| |
| |
| |
Onder de Linden (Gerard) 1682-1727, Geref.
Leven
Ged. Dordrecht 9-12-1682, begr. Oosterkerk 5-12-1727 (3de kl.), zoon van Simon Onder de Linden, boekverkoper, en Rachel van Eysden, ondertr. kerk 19-3-1711 Adriana van Daakenburgh, ged. Zuiderkerk 1-11-1682, st. 12, begr. Oosterkerk 19-4-1749 (1ste kl.), dochter van Abraham Dirksz van Daakenburgh, makelaar, en Alida Dronk; zij hertr. Zuilen 1728 (ondertr. kerk 24-9-1728) Adriaan Wor (ged. Dordrecht 29-11-1702, st. 4-11-1755 (begr. 1ste kl.), zoon van Adriaan Wor en Dirkje van Dam).
6-2-1714 test. voor not. Boots (N.A. 5201, 97).
23-9-1728 bewijs voor not. Noblet van f 600. - aan ieder der 5 kinderen (N.A. 7394 brandschade).
25-11-1729 test. voor idem (N.A. 7397 brandschade).
18-7-1749 en 27-8-1749 inv. gemeenschappelijke boedel voor not. van Aken (N.A. 8174, 237 en 276).
28-10-1755 test. van Adriaan Wor voor not. van Homrigh (N.A. 14064, 134).
11-12-1755 inv. nalatenschap voor idem (N.A. 12336, 336).
1758 collaterale successie, aan obligaties f 1350.-.
| |
Adressen
13-12-1710 hoek Nes en Langebrugsteeg (A.C.), 1739/40 idem (begrafeniscedduul), met ingang van 1-5-1742 huren zij van het Burgerweeshuis een huis in de Kalverstraat tegenover de Nieuwezijds Kapel of Nauwe Kapelsteeg voor f 800. - (kohier 1742 wijk 26, 3526 huur f 930. -). Enige jaren na de dood van Adriaan Wor werd deze huur met ingang van 1-5-1758 overgenomen door Dirk Onder de Linden, voor f 850. -, die voordien gevestigd was Kalverstraat over de Karseboom. Op 30-9-1807 desisteerde Anthonia Maria van Heurn, weduwe van F.G. Onder de Linden na 31-10-1807 van de huur. Van 30-4-1777-1790 huurde Dirk Onder de Linden ook nog een ander huis van het Burgerweeshuis voor f 550. -, later f 560. -, in de Kalverstraat.
| |
Boekhandel en -drukkerij
16-4-1710 behuwd poorter als boekverkoper, 27-4-1711 gildelid, jaarzang betaald ook na zijn dood als Erven Gerard Onder de Linden.
1720 etc. boekenveilingen door hem en zijn opvolgers gehouden (KS 373 etc. en A.C.).
1722 ondertekende namens hem Jacob van Oorskamp het rekwest over Franse boeken (KS 931).
16-18-8-1728 en 13-15-9-1728 veiling van ongebonden boeken van de overledene (G.A. 104).
29-10-1728 Adriaan Wor behuwd poorter als boekverkoper, 1-11-1728 gildelid, betaalt jaarzang, terwijl de Erven Gerard Onder de Linden ook betalen.
1730 een boek van Adriaan Wor en de Erven Onder de Linden op de Messe (KS 1467-1468).
1742 Adriaan Wor getaxeerd op een inkomen van f 3000.-.
23-9-1742 fiat op zijn rekwest een boekdrukkersfornuis in zijn huis in de Kalverstraat te mogen plaatsen (R.A. 1291, 162).
21-5-1743 aan de hoofdofficier wordt een eis tot een boete van f 1000. - voor Adriaan Wor wegens het verkopen van een paskwil op 21-2-1743 ontzegd (Schoutsrol).
31-1-1747 obligatie voor notaris Beukelaar van Adriaan Wor en echtgenote van f 4250. - aan de boedel van Pieter Plaatman voor gelden, geleend van 1742-1744 (N.A. 11104, 42).
