder haar voorkennis. Hij zou binnen zes maanden f 5000. - tegen 5% interest aan de weduwe moeten lenen als een borgsom (N.A. 4706, 20).
Op 25-4-1686 was blijkens een advertentie in de Haarlemse Courant de lettergieterij op de Nieuwe Herengracht in werking. Op 31-5-1686 vond de afrekening tussen de weduwe Schippers en Athias over de bouw plaats voor not. Lansman (N.A. 4707, 62). Op 17-9-1686 verklaarde Athias, aan de weduwe Schippers f 4500. - schuldig te zijn voor wisselpenningen, contanten en het restant van een portie in de gieterij, waarin voortaan ieder van hen beiden de helft zou toekomen. Bij de eerste vermaning zou hij de bovengenoemde som restitueren met interest van 5%, met ingang van 1-5-1686. Borg was zijn zoon Imanuel, die hem bij zijn overlijden zou opvolgen in de gemaakte contracten en gieterij alsmede pensoenen en matrijzen, waarvan de weduwe er tot haar securiteit enige onder zich had. (N.A. 4707, 101). Op 16-3-1691 kregen de weduwe Schippers en Athias ver- | |
| |
lenging van het privilege van 1673, dat reeds in 1688 was afgelopen. Het rekwest geeft een goede kijk op het bedrijf: ‘Engelse bijbels in alderhande formaten in folio, quarto, octavo, twaelve, achthienen en vierentwintigen, en andere formaten, waartoe sij supplianten groote excessive oncosten hadden gedaen, alsoo verscheyde sortimenten van bijbels hadden in forme staen, op sulcke manier dat diergelijcke in de werelt noyt gehoort, off gepractiseert was, als bij haer supplianten hier te lande, alsoo in den tijt van vier uyren twee hondert en vijftigh bijbels soo met de singende psalmen, als anders ten vollen compleet conden drucken, en op nieuw daer noch bij gevoeght tot het getal van vijff besondere bijbels, die alle in formen geset bleven staen sonder te breecken, ofte te distribueeren, tot verwonderinge van allen ende een yder die 't sagh. Door welck drucken en vercopen seer veel pampier waren consumerende tot merckelijck proffijt van den lande, gelijck genoegh kenbaer was, moetende sij supplianten tot dit voorn. werck continueel seer veel menschen in haer dienst hebben, hetwelcke alles
met een onbegrijpelijke costen van de supplianten was gedaen.’ Een bevestiging van dit relaas vindt men o.a. bij Jacobus Le Long, Bibliotheca sacra, dat te 1704 te Parijs verscheen (II 270).
Blijkens advertenties van 9-7-1695 en 22-11-1698 was de lettergieterij toen nog in volle werking (A.C., zie KS 114). Ook de drukkerij werkte voor vreemden, zoals blijkt uit een adv. van 31-5-1696: ‘Ter drukkerije en lettergieterije (van wijlen Christoffel van Dijk) tot Amsterdam, bij Athias over de Nieuwe Plantagie, kan een ider naer sijn genoegen met den eersten gerieft worden, soo in 't drukken als lettergieten, etc. (A.C.). Stellig staat deze advertentie in verband met het faillissement van Joseph en zijn zoon Manuel Athias. Op 29-12-1695 werd een curator benoemd (D.B. 309, 50vo). Op 7-5-1696 werd een accoord gesloten met de crediteuren voor uitbetaling van 22% over een bedrag van f 36746. -. Bij de crediteuren vond ik slechts één boekverkoper, Paul Marret et fils, met f 3520. -. De combinatie met de wed. Schippers viel blijkbaar geheel buiten het faillissement. Op de inventaris van de inboedel vindt men als enige teken van de boekhandel ± 300 boeken vermeld. (D.B. 398, 59vo). Na afloop van het faillissement ging blijkbaar alles gewoon verder. De Hebreeuwse boeken, die Athias en, na zijn dood, zijn zoon, er drukten, behoorden waarschijnlijk tot het gewone loonwerk van de drukkerij. Op 29-11-1701 werd geadverteerd, dat een druk van Imanuel Athias, het eerste deel van “de werken van R.M. Bar Maymon (gemeenlijk genaemt Maymonides)” binnen enkele dagen zou uitkomen, maar dat men nog kon intekenen voor gewone exemplaren f 26. -, op groot papier f 44. -. Daartoe kon men zich “addresseeren tot Amsterdam op de Heere-gragt, over de Plantagie, ter drukkerije van Athias, alwaer de conditien en de exemplaren sullen te bekomen zijn.” (A.C.). Ik vermeldde reeds (zie adressen), hoe Imanuel Athias en Jacob Cleyburgh, de schoonzoon van de wed. Schippers, in 1702 tot een vergelijk over de gebouwen kwamen. Uit het daartoe gerichte rekwest aan het
gerecht blijkt, dat de weduwe Schippers “ter oorzake zij met hem Athias een compagnie van 't drucken van Engelse bijbels heeft gehad en sware negotie met hem gedreven” een merkelijke som van hem te vorderen had, welke de boedel van de weduwe niet kan verhalen (R.A. 789, 172). Nog in augustus 1703 gaven overlieden gunstig advies op het rekwest van de erfgenamen van de wed. Schippers en Athias om verlenging van het privilege voor de Engelse bijbels, daar dit in tegenstelling tot het kerkgoed in het Hollands niemand tot nadeel kon strekken (G.A. 56); desondanks werd het privilege niet meer gegeven. Op 9-3-1707 gaven Jacob Cleyburgh en Imanuel Athias voor not. Lansman procuratie aan Jan Bus om een geldsom te innen en op dezelfde dag indemniteit aan Gerard van der Vluyn en Anthony van Roon, boekverkoper te Rotterdam, die voor hen borg stonden voor dit bedrag van f 809.13. -, te innen van Alexander Molenaergraff of zijn erfgenamen. (N.A. 4722, 9 en 10). Dit is de laatste gezamenlijke acte van Schippers en Athias en ik vermoed, dat in deze tijd of kort daarna de verkoop door Athias aan Jacob Cleyburgh van zijn helft in de
| |
| |
Engelse bijbels, drukkerij en lettergieterij voor f 6000. -, die later in vele acten - helaas zonder datum - wordt genoemd, heeft plaats gevonden. Bij dit contract had Athias zich “het recht van nadering off redemptie” voorbehouden (blijkens een acte van 14-3-1714 voor not. Cantillion te Brussel, waarbij Jan Jacob Dommer deze helft in de lettergieterij en drukkerij, die hij op 8-12-1712 voor not. J. Snoeck van zijn moeder mee ten huwelijk had gekregen, voor f 6000. - aan haar terugverkocht). Het is - ondanks alle genoemde acten - niet geheel uitgesloten, dat het contract van 1702 dateert, toen ook de regeling omtrent het huis werd getroffen. Waarschijnlijker lijkt mij echter, dat het in de jaren 1707-1709 werd gesloten. Op 3-4-1710 deed notaris van der Groe namens Jacob Cleyburgh insinuatie aan Athias om de persen en andere goederen, die hem toebehoorden, van de drukkerij op de Nieuwe Herengracht te laten weghalen, daar hij aan de herhaalde verzoeken daartoe van Cleyburgh geen gehoor had gegeven. Athias antwoordde daarop, dat hij dat op maandag of dinsdag zou laten doen. (N.A. 4218, 55). Athias betaalde nog jaarzang aan het gilde tot en met 1707, waarna genoteerd werd “arm”. Op 9-6-1711 werd de drukkerij van Athias bij executie door de concierge verkocht (G.A. 88). Hij zette echter de boekhandel voort (KS 18-23). Op 3-1-1714 stierf Imanuel Athias. Hij was niet getrouwd en de Hebreeuwse matrijzen, die hij uiteraard zelf had gehouden, kwamen in het bezit van een ver familielid, Abraham Athias (geb. Amsterdam 1684/85, zoon van Raphael Athias, koopman, en Rachel Gomes Moreno, ondertr. 1716 en 1731), die 15-7-1740 poorter als boekdrukker werd en 18-7- gildelid, maar zich reeds veel eerder met de lettergieterij en drukkerij bezig hield (KS 1475-1476). Op 14-5-1728 kreeg Abraham Athias, wonende over de Joden Groenmarkt, fiat op zijn rekwest om tot voortzetting en exercitie van zijn affaires
bestaande in het gieten van letters een fornuisje te mogen plaatsen (R.A. 1289, 37). Op 25-2-1761 werd de lettergieterij van Athias op de Houtgracht door de makelaar Medina verkocht (G.A. 136) en werd toen het eigendom van Proops.
