| |
Marin (Pierre) 1667/ 68-1718, Waals
Leven
Geb. La Ferté-sous-Jouarre 1667/68, lid Waalse Gem. tezamen met zijn ouders en zuster 25-7-1688, st. 18, begr. Walenkerk 22-12-1718 (4de kl.), zoon van Daniel Marin en Louise Brisbar, ondertr. kerk 21-5-1701 Magdelon le Clerc, geb. Château-Thierry 1667/68, begr. Walenkerk 20-5-1716 (4de kl.).
| |
| |
25-1-1711 test. voor not. de Wilde (N.A. 6457, 208).
11-1-1719 inv. van nalatenschap voor not. De Marolles (N.A. 7981, 47).
| |
Adressen
12- en 15-5-1696 Reguliersgracht tussen de dwarsstraat en Herengracht (A.C.), 1701 N.Z. Voorburgwal, 1710 (dr.) en 1711-1718 Wijde Kapelsteeg.
| |
Boekhandel en uitgeverij
Hoewel Marin geen werkelijke uitgever of boekverkoper was, heeft hij verschillende van zijn werken zelf uitgegeven en verhandeld. Daarom geef ik het verhaal van zijn strubbelingen met boekverkopers, dat zeer leerzaam is voor de kennis omtrent het uitgeven van succesvolle schoolboeken, hier als een geheel. Helaas zijn van verschillende van zijn werken de oorspronkelijke edities niet meer te vinden. De vele drukken, die na zijn dood verschenen tot op het einde van de 19de eeuw toe, noem ik alleen in het geval van ontbreken van drukken uit de eigen tijd. Men raadplege daarvoor Riemens. Dit verhaal stelde ik samen uit enkele acten, maar vooral uit de voorberichten van Marin zelf in zijn Dict. complet van 1710 en in zijn Nouvelle grammaire Françoise van 1718 (deze laatste niet bewaard; ik gebruikte de 8ste druk van 1795 van S. en J. Luchtmans te Leiden).
Van 1685-1688 had Marin te Delft gewoond en daar gemerkt, hoe slecht de scholen hier waren voorzien van Franse leerboeken. Sedert zijn komst in Amsterdam in 1688 had Marin zich toegelegd op de beide talen, Frans en Hollands. In 1692 gaf hij daarom een ‘Schetse eener Fransche letterkonst’ uit (niet bij Riemens), waarschijnlijk voor eigen rekening. In 1694 gaf de boekverkoper Sceperus het volgende werk uit, dat hij op 20-11-1694 adverteerde: ‘Tot Amsterdam bij Pieter Sceperus, boekverkoper op den Dam, is gedrukt en wert uitgegeven: La Nouvelle Methode, Frans en Nederduits, door Pieter Marin; behelsende beknoptelijk de meest bekende naem-, bij- en werk-woorden, regels en voorbeelden van declinatien en conjugatien; benevens seer vermakelijke en leersame samenspraken, noit voor desen in so goede ordre bij een gebragt. Dit boek is mede te bekomen tot Haerlem, bij Braeu, Leyden Haring, Hage Backer, Delft Kronevelt, Rotterd. van der Slaert, Dort Goris, Franeker Strik, en andere steden.’ (A.C.). Deze uitgaaf (Riemens no. 33) had naar zeggen van Marin veel succes en kwam overal in plaats van de Dialogues de Mauger (Riemens no. 229), die in alle scholen werden gebruikt. Inderdaad kon Sceperus al spoedig een tweede druk ter perse leggen, die Marin eerst opnieuw voor hem bewerkte en daarna corrigeerde. Deze verscheen in 1697. Intussen had Marin ook een ander werk gemaakt, de Dictionnaire portatif (Riemens no. 269), dat hij blijkens de advertenties zelf uitgaf. Op 12-5-1696 leest men: ‘Pieter Marin woonachtig... heeft in 't licht gebragt een Duits en Frans Woorden Boekje: behelsende de woorden, het gewoon gebruik dier twee rijke talen betreffende, met de nette uitlegging hunner verscheydene betekenissen; en de keurigste en meest te pas komende spreekwijsen.’ (A.C.). Drie dagen later wordt dit herhaald met de toevoeging: ‘zijnde dit werk bysonder nut om Duytse opstellen te vertalen, en Franse brieven te schrijven &c.’