1747 blijkens een veiling-notitie der Oost-Indische Compagnie van 10 april - 10 mei waren Adriaan Wor en G. Onder de Linden toen drukkers van de O.I. Compagnie (E.).
| |
| |
18-7-1749 op de inv. der nalatenschap vindt men na een opsomming van de aangebrachte effecten door Adriana van Daakenburgh ook een opsomming van de door haar ten huwelijk meegebrachte lasten tezamen f 17408.9.8, die alle gedurende haar tweede huwelijk zijn afbetaald door Adriaan Wor (restant van f 1000. - van een obligatie van f 2000. - aan de weduwe Michiel Elias van 27-7-1719, f 3000. - aan Ds Elisa van der Horst, f 675. - aan François Halma, f 110. - voor een zesde termijn van een obligatie van 6-12-1725 aan Joan van de Velden, f6000. - aan Lucas Houwing van 23-12-1726, f 1500. - aan A.G. Lutius van 1-8-1728, f 2000. - aan Daniël Kruyskerk van 25-7-1724, f 3000. - voor het vaderlijk bewijs aan haar kinderen, f 123.9.8 voor onbetaald papier). Adriaan Wor had mee ten huwelijk gebracht f 1500. -, bed, beddegoed, kleren, een zilveren potpenning en een schenktafeltje. Wat de boeken en de rechten van copie, die ten huwelijk zijn aangebracht, betreft, wordt verwezen naar de catalogus. Bij de opsomming van het aangekochte en geërfde ten tijde van het tweede huwelijk wordt o.a. genoemd: ‘In het voorhuis: De boekwinkel met desselfs toebehoren. Drie lessenaars en een print schilderij. Een weerglas, zes tabretten en een agtkant blad. De gebondene boeken in de winkel daartoe refereerd men zich aan de catalogen die daarvan gemaakt zal worden. De quantiteit der losse exemplaren als ook de privilegien, het recht van copy en plaaten, die tot en op dezelve bevonden worden, daartoe refereerd men zich insgelijks aan de catalogus die daarvan gemaakt zal worden. De drukkerij, bestaande in 3 parssen etc. letters en alles deszelfs toebehooren, zoals dezelve zich tegenwoordig bevind en tot welkers opneeming men zig refereerd.’ De lasten
van de gemeenschappelijke boedel bedroegen tezamen f 13919.16. - (f 1819.16. - voor papier aan Cornelis Jacob en Cornelis Honing, obligatie van f 600. - aan Mr. Jacob Elias Michielsz van 15-9-1734, f 5000. - aan de erven van Joan van de Velden, namelijk f 2000. - van 9-7-1729, f 1000. - van 14-7-1730 en f 2000. - van 27-4-1734, f 3500. - aan Mr. Jacob Philip d'Orville, namelijk f 2000. - van 24-5-1738, f 1000. - van 29-5-1739 en f 500. - restant van een oude obligatie, f 2000. - aan prof. Joannes Esgers, namelijk f 1000. - van 10-10-1738 en f 1000. - van 8-11-1738, f 1000. - aan Ds. Abraham Onder de Linden).
23-24-3-1750 veiling van de gebonden boeken, 13-15-4-1750, veiling van de ongebonden boeken, 16-18-4-1750 veiling van de drukkerij van A. Wor en de Erven Onder de Linden (G.A. 125).
21-22-2-1752 veiling van de ongebonden boeken van A. Wor en de Erven Onder de Linden, 2-6-1752 veiling van de boeken van de Erven Onder de Linden (G.A. 127).
1752 etc. Adriaan Wor overman van het gilde.
13-1-1754 beneficie van inventaris voor de nalatenschap. Crediteuren te Amsterdam, Delft, Dordrecht, Groningen, den Haag, Harlingen, Leiden, Rotterdam en Utrecht (R.A. 2051, 59). Deze aanvaarding onder beneficie van inventaris door de erfgenaam, Huberta Wor, de zuster van Adriaan, geschiedde, omdat tussen Adriaan Wor en de kinderen Onder de Linden onenigheid was ontstaan na de dood van Adriana van Daakenburgh en daarvoor nog geen oplossing was gevonden.