In december 1698 had de weduwe Schippers bij codicil haar helft in de Engelse bijbels, drukkerij en lettergieterij gelegateerd aan haar kleinzoon Gijsbert Dommer (ged. R.K. Mozes en Aäronkerk 22-11-1681, st. Londen 4-10-1725). Blijkbaar liet zijn gedrag nogal iets te wensen over. Op 17-4-1708 gaf zijn moeder, Cornelia Schippers, consent voor een huwelijk van haar zoon Gijsbert, wanneer hij zich zou verbinden aan een juffrouw van fatsoen (N.A. 4722, 60, not. Lansman). Hij was toen te Antwerpen, maar in 1710 weer te Amsterdam. Op 1-11-1710 legde zijn moeder voor not. van der Groe een verklaring af over zijn onbehoorlijk gedrag in licht gezelschap, terwijl hij bovendien te Amsterdam, Brabant en elders gelden, die haar toekwamen, invorderde, zodat zij verzocht hem in een of ander beterhuis op te nemen (N.A. 4219, 721). Op 12-12-1711 kwalificeerden Jacob Cleyburg en Cornelia Schippers Jan Bus, “meesterknecht op de druckerij boven in hun huis omme de directie te hebben op deselve druckerije en niet te gedogen dat haar voorzoon Gijsbert Dommer daar zal komen om enig directie of meesterschap daaromtrent te hebben of zich aan te matigen.” Jan Bus wordt gekwalificeerd om “in cas de gemelte Gijsbert Dommer zigh wel en behoorlijck comporteert en genegen is als een leerlingh op de druckerije te comen en aldaer het werck hem geordonneert waer te nemen en sigh alsoo bequaem en handigh te maken van het werck der druckerije, hem alsdan en in diervoegen aldaer te admitteren ende dit alles tot wederopseggens toe van hun comparanten”. (N.A. 4219, 1249). Dat Cornelia Schippers het legaat van haar moeder aan haar zoon Gijsbert Dommer niet erkende, blijkt o.a. ook uit haar nog te noemen testament van 1715. Op 2-7-1716 legden moeder en zoon een verklaring af voor not. Wetstein, dat ze de drukkerij en gieterij, welke volgens legaat van de wed. Schippers tot 1-1-1715 hadden gecompeteerd aan Dommer, hadden gelikwideerd, dat Cornelia Schippers de helft
van Athias voor f 6000. - had gekocht en dat ze nu van 1-1-1716 af ieder voor de helft de zaak zouden drijven en jaarlijks afrekenen. In handen van Jan Bus zou altijd genoeg geld moeten blijven om de knechten
| |
| |
etc. te betalen. Het herdrukken of drukken van Engelse bijbels zou voor gezamenlijke rekening geschieden, hetzij het de gezette bijbels van Athias, hetzij van de wed. Schippers betrof. Bij voorschieten van geld door één van beiden, zou 4% interest worden betaald. Dommer mocht zoveel Engelse bijbels overnemen, als hij wilde, maar mocht ze niet in het particulier, maar alleen tezamen met Cornelia Schippers verkopen in egale kwantiteit. (N.A. 8292, 128). Op 6-3-1725 schonk Cornelia Schippers niet alleen aan haar drie kinderen Dommer het gebouw van de drukkerij en lettergieterij, maar ook aan haar dochter Catharina Dommer, getrouwd met Jan Ofsen, de helft in de drukkerij en lettergieterij, die ze van de jonge Athias had gekocht, met alles wat daartoe behoorde, op voorwaarde dat haar zuster Anna Constancia Dommer haar leven lang de mededirectie en de helft van de winst van die helft zou hebben (Kw. 4 S, 132 en KS 706). Gijsbert Dommer stierf 4-10-1725 in Londen, waar hij o.a. betrokken was geweest bij een zeer opzienbarende zaak (zie deel III 137). Ook had hij daar stellig de belangen van zijn drukkerij en lettergieterij behartigd, zoals blijkt uit de volgende brief (Archief Cambier): “Mr. Pieter Ouleander. De brenger deeses is de Hr. Freebairn. Gelieft deselve, te leevere de resteerende peerel letter die voor de Hr. Baskett is gegote geworde mits dat hij UE betaald f 2123 segge twee duysend eenhonderd en drie en twintig gulden en gelieft voor hem met al de spoed mogelijk de 200 £ brevier op collonel corpus af te gieten, also hij daar ten hoogste om verlegen is en wat hij varder ordonneerd kund UE voor hem late doen, also hij order sal stelle om op de leverantie te betaalen. Hij gaat over om papier te koopen, waarin UE hem kan diene of behulpsaam sijn. Gelieft dat te doen. Hij is partener met de Hr. Baskett en mij particulier vriend. Blijve na groetenisse UE vriend Gijsbert Dommer. London 5 september 1725. P.S.
ingevolge indien de Hr. Freebairn eenig geld te kort mogt komen om UE t volle geld te betalen, UE kund dan een briefje van hem neemen op 2 of 3 maanden van fijf of seshonderd gulden, dogh de rest contant geld. UE vrind Gijsbert Dommer.” Baskett en Freebairn waren de patenthouders in Engeland en Schotland. Uit de aantekeningboekjes van A.C. Dommer neem ik hier ook nog de andere relaties in Engeland over (vermoedelijk van ± 1744): Gijsbert Dommer tot Londen overleeden che La Mare Blomstreet near Grasin sijn erfgenaamster, Mr. Friebairn koning. drucker, Mr. Philipus de Gols notaris tot Londen tho Mr. Alexander Scheafe merchent a Londen, Mr. Tansons tot Londen, Mr. Valjant tot Londen, Mr. Daniel Burr Esqu. at the Lambow Coffiehouse over against The Royal Exchange nadeeligen vrind van de familie van Gijsbert Dommer.’ (Archief Cambier).