Uit de advertentie blijkt, dat Sceperus hieraan niet te pas was gekomen. Marin bevestigt ditzelf ook. Hij was namelijk ontevreden over de slechte betaling van Sceperus voor de Nouvelle methode. Bij de tweede druk van 1697 bleef dat zo en toen kwam er blijkbaar een breuk tussen beiden. Sceperus vond het kennelijk veiliger voor zijn succesvolle uitgaaf privilege aan te vragen. Op 15-11-1697 kreeg hij dit van de Staten van Holland, niet alleen voor de Nouvelle methode, maar ook voor de Dictionnaire portatif en voor de Instruction pour la jeunesse. Volgens zeggen van Marin had hij deze werkjes Sceperus alleen beloofd, in geval hij tevreden over diens behandeling zou zijn.
| |
| |
Marin besloot in rechte niets tegen het privilege te doen, maar zelf met verbeterde werken in wat andere vorm te komen. Het eerste was zijn Methode familiere, die Paulus Dibbits en Johannes Smets voor hem drukten. Nog vóór het verschijnen kwam het Sceperus ter ore en die protesteerde uiteraard direct. Op 27-3-1698 liet hij door not. Carel aan Marin aanzeggen het drukken te staken (KS 679). Marin stoorde zich hieraan echter niet en in 1698 verscheen in 10 vel zijn Methode familière bij de wed. van Gijsbert de Groot (Riemens no. 34). Ook van dit werk bestaan geen oude drukken, maar berichten over latere drukken bij de ‘Heritiers de la veuve de Groot’ tonen, dat Sceperus geen succes met zijn protesten had.
In 1704 kwam Marin tenslotte nog met een Nouvelle grammaire Françoise, Nieuwe Fransche grammatica ofte oprechte methode. Ook daarvan noemt Riemens geen exemplaren uit de tijd van Marin zelf. (Riemens no. 36). Ik neem aan, dat Marin deze zelf uitgaf. In het voorbericht, dat ik steeds citeer en dat vermoedelijk uit de derde druk van 1718 (E.) overgenomen is, vertelt Marin, dat hij een tweede druk uitstelde tot na het verschijnen van zijn Dictionnaire complet. Het eind van het voorbericht luidt als volgt: ‘Après avoir rendu graces à Dieu de la faveur qu'il m'a faite d'achever l'assortiment de livres que je me proposai de composer à l'entrée de la profession que j'exerce depuis trente ans, il ne me reste rien de plus raisonnable à faire que de témoigner ma reconnoissance aux obligeantes personnes qui m'honorent de leur amitié: sur-tout aux maîtres & maîtresses d'Ecole qui favorisent (er staat ‘facilement’; in het Holl. echter begunstigen) le débit de mes ouvrages, dont ils se servent utilement dans l'instruction de la jeunesse confiée à leurs soins. Pour ceux qui sont insensibles à l'abus que l'on fait de mon nom en cette ville, à Deventer, à Utrecht, Bois-le-Duc & ailleurs, d'où l'on voit sortir presque tous les mois de nouvelles editions dites revuës & corrigées, par l'auteur, & qui semblent même imprimées avec privilège, comme je ne puis ni ne prétends aucunement les géner dans la préférence qu'ils trouvent bon d'accorder à des contrefactions visibles, j'espère que ces messieurs, qui ne assurément péchent pas tous par ignorance, seront d'ailleurs assez équitables pour n'accuser du mauvais arrangement des matières & des fautes dont elles sont remplies, que les personnes qui sçavent pécher
en eau trouble, & trouver leur compte à vendre à tout prix.’ Tot die nadrukkers behoorden o.a. ook de opvolgers van Sceperus, Hendrik van Eyl en later Jan van Eyl. De drie werken, waarvoor Sceperus in 1697 privilege had gekregen, konden zij uiteraard vrijelijk brengen. Op 20-8-1711 adverteerde Hendrik van Eyl: ‘is op nieuws (met privilegie) herdrukt en werd uitgegeven, Nouvelle methode, of Nieuwe Nederduytse spreekwijse, als mede Instruction pour la jeunesse. Nog Dictionaire portatif, Nederduyts en Frans, en Frans en Nederduyts, door P. Martin (sic!), taalmeester, alle op nieuws oversien.’ (A.C.). Nog op 10-6-1743 gaven overlieden gunstig advies op het verzoek van Jan van Eyl om verlenging van het privilege, dat op 2-7-1743 zou verlopen (G.A. 82, 27) en van 21-6-1743 dateert de verlenging. Ook echter van de Nouvelle grammaire Françoise verscheen in 1758 een derde druk bij Jan van Eyl.