11-12-1755 op de inv. der nalatenschap wordt de inboedel getaxeerd op f 2719.7.8, de boekdrukkerij op f 2400. - (39732 pond letters à 4 st. en wel cursief, Romein, Duits, Hoogduits, Grieks, Hebreeuws, Arabisch, Syrisch, Samaritaans f 1806.12. -, 3 drukpersen f 300. -, circa 30 ijzeren ramen f 70. -, circa 40 letterkassen f 48. -, nat- en spoelborden f 30. -, verdere gereedschappen als loogbak, watervat, natbak en kachel, 2 corrigeerstenen, lange bank, partij galijen, een vergaarderspers, olievaten, bakken, mand, krukken, emmer etc. f 593.8. -). Ongebonden boeken tezamen f 23529.15.8 (waarvan f 4744.4. - Latijnse), gebonden boeken, Holl. en Latijn door elkaar, en wat prenten f 1880.9.8 tezamen. Bij de boeken zijn veel stichtelijke en theologische werken met recht van copie en wel 47 Holl. drukken en 14 Latijnse drukken (o.a. het Bijbels woordenboek vertaald door Keppel, waarvan van deel II nog maar 9 bladen gedrukt zijn, een gedeelte van het copierecht
| |
| |
van Valentijn O. Indië, de Dictionarium Biglotton en de Dictionarium Tetraglotton). Alleen Holl. en Latijnse boeken, geen Franse worden genoemd. Een pakje met geschreven preken van Ds. Tuinman wordt getaxeerd op f 200. -, druk- en schrijfpapier op f 568.6. -, de winkel en 2 toonbanken, snijpers, ploeg, 2 handpersen en 12 banken, 3 winkelstoelen, trap, bank, passer, messen, brossen, ijzeren lineaal, 1 burrie met 3 poten, en 1 kruiwagen op f 85. -. Boeken, drukkerij en winkel worden dus tezamen getaxeerd op f 28663.11. -. Boeken, door de overledene elders in commissie gegeven en door de overledene in commissie ontvangen, worden pro memorie vermeld, evenals de boekschulden.
23-4-1756 veiling van de drukkerij van Wor geinterdiceerd, 18-7-1757 veiling van de drukkerij (G.A. 131 en 132, Haarl. Courant 15-en 22-4-1756 en 7-en 16-7-1757).
12-14-9-veiling van ongebonden boeken, 27-28-10-1757 veiling van gebonden boeken, en 23-10-1758 veiling van restant van ongebonden boeken van A. Wor (G.A. 132 en 133).
1-5-1758 accoord voor not. de Bruyn tussen de kinderen Onder de Linden (met uitzondering van Mr. Joan Onder de Linden) en Huberta Wor over de gemeenschappelijke boedel van Adriaan Wor en Adriana van Daakenburgh, waarvan het kapitaal bedraagt f 76731.9.6. Adriaan Wor heeft daaruit gehad aan boeken voor f 26025.1.8 en Dirk Onder de Linden voor f 21293.1. -. Daarvan blijven gemeenschappelijk bezit o.a. alle exemplaren van Valentijn en 5 tekeningen van generaals der Indiën, staande huwelijk gemaakt. (N.A. 14064, 134).
12-6-1758 insinuatie voor idem door Huberta Wor en de kinderen Onder de Linden aan Martinus van de Camp, enig overgebleven executeur van Adriana van Daakenburgh, om de 158 exemplaren van Valentijn, die hij na het vertrek van Huberta Wor uit de winkel in de Kalverstraat heeft opgeslagen op een zolder boven een steenkoperij op de Prinsengracht, uit te leveren (N.A. 14064, 153).
23-8-1758 kwitantie voor idem door Huberta Wor en de kinderen Onder de Linden voor Martinus van de Camp voor zijn beheer als executeur van Adriana van Daakenburgh, van april 1749 tot aug. 1758, met bijgevoegde rekeningen-verantwoordingen. Daaruit blijkt, dat Martinus van de Camp (ged. Oude Kerk 24-4-1711, poorter als schrijfmeester en zoon van Thomas van de Camp, in leven koperslager - later boekhouder -, 30-12-1733, begr. Nieuwe Kerk 27-10-1772, woonde bij zijn ondertrouw op 29-3-1742 met Gesina van 't Hoge in de Utrechtse straat) eerst met de andere executeuren, Prof. Esgers en Jan de Marre, tenslotte alleen tot mei 1750 als zodanig ook het beheer van de winkel had gehad. Aan het personeel van drukkerij en winkel werden door hem toen wekelijks bedragen, variërend tussen f 27. - en ruim f 90. -, uitbetaald. Op 20-2-1753 betaalde Adriaan Wor een bedrag voor allerlei onkosten, door van de Camp gemaakt in de vier eerste maanden van 1750. Daaruit blijkt, dat op de drukkerij behalve voor de O.I. Compagnie ook voor de Diemermeer moet zijn gedrukt. Uiteraard vindt men in de bovengemelde rekeningen ook allerlei gegevens over de veilingen, boekhandel etc. (N.A. 14064, 189).
| |
Uitgeverij
Van 1711 tot 1727 verschenen uitgaven van Dirk Onder de Linden, in 1728 enkele van zijn weduwe, van 1728 tot 1750 (zie hieronder bij de Boekzaal) van Adriaan Wor en de Erve G. Onder de Linden, in 1752 nog een enkele bij Wor alleen, het meeste in het Hollands, enkele in het Latijn en in het Frans. Daarbij waren veel werken van predikanten. Verschillende grotere werken, enkele daarvan van inwoners van Dordrecht, werden tezamen met de halfbroer van Dirk Onder de Linden, de Dortse stadsdrukker Johannes van Braam (geb. Dordrecht 1-11-1677 als zoon van Willem en Rachel van Eysden, st. aldaar 1-3-1751) uitgegeven.