Cornelia Schippers (ged. Noorderkerk 7-3-1663, st. 15-11-1743, (1ste kl.) begr. Soest, ondertr. 1. pui 24-9-1680 Pieter Dommer, geb. Amsterdam 22-12-1655, st. Indië vóór 1694, zoon van Gijsbert Dommer, koopman, en Catharina van Sanen, ondertr. 2. pui en kerk 26-2-1695 Jacob Cleyburgh, geb. Den Haag 1665/66, st. Livorno 3-8-1712), de jongste dochter van de weduwe Schippers, was sedert de dood van haar moeder in 1699 eigenaresse van de huizen op de Nieuwe Herengracht, die zij echter in 1725 aan haar kinderen wegschonk, evenals de helft van de drukkerij en lettergieterij, die haar overleden man van Athias had gekocht, echter met voorbehoud van al haar rechten gedurende haar leven. Na de dood van haar zoon Gijsbert Dommer kwam er onenigheid tussen de verschillende familieleden, wie recht op zijn helft had. In het codicil van dec. 1698 had de wed. Schippers namelijk bepaald, dat bij het sterven zonder nakomelingen steeds de oudste mannelijke erfgenaam in de plaats van de overledene zou komen. Op 31-1-1726 deponeerde Jacob Cleyburgh het originele codicil bij not. van der Heyden (N.A. 7810, 32). De voogd der dochter van de in 1719 in Wenen overleden Jan Jacob Dommer en de enige zoon uit het tweede huwelijk, Jacob Cleyburgh, maakten beiden aanspraken, die zelfs voerden tot een proces voor het gerecht van Amsterdam en het Hof van Holland. Op 7-1-1730 verklaarden beide partijen voor not. Schabaelje, om onkosten te vermijden gezamenlijk de helft over te doen aan hun moeder en
| |
| |
grootmoeder, Cornelia Schippers, die voor deze helft en de winsten sedert de dood van Gijsbert Dommer aan ieder der partijen f 3000. - zou betalen. Daarmee verviel het beruchte codicil van 1698, waarbij de weduwe Schippers beschikte over ‘alle de letters en de gereetschappen die zij met Joseph Athias gemeen had, ook die haar competeerde, mitsgaders alle de drukparsen, die haar toebehoorden, met den aankleven van dien om het gebruyk en genot daervan te hebben.’ (N.A. 6171, 3). Reeds op 11-7-1730 verkocht Cornelia Schippers voor not. Meerhout deze helft en alle gezette Engelse bijbels met toebehoren van letteren en gereedschappen, die bij haar overlijden aanwezig zouden zijn, voor f 6000. - aan haar dochter Anna Constancia Dommer, die op 1-5-1730 f 3000. - had betaald en de andere f 3000. - bij het overlijden zou voldoen. Cornelia Schippers zou echter haar leven lang het verkochte gebruiken en 4% interest over de reeds betaalde f 3000. - verschuldigd zijn. (N.A. 8402). Geldnood bewoog Cornelia Schippers tot al deze transacties. Zeker is echter, dat zij tot haar dood toe de leiding van het bedrijf had, zodat ook vaak werd gesproken van de lettergieterij en drukkerij van de weduwe Cleyburgh. In haar testamenten maakte zij daarover steeds bepalingen, waarvan ik slechts de belangrijkste zal noemen. Op 12-12-1710 testeerden zij en haar echtgenoot tezamen voor not. van der Groe (N.A. 4254, 1927). Op 12-9-1715 legateerde zij bij test. voor not. Snoeck aan haar zoon Gijsbert Dommer de ene helft, aan haar zoons Cleyburgh de andere helft in de drukkerij en lettergieterij, aan hun allen tezamen de gezette letters (N.A. 6692). Op 22-11-1715 bewees ze voor not. Servaes aan haar kinderen Cleyburgh een aantal zaken in plaats van de ± f 65000. -, die hen toekwamen uit de winsten die Jacob Cleyburgh als kapitein ter zee gedurende de oorlog had
gemaakt (N.A. 5016, 333). Ter bekrachtiging van dit bewijs werden een aantal acten op 15-8-1716 voor not. Meerhout verleden, waarbij ook een testament, dat in hoofdzaken gelijk was aan dat van 1715 (N.A. 4798). Op 11-10-1729 verklaarde zij in een nieuw test. voor not. Meerhout, dat de gezette Engelse bijbels, van Athias overgenomen, aan haar dochters Anna Constancia en Catharina Dommer behoorden. Haar meesterknecht, Pieter Ouleander, zou bij haar dood tot haar sterfdag geen rekening en verantwoording hoeven af te leggen, daar ze hem volkomen vertrouwde. De Engelse bijbels, die bij haar dood zouden zijn afgedrukt (volgens een lijst per soort door de meesterknecht op te maken) zouden als naar gewoonte van tijd tot tijd worden verkocht, waaruit alle onkosten zouden worden betaald. Haar dochter Anna Constancia Dommer zou dan de administratie krijgen en geen rekenschap hoeven af te leggen over haar beheer in de stad en op de buitenplaats vóór het overlijden. (N.A. 4802). Op 21-11-1735 verklaarde ze voor not. Meerhout haar dochter Cornelia Dommer, die klopje was, en haar kleindochter Constancia Dommer geheel uit te sluiten van de Engelse bijbels, die alleen voor haar dochters Anna Constancia en Catharina Dommer en Jacoba Clara Cleyburgh zouden zijn (N.A. 4803). Op 21-7-1744 werd voor not. Brooks een inventaris opgemaakt. Op de zolder van de Groenlandse pakhuizen en de drukkerij waren opgeslagen 15 exemplaren Calvini Opera fol. 9 vol. groot en 141 klein papier, 164 exemplaren Cowley Works in 12o, 7 kistjes en een kist met houten vignetten, 180 riem groot kaspapier en 630 riem dito klein papier en enige Engelse bijbels in soorten, die gelegateerd waren aan de 2 dochters Dommer en aan de dochter Cleyburgh. Er waren nog uitstaande schulden van de drukkerij en lettergieterij, een schuld aan A.C. Dommer voor verschot van f 269. - en van 1/2 jaar interest over f 6000. - wegens koop van de negotie, namelijk
f 360. -, en een schuld van f 594. - aan Jacoba Clara Cleyburgh uit een obligatie van f 800. - van 1-10-1732. (N.A. 7933, 77). Een boedelscheiding vond ik niet, slechts de scheiding van een aantal graven op 3-3-1747 voor not. Brooks (N.A. 7936, 27).