Ontleende ik het voorgaande verhaal voornamelijk aan het voorbericht van de Nouvelle grammaire Françoise, voor het volgende vond ik de stof in het voorbericht van de Dictionnaire complet van 1710 en in het antwoord dat Halma daarop in hetzelfde jaar gaf. Die had in 1686 samen met C. Rouxel in Utrecht Le Grand dictionaire François et Flamend uitgegeven (Riemens no. 267a) en werkte sedertdien aan een nieuwe uitgaaf daarvan, samen met la Grue. In 1694 benaderde hij Marin en het volgende contract werd gesloten: ‘Ondergeschrevene bekennen geaccordeert te zijn als volgt. François Halma, boekverkooper tot Utrecht, heeft de overgeblevene helft van een Dictionarium, beginnende met de letter N, Johannes la Gruë en Pieter Marin aanbesteed, waarvan F. Halma het Duitsch moet opstellen, en de bovengemelde J. la Gruë en P. Marin het Frans daar bij voegen, zoo zuiver en zoo goed als 't in hun beider vermogen zal zijn: voor welke
| |
| |
moeyte en arbeid F. Halma aan J. la Gruë en aan P. Marin beloofd te zullen betalen (buiten of uitgezondert de correctie) voor ieder blad de somma van vijf gulden, en daar en boven nog een goude ducaton of vijf zilvere als 't werk ten einde zal zijn. F. Halma beloofd ook bij de overlevering van de copy, van tijd tot tijd, voor ieder letter van 't alphabeth aan J. la Gruë en P. Marin op rekening te betaalen twaalf guldens. Joan la Gruë zal de Dictionarium van den abt Furetiere en dat van Richelet in eigendom behouden; van de opdracht zal J. la Gruë en Fr. Halma disponneeren, die ook verplicht zal zijn om een braaf en wel gebonden exemplaar aan Joan la Gruë en een aan P. Marin te geeven, zoo draa 't zelfde gedrukt zal zijn. Joan la Gruë en P. Marin zullen ook gehouden zijn de gemelde Dictionarium van 't begin af over te zien en te verbeteren tot de letter N toe, 't welck omtrent vijftig guldens zal uitmaaken, te weeten vijf en twintig bij overleevering van de overgeziene copy tot de letter N toe, en de resteerende vijf en twintig guldens bij de overleevering van de gantse copy van de Dictionarium nevens volkome betaaling. Alles ter goeder trouwe en tot meerder bevestiging van dien zijn twee alleens luidende cedullen op een regeltje gemaakt en doorgesneden door de letters ABC.’ Ik nam dit contract in zijn geheel uit het voorbericht over wegens de zeldzaamheid van zo'n stuk en de geschillen, die er uit voortkwamen.
In de zomer van 1694 kreeg la Gruë de letter M en Marin de letter N om na te zien, maar verder wachtten ze tevergeefs op copie en hadden niets te doen. Om zijn leerlingen te helpen gaf Marin in 1696 de reeds genoemde lijst van woorden of Dictionnaire portatif uit. Toen dit werkje was uitverkocht, maakte hij Halma kenbaar dat hij een verbeterde druk zou brengen. Die maakte geen bezwaar, maar vroeg alleen het niet te veel te laten uitdijen, waarop Marin hem beloofde te proberen het in 30 of 40 bladen druks te doen. De overeenkomst met de wed. de Groot betreffende het tezamen drukken en verkopen van dit werk kwam daarmee dan ook overeen. Intussen had Halma de uitwerking van de letters S-Z aan Sewel opgedragen, in strijd met het contract van 1694. Ook Sewel, die overladen was met vertalingen, leverde vrijwel niets af. Op klachten van la Gruë en Marin nam Halma het werk weer zelf op en vroeg Marin de vroegere copie na te gaan zien. Dat weigerde Marin om twee redenen, en wel omdat hij het te druk had en omdat hij later verwijten vreesde, dat hij voor zijn eigen Dictionnaire daaraan ontleningen had gedaan. Op een bijeenkomst bij la Gruë stemde Halma daarmee in. Acht maanden later, vermoedelijk in de voorzomer van 1698, ontmoette Marin Halma toevallig op een morgen achter het stadhuis en liet hem het begin van de H van zijn Dictionnaire zien, die hij van de drukkerij had meegenomen. Halme was over de omvang daarvan zeer verstoord. Ten slotte kwam het 3 à 4 maanden later ten huize van een papierkoper ‘(die de balans tusschen partijen niet regt gehouden heeft)’ tot een definitieva breuk. Marin had volgens zijn zeggen niet meer van Halma gekregen voor het vertalen van de letters N-R en een deel van S dan f 18. - à f 20. - en twee Dictionnaires van Tachard in bordpapieren band ter waarde van f 12. - à f 14. -. De door Halma beloofde Dictionnaire de
Bayle kreeg hij niet.