13-12-1710 adverteerde hij, dat bij hem waren gedrukt en te bekomen ‘S. Pitisci Lexicon Latino- | |
| |
Belgicum novum, olim idiomate Gallico publicatum a P. Guidone Tachard, in 4.’, ‘Phaedri, Aug. Liberti Fabularum Aesopuarum libri V cum notis iam aliqua parte auctioribus Davidis Hoogstratani, in 12.’, ‘Gerardi Joannis Vossii Rhetorices contractae... in 8.’, ‘Linguae Belgicae idea grammatica, poëtica, rhetorica, deprompta ex adversariis anonymi Batavi: in usum proximi amici, in 8.’ en ‘Joh. Melchiorsz Godsgeleerdheyd, vervattende de gronden van de hoogste waarheden, bij wijse van korte stellingen, met ontdekkinge van de kragt van de hedendaegsche dwalingen, om desselfs nuttigheyd uyt het Latijn in 't Nederduyts overgebragt door A.V.P. Mr. Dr. de tweede druk, in 12.’ (A.C.). De twee eerste drukken waren afkomstig van Halma. Op 16-5-1710 gaf Onder de Linden voor not. Hellerus een obligatie aan Halma van f 5663.10. - voor 985 exemplaren van de lexicon van Pitiscus, te betalen in 16 halfj. term.; 4-6-1710 stelde Johannes van Braam zich borg hiervoor (N.A. 5964, 725 en 809). Ik vond geen uitgaaf van de lexicon van 1710 of 1711 en vermoed dus, dat eerst de exemplaren van Halma werden verkocht. Op 14-12-1724 adverteerden de Erven van Goris en Joannes van Braam te Dordrecht en Gerard Onder de Linden een tweede vermeerderde druk van dit werk (A.C.). In 1738 verscheen een nieuwe uitgaaf bij Van Braam en Wor en Onder de Linden. Van Phaedrus' fabelen, die in de bewerking van David van Hoogstraten, de Dortse medicus-classicus, die later veel voor de Onder de Linden's zou werken, in 1701 bij Halma het licht hadden gezien, bracht Onder de Linden in 1711 een nieuwe uitgaaf, die nog verschillende malen door hem en zijn opvolgers herdrukt zou worden. Van wie de drie andere drukken uit de advertentie van 1710 afkomstig waren, kan ik niet zeggen. Van de bijna een eeuw oude - de
dedicatio dateert van 1621 - Rhetorices contractae van Vossius brachten Wor en de Erven Onder de Linden nog in 1745 een herdruk.
1713 kwam Onder de Linden met een nieuwe titeluitgaaf van de Description du royaume de Siam van de la Loubere, een druk van Wolfgang van 1671, waarvan Boom in 1701 ook al een nieuwe titeluitgaaf had gebracht (zie Deel II 101).