Anna Constancia Dommer (ged. R.K. Mozes en Aäronkerk 11-6-1683, st. 20-11-1751, (1ste kl.) begr. Soest) was in haar jonge jaren in Frankrijk, waar ze grote schulden maakte blijkens de test. van 1715 en 1729 van haar moeder, maar had sedert 1725 of 1730 zelf belangen bij de drukkerij
| |
| |
en lettergieterij. Na de dood van haar moeder had zij de leiding daarvan. Zij bezat de helft van het gebouw, de helft van de drukkerij en lettergieterij en had bovendien nog recht op de helft van de winsten, die uit de helft van haar zuster Ofsen kwamen. De vier gezette Engelse bijbels waren haar eigendom, de andere Engelse bijbels behoorden haar voor 1/3, haar zuster Ofsen voor 1/3 en haar halfzuster de Somery voor 1/3. Dit alles blijkt uit het voorgaande. Haar aantekeningen melden, dat ze ook nog op een onbekend ogenblik om haar moeder te helpen 800 4o bijbels voor f 2400. - van haar had gekocht. Die aantekeningen zijn opgetekend in twee notitieboekjes en verder gemaakt voor haar neef Cambier en gevoegd bij brieven, die ze hem betreffende het wijzigen van haar testament schreef. Ik zal in het kort het belangrijkste over de drukkerij en lettergieterij vertellen. In 1744 taxeerde Ouleander als volgt: ‘12 parssen a 250 gulde st. f 1800. -, voor de setterskassen en houten letters f 250. -, de bokken en settersbanken en kaste f 500. -, de eyseren ramen en kaggel f 250. -, de letters der druckerije f 5000. -, voor de gieterij en gereedschappen van form en ijseren potten leepeltie en opmaak en de bloken en haaken f 1500. -, (tezamen) f 9500. -’. In 1740 was de drukkerij met de kelder getaxeerd op een huurwaarde van f 630.-.
‘De 2 gesetten Engelsch bijbels van de wed. Schipers sijn de groote 18. herd. kosten stuck 16, (p)salmen bij 1, commoprayer bij 2, de nonparel in 12. kost stuck 9, Ps. bij 1, commonprayer 2. Van Attias gesetten de 12 Cantnots 1744 herdruk kosten stuck 12.4, Ps. bij 1.4, commopryers zelde bij gesoght, in 12 de perel bijb. kost stuck 9, Ps. 1, commoprayers 2.’ ‘De cleynen 18 sijn niet geset, is veel vragens na, sou beloopen: setten van 31 blaaren 620. -, aen de coretter 65. -, aen de tittelplaat 40. -, 930 rim pampier 2790. -, verhooging op pamp. 280. -, 930 rim druckloon 1400. -, voor vergaaren 70. - (tezamen) f 5265. -’, wat blijkbaar te duur kwam en niet gebeurde.
‘In april 1751 leggen op de drukerij 900 quarto bijbel gemeen in drien, 1500 stuk a 7 st. sleght pampier ook in drien gemeen, 1200 stuk a 10 stuyv. gemeen sleght pampier gemeen in drien, diender herdruk want is geset, hieten nonparel wed. Schipper, 3600 stuck van de 24 a een gulden gemeen in drien niet geset.’ Van haar eigen 4o Engelse bijbels worden er in 1748 31 voor f 137.13. -, in 1749 45 voor f 207.5. -, in 1750 44 voor f 221.8. -, 1 voor haarzelf en 1 voor Cambier voor f 10.16. - en in 1751 2 aan Braschou en 12 aan Ter Beek verkocht. Begin 1751 zijn er van de oorspronkelijke 800 nog 682 over. Wat de afnemers van de bijbels betreft vindt men het volgende: ‘1746 is de heer François Trimble overleeden en doen na die tijt de heer Jaques en van Herwijnen 300 bijbels a 10 st. f 150. -, 50 in 18. a 17 st. f 42.10. -, 12 in quarto a 4 gulden f 48. -. (totaal) f 240.10. -, af 3 percento pront betaelt f 7.4. -, (wordt totaal) f 233.6. -.’ ‘April 1748 heeft de heer Bastiaen Molewater en soon ontboden bijbels 200 in 12 a 10 st., 150 Cantsnos a 14 st., 100 in 18. a 17 st. Door de heer Guilleaume Bernabe de la Bat voort betaalt f 283.14. -. De Hr. Campbellez van Gijzen ons gerecommandeert. 30 april Jacob Bosch ontbooden 30 bijbel in 12 tot 10 st. f 15.-. -. 2 Juny William Robertson 100 bijbels a 10 st. f 50.-. -, 100 dito a 7 st. f 35.-. -, 50 Cantnos a 14 st. f 35. -, 50 Cantnost hier in de staed f 35.-. -. 25 october heer Molewater 300 common bijbel 12 withs schot. psalm a 10 stuyver f 150.-. -, 200 Schot psalm a 1 st. f 10. - (totaal) f 315. -.’ Blijkens de
notities overleed Bastiaen Molewater, die nog vaker wordt genoemd, als commissaris van het zeegerecht te Rotterdam, op 19-4-1750, oud 40 jaar. De andere afnemers waren blijkbaar ook meest Rotterdammers.
In 1751 mei 24 kreeg ‘Tirion in comissie 1400 lb. letters a 11 stuyv., Le Soin in den Bos 160 lb. tot f 1.-. -.
Op 9-10-1749 had A.C. Dommer voor not. Brooks een test. gemaakt, waarbij ze o.a. aan de meesterknecht Lodewijk Kok f 100. - voor een rouwkleed legateerde, aan zijn vrouw f 40. -, aan haar halfzuster Jacoba Clara Cleyburgh, mevrouw de Somery, o.a. 250 Engelse bijbels met psalmen, common prayers en apocryphen of ter keuze f 600. -, aan haar nicht Jacoba Ofsen,
| |
| |
huisvrouw van Jacob Cambier, alle huisraad en meubelen op de drukkerij en op het comptoir. Zij zou tevens haar enige erfgenaam zijn in al het andere, bestaande voornamelijk ‘in vier gesette Engelse bijbels’ (ten onrechte staat er 4o bij), haar helft in het gebouw op de Nieuwe Herengracht, waar de boekdrukkerij en lettergieterij werd gedaan, de helft in de negotie daarvan met alle gereedschappen en gevolgen van dien, 1/4 in 8 grafsteden in de Nieuwe Kerk en het 1/3 in de Engelse bijbels. De directie van de drukkerij, lettergieterij en verkoop der boeken zou aan Jacob Cambier komen. Tenslotte bepaalde ze, dat, daar zij aan haar zuster Catharina Dommer 1/4 van de opbrengst van de vier gezette Engelse bijbels had toegezegd, dit tot haar dood toe zo zou blijven voortgaan (N.A. 7938, 91). Uit de correspondentie met Jacob Cambier blijkt, dat A.C. Dommer achteraf vreesde, dat de grote legaten het nodig zouden maken na haar dood de drukkerij te belasten. Daarom besloot ze een nieuw testament te maken. Uit haar beschouwingen daarover blijkt, dat noch haar moeder, noch zij enig verstand van zaken hadden, maar dat de wijnkoper Jacob Doeckes voor haar de directie voerde. Op 4-5-1751 schrijft zij, dat ze niets heeft gehad van de opbrengst van de twee herdrukte gezette bijbels, daar alles ingesmolten is bij het verlies op de drukkerij. Op 15-12-1750 is ze van oordeel, dat de verkoop van huis en drukkerij tijdens haar leven de beste oplossing zou zijn; ‘de Engelse bijbels soo lang heer Doekens dierecksie wou houwe sou tot UEd. en kinderen voordeel sijn.’ Op 26-1-1751 schrijft ze, dat Kok een vraag heeft gehad, of het huis van de drukkerij te koop is. Zij heeft daarop f 20000. - gevraagd. Als ze verkoopt, wil ze het huis nog een jaar houden om de drukpersen en lettergieterij publiek te kunnen verkopen, ‘want loop alles nu aghteren en komt allen jaaren honderden te kort en wij trecken daer niet
van, is geen hooft toe om dat te dierigeeren.’ Ieder van de drie zusters had toen recht op f 321.17. - van verkochte bijbels, maar ‘Kok heeft 500 wightigen ducaten die eerst verwissel moeten worden en moet op elk 3 a 4 stuyver verliesen. De boekverkoopers willen niet als in gout betaalen.’ Uit al die brieven spreekt ook de angst, dat haar zuster de Somery haar 1/3 part in de bijbels zal gaan verkopen, waarmee die blijkbaar voortdurend dreigt en waartoe die ook haar zuster Ofsen tracht op te stoken. Tenslotte kwam in overleg met neef Cambier in Vianen op 23-4-1751 een testament voor not. van Heel tot stand. Daarbij verklaarde A.C. Dommer onder de f 20000. - gegoed te zijn. Na een opsomming van legaten, die veel minder groot waren dan in haar testament van 1749 (de legaten aan Lodewijk Kok en vrouw werden echter gehandhaafd), benoemde ze haar nicht Ofsen, getrouwd met Jacob Cambier, weer tot haar enige erfgenaam, met de bepaling, dat daaronder ook alle gezette bijbels, die ze 11-7-1730 van haar moeder had gekocht, zouden vallen. Dat geschiedde ongetwijfeld, omdat het koopcontract voor verschillende uitleggingen vatbaar was en ze moeilijkheden hierover in de familie vreesde. Na haar dood zou Jacob Cambier de directie van drukkerij, lettergieterij en verkoop der boeken hebben (N.A. 12805, 241). Toen A.C. Dommer op 20-11-1751 stierf werden haar onroerende goederen en obligaties voor de collaterale successie op f 8130. - getaxeerd, waarvan f 5000. - voor haar helft in het gebouw.
