Boekhandel
30-4-1709 gaven overlieden afwijend advies op het rekwest van de weduwe Petzold aan burgemeesters om het gilde te mogen kopen (G.A. 52).
12-8-1712 werd Petzold behuwdpoorter als boekverkoper. Een ongedateerd rekwest, dat van kort daarop moet zijn, houdt in, dat hij door overlieden verhinderd wordt in het uitoefenen van de boeknering en dat hij, toen hij met zijn burgerceduul en leerbrief van Pieter Sceperus van 11-6-1708 is gekomen, als gildelid is geweigerd door overlieden onder voorwendsel, dat hij zijn leerjaren niet had uitgediend, terwijl de leerbrief nog is uitgebreid door een verklaring van de weduwe Pieter Sceperus van 20-10-1709. Op 13-2-1713 werd hij geciteerd het gilde te kopen, 3-4-1713 werd hij gildelid op een mondeling bevel van burgemeesters van 1 april om hem tegen dubbel inkomgeld aan te nemen, als antwoord op zijn rekwest, dat hij van jongs af aan bij zijn vader had gewoond, die met besloten winkel in Amsterdam de boeknering had gedreven, en naderhand enige tijd in dienst was geweest bij Pieter Sceperus, wat overlieden niet voldoende oordeelden, daar zijn vader geen gildebroeder was en ze het bewijs van Sceperus niet overtuigend vonden. Hij betaalde tot en met 1715 jaarzang en moest dit laatste jaar weer geciteerd worden voor betaling. Daarna vertrok hij naar Rotterdam. (G.A. 57, 68 en 77, G.A. 90 en 92).
21-22-4-1713 veiling bij hem van de boeken van de schepen van Harencarspel (G.A. 90).