Juli 1715 begon Onder de Linden met zijn uitgaaf van de Maendelijke uittreksels of Boekzael der geleerde werelt. Bij KS 376 vindt men een overzicht van dit tijdschrift, dat echter verschillende onjuistheden bevat. Daarom wil ik hier in het kort de geschiedenis vertellen, ontleend aan het ‘Berecht’ voorin juli 1715, stukken in het archief van het Amsterdamse gilde en stukken, afgedrukt bij KS:
Sedert juli-aug. 1692 gaf Pieter Rabus bij de Rotterdamse boekverkoper Pieter van der Slaart De Boekzaal van Europe uit. Van der Slaart had daarvoor privilege en toen hij onenigheid met Rabus kreeg, zette deze zijn uitgaaf, te beginnen met januari 1701, voort als Twee maandelijke uittreksels bij de Rotterdamse boekverkoper Barent Bos, die daarvoor op 9-12-1700 privilege kreeg. Sedert juli 1702 was Willem Sewel de schrijver. Zoals wij reeds zagen nam Halma deze uitgaaf over en publiceerde die van januari 1705 tot eind 1708 als De Boekzaal der geleerde werreld. Op de veiling van Halma van 18-3-1710 kocht de Amsterdamse boekverkoper Antoni Schoonenburg (geb. Leeuwarden 1681/82, ondertr. 8-10-1706 Helena Knoop, poorter 11-3-en gildelid 5-12-1707-1738, dan terug naar Friesland) in opdracht van Onder de Linden, die toen nog geen gildelid was, een aantal boeken, waaronder 3057 exemplaren voor 2 st. per stuk van de Boekzaal met recht van copie en privilege, zoals blijkt uit een verklaring voor not. Angelkot van 7-8-1715 (KS 1369). Door de oorlog kwam Onder de Linden er niet direct toe de uitgaaf weer op te nemen, wat volgens het bovengenoemd ‘Berecht’ de boekverkopers Wetstein aanleiding gaf te beginnen met een soortgelijke uitgaaf. Sedert juli 1710 verscheen hun (Het) Republyk der geleerden, geschreven door Johan Ruyter. Onder de Linden drukte in juli 1715 het privilege van Bos van 1700 af met het bericht, dat deze 30-6-1715 had verklaard dit te hebben overgedaan aan Halma, en tot eind 1716 drukte hij steeds op zijn Maandelijke uittreksels het woordje ‘met privilege’. Dit privilege was in
| |
| |
feite echter afgelopen en daarom vroeg hij opnieuw privilege. Dit was aanleiding voor de broers Wetstein zich te wapenen. Pieter van der Slaart had zijn recht van copie en privilege voor De Boekzaal van Europe behouden en in 1705 verkocht aan de Leidse boekverkoper Daniel van den Dalen, die daarmee nooit iets had gedaan. Op 14-9-1717 verkocht hij dit aan de broers Wetstein voor not. Wetstein. Beide partijen waren nu in het bezit van een verlopen privilege. De zaak werd door de Staten van Holland gesteld in handen van de heren van Haarlem en zo was het de pensionaris van die stad, die tussen de twee Amsterdamse boekverkopers bemiddelde. Besloten werd, dat zij ieder met hun uitgaaf zouden doorgaan zonder privilege en pas, wanneer zij door een derde werden benadeeld, tezamen privilege zouden aanvragen. Intussen had sedert mei 1716 de uitgaaf van Onder de Linden een uitgesproken kerkelijk karakter gekregen door opname van kerknieuws. Het is te begrijpen, dat daarom de weduwe Onder de Linden zich alleen verzette tegen een rekwest van Samuel Schoonwald om octrooi op zijn Lutherse Boek en Kerknieuws, met als resultaat een overeenkomst op 25-5-1728 voor not. Jan van Eybergen. Tezamen verzetten de twee uitgevers zich in 1731, toen J. Broedelet te Utrecht begon met de uitgaaf van de Stichtse Letterschat, en vroegen privilege aan. Dit werd niet gegeven door verzet van Amsterdamse en Utrechtse zijde. In 1734 vroegen de uitgevers van de beide tijdschriften opnieuw privilege, daar ze beangstigd waren door aankondigingen in de kranten van nieuwe tijdschriften. Het verzet van een aantal Amsterdamse boekverkopers werd ditmaal gebroken door het weglaten van enkele passages en op 15-1-1735 werd privilege gegeven aan Antoni Schoonenburg, sedert sept.-okt. 1733 de opvolger van de broers Wetstein voor deze uitgaaf, en Wor en Onder de Linden voor hun beider tijdschriften. (G.A. 81, 7, 46 en 63, KS 375-376, 941-944 en 989-992).
De Maandelijke uittreksels, sedert 1812-1863 Boekzaal der geleerde wereld geheten, tonen in de verschillende adressen de veranderingen in de boekhandel van de familie: tot dec. 1727 Gerard Onder de Linden, jan.-okt. 1728 zijn weduwe, van dec. 1728 tot april 1750 Adriaan Wor en Erven van Gerard Onder de Linden, van mei 1750 Dirk Onder de Linden, van jan. 1769 Dirk Onder de Linden en Zoon, van jan. 1794 tot 1863 de Erven D. Onder de Linden en Zoon. Het drukkersmerk, Tiliae sub tegmine tutus, dat aug. 1715 voor het eerst werd gebruikt, bleef tot en met 1825 gehandhaafd. Het tijdschrift geeft steeds naamlijsten van nieuw uitgekomen boeken, een enkel maal speciaal van uitgaven van de familie zelf. In 1716 gaf Gerard Onder de Linden een register over de jaren 1692-1708 uit, in 1732 en 1751 zijn opvolgers registers van juli 1715 tot juni 1730 en 1730-1745, die beide een apart register van predikanten met beroepingen, verplaatsingen of afsterven bevatten. Naar aanleiding van dat kerknieuws maakte Dirk Onder de Linden nog moeilijkheden over de door G.T. van Paddenburg in juli 1759 begonnen Utrechtsche Kerk en Academie Boekzaal van Europa. (G.A. 52, 16-7-en 2-8-1759 en 12-4-1760 en G.A. 83, 48 en N.A. 14066, 411 2-8-1759).