Van 1750 en 1751 zijn bewaard ‘Balance op het boek der negotie van de Boek-Drukkerij en Letter-Gieterij, zijnde 3/4 voor reek. van Anna Constancia Dommer, en 1/4 voor Catharina Maria Dommer, weduwe Jan Ofzen, dog het huys waar in deese negotie gedaan werd, gaat ieder voor de helft aan’.
31-12-1750 Debet f 7302.19.8: Aan Cansnots bijbels voor... exempl. f 292.19. -, aan bijbels in groot 18. 1002 dito f 46.7. -, voor drukletters f 310. - (aan J. Hartog f 1.16. -, aan N. Goetzee f 6.13. -, aan M. de Vries f 4.18. -, aan Proops f 55.3. -, aan Wm. Brinkink f 4.10. -, aan J. Kannewet f 111.-. -, aan J. Lovering f 126. -), drukloon aan den selven f 607.7. -, aan H. du Sauzet f 119.10. -, aan Willem Kuyper f 64.8. -, aan J. Catuffe f 70.3. -, aan F. Changuion f 72.10. -, aan H. Vieroot f 74.7. -, aan J. Neaulme f 1225.2. -, aan Pieter Mortier bijbels f 32.8. -, aan
| |
| |
J. ter Beek voor bijbels f 207.11. -, aan cassa f 1049. -, aan de drukkerij voor verlies f 3131.7.8 (N.B. op 31-12-1749 was deese post f 2690.5.8).
Credit f 7302.19.8: Van 't huys f 1535. -, van winst en verlies f 3038.1. -, van de gieterij f 911.7. - (voor winst in 1749 f 328.5½. -, in 1750 f 583.1½. -), van Jacob Clijburg f 115.2. -, van Anna C. Dommer f 1703.9.8.
31-12-1751 Debet f 9529.7. -: Aan Cansnots bijbels voor 1429 exemplaaren f 407.13. -, aan bijbels in groot 18.910 dito f 193.16. -, drukloon f 1395.17. - (aan H. du Sauzet f 49.10. -, aan Z. Chatelain f 65. -, aan Fr. Changuion f 52.10. -, aan H. Vieroot f 84.13. -, aan Jean Neaulme f 1079.16. -, aan Willem Kuyper f 64.8. -), letters f 919.-. - (aan N. Goetzee f 6.13. -, aan D. le Soin f 167.12. -, aan M. de Vries f 4.18. -, aan Proops f 735.7. -, aan Willem Brinkink f 4.10. -), aan bijbels f 244.16. - (aan Pr. Mortier f 32.8. -, aan Jac. ter Beek f 212.8. -), aan cassa f 3249.14.8, aan de drukkerij voor schaade f 3118.10.8.
Credit f 9529.7. -: Van 't Huys f 1803.1. -, van winst en verlies f 4338.12. -, van de gieterij voor winst f 698.6.8, van de wed. Ofsen f 262.3. -, van Jacoba Clara Clijburg f 262.3. -, van Jacob Clijburg f 90.3. -, van Anna C. Dommer f 2074.18.8 (van Anna C. Dommer, opgeschote geld f 1479.1.8, voor verkofte bijbels in 4o f 333.15. -, voor uytdeeling f 262.2.-).
Catharina (Maria) Dommer (geb. 1686, st. 1777, ondertr. kerk 21-12-1708 Jan (Johannes) Ofze (Ofsen), ged. Ev. Luth. 24-9-1667, st. Vianen 1738, zoon van Jaen Offsen, schipper, en Mariecke Tye) kreeg bij donatie van haar moeder in 1725 de helft van drukkerij en lettergieterij en met haar broer en zuster tezamen het gebouw, wat echter pas inging na de dood van de moeder in 1743. Toen kreeg zij ook 1/3 in de Engelse bijbels. Op 13-1-1746 nam zij f 1400. - van Maria Hester Crook, weduwe Gijbland Lijnslager, en op 21-5-1748 f 1200. - van Abraham Follé voor schepenen op met als onderpand haar helft van het gebouw. Op 9-3-1752 verkocht zij voor not. Boerman te Vianen aan haar schoonzoon Cambier de drukkerij en lettergieterij, zoals die van de jonge Athias was aangekocht, voor f 4000. - en de helft van het gebouw voor f 6000. -. Op 23-3-1752 werd dit geannuleerd en een nieuw contract opgemaakt. (Archief Cambier). Op 3-5-1752 droeg zij de helft van het huis officieel over (Kw. 5 W, 130vo).
Jacoba Catharina Anna Elisabeth Ofsen (geb. 1717, dochter van Johannes Ofsen en Catharina (Maria) Dommer, tr. Everdingen 25-5-1738 Jacob Cambier, geb. Vianen 3-12-1711, 1750 etc. burgemeester van Vianen, st. aldaar 12-5-1783) was eerst tezamen met haar moeder, daarna met haar echtgenoot eigenaresse van drukkerij, lettergieterij en gebouw. Jacob Cambier lostte in 1753 en 1755 de schepenenkennissen van zijn schoonmoeder van f 1200. - en f 1400. - af. Enschedé beschrijft in zijn Fonderies, hoe Cambier van Vianen uit trachtte de lettergieterij nieuw leven in te blazen, o.a. door opdrachten te geven aan Fleischman en Rosart. Uit brieven van Jacob Doeckes, die blijkbaar door was gegaan met een oog in het zeil te houden, aan Cambier blijkt, dat het geen succes werd. Zo schreef Doeckes op 20-4-1753: ‘De nieuwe dessendiaan romijn beswaard de gieterij’ en verder, dat de noodzakelijke reparaties voor het huis, waaraan blijkbaar lang niets meer was gebeurd, wel een jaar huur zouden wegnemen (Archief Cambier). Tenslotte besloot men toch tot verkoop. Reeds in 1754 in de Paasweek zouden lettergieterij en drukkerij verkocht worden, maar om een onbekende reden ging dit niet door en pas een jaar later, op 2-3-4-1755 vond de veiling plaats (G.A. 129 en 130). Op 13-3-1755 leest men: ‘Op woensdag den 2 april 1755, zal t'Amst. op de Nieuwe Heerengracht over de Plantagie publyk verkogt werden, de considerablen en van ouds alom vermaerde BOEKDRUKKERIJ EN LETTERGIETERIJ, wel eer bekent onder den naem van dien van de Wed. Jan Jacobsz. Schipper, en zedert onder dien van de Wed. Clijburg, met alle de Hebreeuwsche, Grieksche, Romijnsche, Cursyfsche, Arabische, Hoog en Nederduytsche letteren tot de boekdrukkerij, en de matrijzen en andere materialen tot de gemelde
| |
| |
lettergieterij behorende, mitsgaders vier geheel gezet staende bijbels, in verschillende formaten, met eenige exemplaren van dezelve; 12 capitale drukperssen, en voorts alles wat tot de compleetste boek-drukkerij en lettergieterij behoort. Waer van de catalogus te bekomen is te Amsterdam bij Jan Roman, boekverkoper in de Kalverstraet, en in de boekdrukkerij bij Lodewijk Kok, t'Utrecht bij Pieter Muntendam, en bij de voornaemste boekverkopers in de 7 Provincien, en alomme buiten 's lands. Het een en ander is saturdag en dingsdag voor de verkoping te zien.’ (A.C.). Op 27-5-1755 leest men: ‘Jan Roman en Comp. door inkoop magtig geworden den vermaerde en van ouds bekende lettergieterij, wel eer toebehorende aan mejuffr. de Wed. Jan Jacobsz Schippers, en zedert aen haer dogter de Wed. Clijburg, welke ten huizen van Jan Roman, boekverkoper in de Kalverstraet, zal gecontinueerd werden, zo verzocht gem. Jan Roman en Comp. eens ieders recommandatie, zullende alle vleyd aenwenden om een ieder civiel en spoedig te bedienen, de letterproeven zijn gratis te bekomen; nog is bij voorn. Jan Roman tot civiele prijzen te bekomen, de sortimenten van bijbels wel eer bij de Wed. Schippers en Clijburg in de Engelse taele gedrukt’. (A.C.) Op 29-30-5-1755 werden de boeken van de Wed. Cleyburgh bij Roman verkocht (G.A. 130). Uiteraard moesten de zaken nog afgewikkeld worden. Een enigszins raadselachtige passage daaromtrent vindt men in een brief van Doeckes aan Cambier van 16-8-1755. Hij heeft f 438. - voor rekening van Neaulme bij Ferrand ontvangen. Die wilde echter geen bewijs geven, dat hij de sleutel ontving, zodat Doeckes de huurcedul heeft gehouden. Proops heeft de betaling weer uitgesteld. (Archief Cambier). Welk perceel Cambier, na de overdracht van het huis, nog aan Neaulme, die blijkens de balansen veel bij de drukkerij liet drukken, toen kon verhuren, kan ik niet zeggen. Enschedé beschrijft in zijn Fonderies, hoe Roman
tot 1767 de lettergieterij voortzette en veronderstelt, dat Cambier en Lijnslager, een relatie van de families Dommer en Cleyburgh, er nog deel aan hadden. Het laatste zal op een vergissing berusten. De Engelse bijbels waren reeds eerder verkocht, zoals blijkt uit een advertentie van 12-6-1762, dat niet op 15-, maar op 22-6-1762 onder de boekverkopers zal worden verkocht ‘een partij ongebondene boeken en copyen, als meede vier differente Engelsche bijbels, geheel uitgezet in zijn ijzere raamen en een partij afdrukken van dezelve, als ook eenige quarto Engelse bijbels etc.; de catalogus is te bekomen bij Jan Roman, boekverkoper in de Kalverstraet’, met toevoeging dat hij de lettergieterij continueert. (A.C. en G.A. 138).
Tenslotte wil ik hier nog gegevens laten volgen over de drie meesterknechten of opzienders van de drukkerij en lettergieterij:
Jan Bus (ged. Nieuwe Kerk 17-12-1641, begr. Oosterkerk 1-12-1718 (4de kl.), zoon van Abraham (de) Bus, linnenwever, en Metje Jans, ondertr. kerk 1. 3-11-1663 Annetie Marcus Deun, ged. Nieuwe Kerk 10-11-1641, begr. Leidse Kerkhof 9-3-1687, dochter van Marcus Claes Deun, boratwerker, en Annetje Harmens, 2. 28-11-1687 Lisbeth Jacobsdr., weduwe van Dirck Cornelisz van der Linden) verklaarde in 1687 zijn twee kinderen niets te kunnen bewijzen en op 1-5-1706 bij zijn test. voor not. van der Groe zijn beide kinderen uit zijn eerste huwelijk met ieder f 25. - te vermaken niet te kort te doen. Als woonplaats werd opgegeven Nieuwe Herengracht onder de drukkerij van Athias, wat er alweer op wijst, dat die toen nog niet was uitgekocht. (N.A. 4252, 405). Hij was reeds in 1683 en bij zijn dood nog hier in dienst.
Pieter Ouleander (geb. Nijmegen 1686/87, begr. Sint Anthonieskerkhof 5-7-1762 (onverm.), ondertr. kerk 14-6-1715 Marretje Bus, ged. Oude Kerk 31-12-1688, dochter van Jan Bus (zie boven) en Annetie Marcus Deun) volgde zijn schoonvader op als meesterknecht en tekende als zodanig o.a. het contract van de drukkers van 1724. In 1742 werd hij in het kohier getaxeerd op een inkomen van f 600. -. Na de dood van Cornelia Schippers kreeg hij moeilijkheden met de twee dochters Dommer. Die kregen op 14-2-1744 fiat op hun rekwest om alles, wat op naam van
| |
| |
Ouleander was geschied, over te mogen nemen, nadat ze uiteengezet hadden dat Ouleander kort na het overlijden van hun moeder uit de stad was getrokken zonder hun de boekdrukkerij en lettergieterij over te geven, zelfs met meename van de laatste aantekeningen, en alleen op alleronbillijkste condities wilde terugkeren, terwijl vele debiteuren en correspondenten van de drukkerij en gieterij niet wilden betalen, voorgevende met Ouleander te hebben gehandeld (R.A. 903, 94). Pieter Ouleander deed daarna blijkbaar eigen zaken. Op 11-5-1751 werd hij poorter als boekdrukker, op 14-6-1751 gildelid, na geciteerd te zijn (G.A. 126). Hoelang hij zijn bedrijf voortzette, kan ik niet zeggen; hij stierf op het Corvershof.