1715 onderhield Gerard Onder de Linden reeds nauwe betrekkingen met de predikant Leonard Beels en gaf toen de Mintriomf ter gelegenheid van diens huwelijk uit, in 1749 kwamen zijn opvolgers met verzen Op de vijftigjarige predikaatsie. Op 19-en 21-12-1724 adverteerde Gerard Onder de Linden het verschijnen van een lijkpredikatie van Beels op Ds. Johannes van Staveren (A.C.) en op 2-8-1730 gaven overlieden gunstig advies aan burgemeesters op het rekwest van Wor en de Erven Onder de Linden om te Amsterdam als enige te mogen drukken Sodoms sonden en straffen van Beels (G.A. 81, 30).
1718 verscheen bij Gerard Onder de Linden Les Fables de Faërne, traduites en vers François par Mr. Perrault. Dit werk werd aangekondigd in de Boekzaal van april 1718 (pag. 501) met de mededeling dat het in 1699 en 1708 te Parijs was uitgekomen en dat een vertaling in het Hollands van het oorspronkelijke Latijn ter perse was. Deze werd besproken in de Boekzaal van nov. 1718:
| |
| |
De Fabelen van Gabriel Faerno, In Nederduitsch dicht vertaelt door D. van Hoogstraten. (Pag. 533). Daar leest men, dat Onder de Linden het recht van copie ook van de platen had verworven. Die platen blijken identiek te zijn met die van de Latijnse uitgaven van F. Foppens te Brussel van 1682 en van Henricus Wetstein te Amsterdam van 1690. In de bespreking wordt vermeld, dat bij Onder de Linden ook exemplaren in het Latijn te krijg zijn. Daar ik geen druk van hem vond, vermoed ik dat dit exemplaren van de druk van Wetstein waren.
2-en 4-1-1724 adv. van Van Braam en Onder de Linden voor intekening, mogelijk tot 1 februari, op het Lexicon hieroglyphicum sacro-profanum, of Woordenboek van gewijde en ongewijde voor- en zinnebeelden, door Martinus Koning; 14-1-1724 adv. dat de prijs van f 32. - voor klein en f 40. - voor groot papier na 1 februari zal worden gebracht op resp. f 40. - en f 55. - en na het voldrukken op resp. f 48. - en f 64. -, alles ongebonden, bij niet nakoming van deze voorwaarden op een boete van f 3000. -. (A.C.). Dit werk, waarvoor 17-9-1722 privilege werd verkregen (zie ook KS 373-375), verscheen in 6 delen van 1722 tot 1727.
7-1- en 25-3-1723 adv. van Van Braam en Onder de Linden voor intekening op Oud en Nieuw Oost-Indiën, door François Valentijn, de condities bij alle boekverkopers in Holland te vinden en ook in de Boekzaal van dec. 1722; 8-4-1723 adv. over het ter visie leggen van proeven en een beschouwing in de Boekzaal van maart 1723, met belofte van dubbele restitutie van het ingelegde geld, wanneer niet in mei 1723 met drukken wordt begonnen; 19-9- en 14-10-1724 adv. van het afleveren van de eerste twee delen en regeling van de betaling (A.C.) Van dit werk, dat van 1724 tot 1726 in 5 delen verscheen met platen o.a. van J.C. Philips, is de voorrede gedateerd 24-8-1724 en het privilege, dat reeds enige jaren eerder was aangevraagd (KS 372) van 17-5-1724.