Lodewijk Kok (ged. Lutherse Gem. 23-11-1681, begr. Karthuizer Kerkhof 22-4-1757 (onverm.), zoon van Philip Kok en Elisabeth Ringet, ondertr. kerk 1. 24-9-1707 Willemyna Farelmans, geb. Bremen 1675/76, 2. 12-10-1719 Engelina Scheffer, geb. Utrecht 1680/81, begr. Karthuizer Kerkhof 31-10-1760 (onverm.), dochter van... en Lambertje van Harderwijk) woonde bij zijn ondertrouw in 1707 op de Bloemgracht, in 1719 op de Fluwele Burgwal en bij zijn overlijden ten huize van een zoon in de Taanstraat. Uit de brieven van A.C. Dommer aan Cambier blijkt, dat Lodewijk Kok, die stellig Ouleander in 1744 had opgevolgd, maar daarvoor niet de geschiktste persoon was geweest - ‘een hals van een uytgeleefden meesterkneght’ noemt zij hem -, haar in principe elke maandag rapport kwam uitbrengen, maar dan voor alles naar Doeckes verwees. Op 26-1-1751 schreef ze omtrent een eventuele verkoop van de drukkerij: ‘Voor Kok was alleen nadeel, die heeft vrij woonen vuur en light en 8 guld. sweeck en sijn broer sweeck 3 gulden, al werck die niet.’ (Archief Cambier).
Van de producten van de drie achtereenvolgende meesterknechten kan ik naast de Hebreeuwse uitgaven van Athias en misschien de eigen uitgaven van de weduwe Schippers, die echter met 1684 eindigen, slechts drie werken met zekerheid aanwijzen. Ik laat ze hier volgen, waarbij ik ook enkele gegevens over uitgaven, die misschien van de drukkerij afkomstig zijn, vermeld.
1690 verscheen Geronimo de la Concepcion, Emporio de el orbe, Cadiz ilustrada met adres ‘Impresso en Amsterdam, en la Imprenta donde tiene la administracion Joan Bus, ao 1690.’ De platen zijn van Joan van den Avele.
1696 en 1702 werden de Opera van M. de Bay en de Meditationes van Augustinus, die met het schuiladres ab Egmond te Keulen verschenen, hier gedrukt (KS 17, 23, 1179 en 1539).
24-10-1698 schrijft Y. Vincent aan de weduwe van Balthasar Moretus te Antwerpen: ‘ik vinde mij verplicht volgens voorgaande verzoek van wijlen Heer Moretus, UEE. bekend te maken dat de Jood Attias alhier ordre van Lissabon heeft gekregen om te drukken een kerkboekje, ik geloove in 12o dat ze noemen Officio de la Vierga’. ‘Ik heb ook van een ander kerkboek rood en zwart gehoord dat hier op de drukkerij van Attias zoude gedrukt worden: maar de naam is mij vergeeten, en het heeft geen voortgang genomen.’ (Sabbe 239).
1714 wordt Jan Bus genoemd als drukker van een werk van Quesnel (zie bij Nicolaas Potgieter).
22-5-1738 deed not. de Marolles ten verzoeke van Pierre Gosse en Jean Neaulme, boekverkopers te Den Haag insinuatie aan Pieter Ouleander (die de Penningkunde van Holland door G. van Loon in 5 delen in folio had gedrukt, waarin zij beiden voor 1/6 geinteresseerd waren, waarvan hij echter weigerde 2/6 af te geven, onder voorwendsel dat alleen P. de Hondt, die de betaling had gedaan, hem bekend was), dat het hem bekend moest zijn, dat zij een portie hierin hadden, daar hij hun namen op het titelblad had gedrukt, en dat hij voortaan niets mocht afgeven dan op order van alle drie tezamen (N.A. 11244, 85). Dit was de Franse vertaling van het werk van Gerard van Loon, die van 1732-1737 te Den Haag verscheen in 5 foliodelen als Histoire métallique des XVII Provinces Unies des Pays-Bas depuis l'abdication de Charles V jusqu'en 1716. Het lijkt mij niet onwaarschijnlijk, dat ook het origineel, dat van 1726 tot 1733 verscheen, bij Ouleander werd gedrukt.
| |
| |
± 1750 tekende A.C. Dommer in haar aantekeningboekje op ‘Le Petit Reservoir door Neaumen’ zonder verdere explicatie. Ik vermoed daarom, dat deze uitgaaf van de Haagse boekverkoper Neaulme, die van 1750-1751 verscheen, op haar drukkerij werd gedrukt. Dit wordt bevestigd door de balansen, waarop Neaulme als debiteur vermeld staat.
1751-1752 verscheen het Novum Testamentum Graecum... opera et studio Joannis Jacobi Wetstenii in 2 delen met adres ‘Amstelaedami, Ex officina Dommeriana’. Het lijkt mij zeker, dat deze benaming, die ik verder niet tegenkwam, ontleend is aan de bezitster(s) van 1751. De familie Wetstein had enige jaren eerder de eigen drukkerij verkocht.
Tenslotte kan ik nog vermelden, dat uit brieven van 15-12-1750 en 26-1-1751 van A.C. Dommer aan Jacob Cambier blijkt, dat voor hem een Engelse 4o bijbel in een burgemeesterband werd gebonden, waaraan ze toevoegt: ‘De plaaten van Nieuw Testement heeft Kok compleet, van Ouwen is hem ondoenlijk om dat bij de tijt van de ouden meesterkneg is gedruk.’
Van de Engelse bijbels kan ik geen enkel exemplaar aanwijzen, daar ze met de namen van de Engelse boekverkopers verschenen. Het moet echter wel mogelijk zijn aan de hand van de hier bijeengebrachte gegevens uit te zoeken, welke drukken in aanmerking komen. Het werk van Darlow and Moule zal van veel nut daarbij zijn. ‘A Rational catechism. Amsterdam: Printed for the widow of J.J. Schipper, 1712.’ zal stellig geen uitgaaf van haar erfgenamen zijn. Het is merkwaardig, dat de oudste bekende Engelse uitgaaf van de weduwe van Joris Veselaer ook een Catechism is, uit het jaar 1626. De bovengenoemde 167 exemplaren van The Works of Mr. Abraham Cowley 12o (die van 1668 tot 1721 vele malen werden herdrukt) kunnen van de uitgaaf van 1681-1682 zijn, die voor een Hollandse nadruk wordt gehouden, en zouden in dat geval bij Athias-Schippers gedrukt zijn. A.C. Dommer bezat blijkens haar aantekeningboekjes o.a. ook nog exemplaren van een andere 17de eeuwse uitgaaf van haar familie, en wel 138 klein en 17 stuk groot papier van de werken van Calvinus.
| |
Bijzonderheden
Het is uit het boven vermelde duidelijk, dat Susanna Veselaer als weduwe Rooms-Katholiek werd. Het is mogelijk, dat de tweede vrouw van haar stiefvader hierbij een rol speelde. Waarschijnlijker echter lijkt mij, dat Andreas Fries, over wie ik nog bijzonderheden zal laten volgen, de belangrijkste figuur hierbij was. In 1672 bepaalde Susanna Veselaer uitdrukkelijk in haar testament, dat haar kinderen Rooms-Katholiek zouden moeten worden opgevoed, van welk geloof zij ook professie deed. Hoe Cornelia Schippers en haar drie oudste kinderen Dommer weer ‘geus’ werden, zoals men toen zei, beschreef ik in een artikel in het Jaarboek Amstelodamum 1966, waarin men nadere bijzonderheden vindt omtrent alle kinderen en kleinkinderen van Cornelia Schippers en hun belangen bij de drukkerij.
Andreas Fries (geb. Leiden 1630, begr. Nieuwezijds Kapel 12-9-1675, zoon van Andries Fries, licentiaat in de rechten, uit Northeim in Brunswijk, en van Catharina van Gelder, eerder weduwe van Nicolaes de la Noé, speelman, later hertr. met Johannes Origanus, medicinae doctor, uit Glas in Silezië) werd 16-2-1639, 22-8-1650, 9-5-1656 en 8-5-1657 ingeschreven bij de universiteit te Leiden en studeerde aldaar rechten. Daarna moet hij o.a. in Italië gewoond hebben, zoals blijkt uit het voorwoord van een uitgaaf, die hij in 1672 in het licht gaf: Hieronymi Mercurialis Foroliviensis De Arte gymnastica. Zijn halfbroer Joannes la Nou (geb. Leiden 1622) was boekverkoper te Venetië, ‘eruditorum omnium fautori eximio & bibliopolae apud Venetos non postremo’ en had gezorgd, dat hij dit werk, dat de laatste maal in 1644 bij de ‘Juntarum haeredes’ in Venetië was uitgekomen, opnieuw kon uitgeven. Joannes la Nou werkte daar samen met Sebastianus Combi (zie Horatio F. Brown, The Venetian Printing Press, London 1891, die stellig ten onrechte
| |
| |
reeds een druk van 1621 noemt). In 1652 verscheen een uitgaaf Il Goffedro van Torquato Tasso, die gedrukt was door Severijn Matthijsz te Leiden, met het adres: ‘In Amsterdam per gli Combi & La Nou’ (Willems 1673). In 1664 verschenen enkele werken van Hieronymus Magius, De Tintinnabulis en De Equuleo, in twee uitgaven, één met adres ‘Amstelodami, Sumptibus Andreae Frisii’, de andere met adres ‘Amstelodami, sumptibus Seb. Combi et Joa. Lanou’.
Van 1664 tot 1675 verscheen een aantal uitgaven met de naam van Andreas Fries en de plaatsnaam Amsterdam, van 1668-1670 enkele met de plaatsnaam Antwerpen, alle in het Latijn en bijna steeds voorzien van een voorwoord van de uitgever (zie ook N.N.B.W.), waaruit men zijn vele relaties leert kennen. In Antwerpen had hij nauwe relaties met de familie Moretus (Leuven 61). Van 1664 tot 1675 waren regelmatig boeken van hem op de Messe (KS 1467). Pas op 8-7-1668 werd hij gildelid te Amsterdam. Reeds in 1670 had hij nauw contact met Susanna Veselaer, de weduwe van Jan Jacobsz Schipper (N.A. 3504, 52) en sedertdien zien wij ook zijn naam onder vrijwel alle acten, die voor haar werden opgemaakt. In 1672 benoemde zij hem en haar vier dochters ieder voor 1/4 tot erfgenaam wegens de grote diensten, die hij haar had bewezen, en bepaalde, dat hij na haar dood de boekhandel zou drijven (KS 688). Op 7-9-1675 maakte hij voor not. van Jaarland ten huize van de wed. Schippers zijn testament, waarbij hij aan zijn halfbroer Johannes la Noeé te Venetië alle boeken vermaakte, die niet op zijn naam waren gedrukt of uitgegeven, behalve de atlassen en stedeboeken. Erfgenamen zouden zijn zijn halfzuster Clasina la Noeé en de kinderen uit haar huwelijk met Joachim Schilperoort. Legaten kregen haar dochters Camerarius uit een eerder huwelijk en zijn stiefvader Johannes Origanus. Executeurs zouden zijn Bonaventura van Overbeke te Den Haag en Pieter le Grand te Amsterdam. Daar hij met de wed. Schippers en Paulo van Uchelen een contract van compagnieschap ‘van eenige atlassen en stedeboeken’ had opgericht en verkoop onvoordelig zou zijn, zouden die in de compagnie blijven en jaarlijks worden afgerekend. (N.A. 4371, 69). Op 8-9-1675 stierf hij ten huize van de wed. Schippers. Op 29-1-1676 werd voor not. van den Ende de inventaris opgemaakt, waarop een aantal debiteuren voor leveranties van boeken voorkomen en een aantal crediteuren, waarbij Albert Magnus met
f 136. -. Voor boeken en platen wordt gerefereerd aan een catalogus. Verder noem ik nog 1/4 in de atlassen en stedeboecken in compagnie met juffr. Schippers en Paulus van Uchelen. Deze laatste had nog een vordering van f 2950. - op de overledene als restant uit een obligatie van f 5300. - van 9-11-1674 tegen 3½% interest. (N.A. 3671, 45). Op 6-7-1676 werden de boeken van Fries onder de boekverkopers verkocht ten huize van de wed. Schippers (KS 229). Op 29-3-1677 sloten de executeuren met Hendrik Wetstein, gemachtigde van Jan la Nou te Venetië, een accoord voor not. van den Ende. Daarbij werd vastgesteld, dat negen genoemde uitgaven, ook al behoorden zij tot de eigen drukken van Fries, aan La Nou zouden worden gegeven. Zeven ervan waren Latijnse werken, de andere Pietro del Paragon Politico cosmopoli, en de Princesse de Montpensier. De boeken, die de overledene in commissie had gehad van Combi en la Nou, zouden worden teruggegeven. Zij zouden niets meer kunnen vorderen van de wed. Schippers voor boeken op de Frankforter Messe. (N.A. 3672, 71). Op 1684 werden door Wetstein atlassen en stedeboeken van Blaeu en boeken, nagelaten door Andries Fries, verkocht (KS 229).
Paulus van Uchelen (geb. Amsterdam 1641/42, begr. Westerkerk 26-8-1702 (1ste kl.), zoon van Paulus van Uchelen, koopman, en Petronella Kerckrinck, ondertr. pui (zij waren Ev. Luth.) 14-4-1667 Francina Oort, geb. Hamburg 1641/42) was behalve koopman een bekend verzamelaar (KS 911-912). Hij was een neef van Dirck Kerckrinck, med. dr. en vriend van Fries, die ook tot het Rooms-Katholieke geloof overging. Een dochter van Paulus van Uchelen trouwde in 1691 met Joris Ernsthuys, de zwager van H. Wetstein en neef (zusterszoon) van Susanna Veselaer.
|
|