1728 verscheen de tweede druk van de Dictionnaire complet van Marin (zie aldaar) bij Joannes van Braam te Dordrecht en Gerard Onder de Linden te Amsterdam, in 1730 het Groot Nederduitsch en Fransch woordenboek van Marin bij Joannes van Braam te Dordrecht en bij Hermanus Uytwerf, A. Wor en de Erven van G. Onder de Linden te Amsterdam. In nov. 1732 werden deze in de Boekzaal geadverteerd (pag. 636). Of de derde druk van de Dictionnaire complet van 1743 (Riemens 268) nog bij Onder de Linden uitkwam, kan ik niet zeggen, daar ik geen exemplaar ken. De bijbehorende derde druk van het Groot Nederduitsch en Fransch woordenboek verscheen in 1752 te Dordrecht bij de Erven J. van Braam en te Amsterdam bij J. van Eyl en te Rotterdam bij J.D. Beman. De twee laatsten kwamen in 1761 met een herdruk van het Frans-Hollands en vermoedelijk in 1768 met een herdruk van het Hollands-Frans. Bij D.J. Changuion verschenen in 1783 en 1793 gelijktijdig de beide delen als vijfde en zesde druk.
1728 verschenen bij de weduwe van Gerard Onder de Linden de Opera van A.S. Sannazarius. Haar naam staat ook op de titelplaat van exemplaren van deze uitgaaf, die Hermannus Uytwerf als uitgever vermelden.
30-5-1729 gaven overlieden gunstig advies op een rekwest van Wor etc. voor verlenging van het privilege van 22-9-1713 voor de broers Wetstein voor het Biglotton amplificatum sive dictionarium teutonico-latinum novum van M. Binnart en Novum dictionarium tetraglotton van M. Martinez (G.A. 81, 22). De broers Wetstein hadden van beide werken èn in 1714 èn in 1719 drukken uitgegeven, nadat ze het recht van copie hadden gekocht op de veilingen van Hendrik Boom en Abraham van Someren. Op 17-6-1729 kregen Wor etc. het privilege (KS 375). In 1729 kwam hij met een herdruk van het werk van Martinez, waarin men voorin vindt afgedrukt een ‘catalogus librorum qui in usum scholarum & apud Adrianum Wor & Haeredes Gerardi Onder de Linden venales exstant & impressi sunt’, in totaal 30 titels. Ik neem aan, dat van het werk van Binnart ook een herdruk in 1729 verscheen, vond echter slechts een uitgaaf van 1744 met een nieuw privilege van 13-6-1744.
| |
| |
6-11-1738 rekwest van Wor etc. aan burgemeesters om privilege voor het drukken van de Herderlijke en vaderlijke brief tegen de gevaarlijke dwalingen, van die lieden, dewelke onder de naam van Hernhutters bekend zijn enz., door de kerkeraad van de Hervormde gemeente opgesteld, met gunstig advies van overlieden (G.A. 81, 118).
20-7-1739 gunstig advies van overlieden op het verzoek van Wor etc. om privilege op Batavia, begrepen in zes delen van Jan de Marre (G.A. 81, 125). Dit werk verscheen in 1740 en werd gevolgd door verschillende andere werken van hem bij Wor etc.
8-6-1750 gunstig advies van overlieden op het verzoek van A. Wor en Dirk Onder de Linden om privilege op De Lust der heiligen in Jehovah, of Gebede-Boek, van Ds. Coenraat Mel (G.A. 82, 89). Deze vertaling uit het Duits was reeds in 1730 bij Wor etc. verschenen, die blijkens het privilege van 20-6-1750 het restant van een oplaag hadden opgekocht. De herdruk van 1750 is, voor zover na te gaan, de laatste uitgaaf van Wor met de familie Onder de Linden tezamen. Het boek droeg het adres: ‘Te Amsteldam, Bij Adriaan Wor, en Dirk Onder de Linden, 1750’; dit in tegenstelling tot de andere uitgaven, die steeds als adres hadden gehad: ‘Bij Adriaan Wor, en de Erve G. Onder de Linden’. Deze laatste compagnieschap was, zoals wij bij de Boekzaal zagen, in juni 1750 al opgeheven. In 1752 verscheen bij Wor alleen de Geneeskonst der heelmeesters tot dienst der zeevaart van Abraham Titsingh.
| |
Bijzonderheden
De zoon Dirk Onder de Linden, die tot 1750 nauw samenwerkte met zijn stiefvader Adriaan Wor, dreef ook eigen zaken in die jaren. Op zijn naam vindt men o.a. een uitgaaf van de bekende Kleine Printbijbel van 1745 en een uitgaaf van La Sainte Bible, met Les Pseaumes de David van 1747. Hij was het ook die deel zou gaan nemen in de Bijbelcompagnie. Hij was zeer actief op allerlei terreinen en diende herhaaldelijk verzoeken om privileges in (G.A. 82, 111 en 120, 83, 17, 34, 48 en 143). Daarvan noem ik speciaal moeilijkheden in 1754 met Zacharias Chatelain en diens rechtverkrijgers over een vervolg door Pieter le Clercq op de Geschiedenissen der Vereenigde Nederlanden van Jean le Clerc (G.A. 82, 120) en een verklaring van 16-7-1759 van de overlieden H. Bruyn en J. van Eyl: ‘op het versoek van den gildebroeder D. Onder de Linden om enige elucidatie of verklaring, hoe het regt van copy en het stuk van privilegie altoos is geconsidereert, hebben overlieden van het boekverkoopers etc. gilde te Amsterdam zig niet willen onttrekken te verklaren, dat het regt van copy van enig werk, hetwelk men als eerste drucker of door erffenis of wettigen inkoop is magtig geworden, altoos heilig en onschendbaar bij brave en eerlijke boekverkoopers gehouden is; zoodat zelfs bij publicque verkoopingen de nadrukken altoos geweerd en van de hand gewezen zijn, terwijl de privilegien alleen maar verzorgt worden voor baatzugtige en oneerlijke menschen etc. Als mede dat bij hun wetten geen souverain of magistraat van enige provintie of steden oyt octroy of privilegie verleent hebben op boeken of werken daar door een souverain of magistraat van andere provintien reeds octroy of privilegie op gegeven was’. (G.A. 83, 34).
Dirk Onder de Linden werd ged. Zuiderkerk 21-4-1717, poorter 7- en gildelid 10-10-1746, begr. Oosterkerk 13-6-1794, ondertr. 5-8-1746 Jannetje Spanseerder, ged. Nieuwe Kerk 3-12-1727, begr. Oosterkerk 12-2-1766 (vermoedelijk als gevolg daarvan veiling boeken Onder de Linden 27-29-12-1769), dochter van Jan en Elisabeth Buytenwaard.
Zijn zoon Gerard Adriaan Onder de Linden werd ged. Nieuwezijds Kapel 12-1-1748, poorter 8-12-1768, gildelid 2-1-1769, begr. Oosterkerk 2-11-1787, ondertr. 19-4-1770 Alida Brouwer, begr. Oosterkerk 11-1-1785.
Zijn zoon Frederik Gerard Onder de Linden werd ged. Nieuwe Kerk 15-10-1775, poorter 10-, gildelid 14-11-1791, begr. Oosterkerk 20-2-1807, ondertr. 27-12-1799 Antonia Maria van Heurn,
| |
| |
ged. Westerkerk 5-11-1773, st. 19-7-1814 als boekhandelares op het Singel bij de Blauwburgwal, dochter van Nicolaas en Magdalena Woesthoff; zij hertr. 1808 de makelaar Rutger Hoyman, die weduwnaar was van haar schoonzuster Willemina Antonia Onder de Linden. Gegevens over de verdere geschiedenis van de firma Onder de Linden, die tot 1863 die naam bleef voeren, vindt men bij Ledeboer.
Op de Bibliotheek van de Vereniging berust een bundel met zangen betreffende de familie Onder de Linden uit de eerste helft van de 18de eeuw, waarbij men vele gedichten van de hier genoemde auteurs vindt. Gedeeltelijk zijn het uitgaven en ook drukken van de familie zelf. Ik noem hier speciaal de verzen bij het huwelijk van Dirk Onder de Linden en Johanna Spanseerder. Adriaan Wor dichtte toen: (De Heer) ‘doet in overvloet, zijn goddelijke stralen, Ook op hun bijbelwerk, genadig nederdalen’. J.C. Erkelens, geb. van Overvelt dichtte: ‘Zegt gij krijgt een bruidegom in drukkonst ook ervaren, die steeds Wor na streeft, die hem en zijn broers en zuster zo ten nutte is geweest’. Isaac Buytenwaard dichtte: ‘Doe Dirk neef door veel braeve knegten, Het lofflijck drukwerk, staag beregten.’ Tenslotte is er ook een gedicht van ‘UE. verpligtste dienaars, de knegts ter drukkerije van de Hr. Adriaan Wor’: ‘'t Is Adrianus Wor, die door zijn deugd en zeden, Uw moeders droefheit zoo volkomen heeft herstelt, Dat hij haar Ega wierdt, en onheyl en geweldt, Manmoedig als een Held, heeft op den nek getreden, Dees man verdient met regt den naam van Twede Vader: Van Kind'ren allegader.’
|
|