Na de breuk, in de nazomer 1698, voelde Marin zich gerechtigd zijn eigen werk, dat toen nog 50 à 60 vel zou worden, uit te breiden, wat hij dan ook te beginnen met de letter I deed. In 1701 zag het eerste deel, de letters A-O, het licht als Nieuw Nederduits en Frans Woordenboek, door Pieter Marin, Nouveau Dictionaire Hollandois & François, par Pierre Marin. Het heeft het adres: ‘t'Amsterdam. Bij de weduwe Gijsbert de Groot, Boekverkoopster op de Nieuwendijk, in de Bijbel. 1701. Zijn mede te bekomen bij den maaker, op de Voorburgwal.’ Het werk was opgedragen door Pierre Marin aan Abraham du Pré. Voorin vindt men een Latijns vers van Daniel Ernestus Heuclin Gid. en Hollandse van H. van der Mark, F. de Kaarsgieter (Amst. den 1ste van Slagtmaand 1700) en A.W., alle naar aanleiding van het uitkomen van dit werk. Deel II, de letters P-Z, heeft hetzelfde adres. (Riemens no. 268).
| |
| |
Intussen was de strijd tussen Halma en Marin al openbaar geworden. Marin vertelt althans in het bovengenoemde voorbericht, dat hij in de couranten van 5-12-1699 een waarschuwing tegen het werk van Halma had laten uitgaan (niet in A.C.).
Blijkbaar vond Marin het, gezien dit alles, veiliger zijn volgende deel met privilege uit te geven. Tien maanden na het verschijnen van het Hollands-Frans, op 23-9-1701, toonde hij, daar hij had vernomen dat Halma bij de Staten van Holland tegen hem ageerde, aan not. de Wilde de letter A voor zijn deel Frans-Holl., op 30-8-1704 de volledige copie van A-Z en liet daarover verklaringen opstellen (KS 1286). Intussen had hij reeds moeite voor een privilege gedaan. Op 8-1-1703 hadden de overlieden van het Amsterdamse gilde daarover ongunstig advies uitgebracht, omdat naar hun zeggen reeds veel dergelijke werken waren gedrukt en nog dagelijks werden gedrukt. Ongetwijfeld wilden zij ook, al zeiden zij het niet, hun gildebroeder - Halma was intussen naar Amsterdam gekomen -, tegen een particuliere Franse taalmeester beschermen. (G.A. 52). Marin had echter vele leerlingen van aanzienlijke huize en zo wist hij door bemiddeling van burgemeester Cornelis Munter, wiens zoon Jan hij in het Frans had onderwezen, op 20-4-1706 eindelijk toch zijn privilege te krijgen. Dat leest men in de opdracht van het werk aan de secretaris Jan Munter. Nu kon hij aan de gang gaan en op 5-7-1706 werd een contract opgesteld voor not. de Wilde tussen hem, Allard Aaltsz en Christoffel Beudeker over deze uitgaaf, waarin ze ieder voor 1/3 deel zouden hebben. Het aandeel van Marin bestond in het leveren van copie en privilege en het corrigeren, tezamen op f 1500 gerekend, het aandeel van Aaltsz in het drukken (een blad gerekend tegen f 14. -) en het aandeel van Beudeker in leverantie van papier voor 1500 exemplaren. Men zou intekening op het boek mogelijk maken en verder bepaalde boekverkopers uitkiezen om het te debiteren. (KS 1287-1289). Het boek verscheen in 1710 als Dictionnaire complet François & Hollandois,... Par P. Marin. Compleet Fransch en Nederduitsch Woorden-Boek,... T'Amsterdam, gedrukt voor den autheur, in de Wije Kapelsteeg; alwaar de
exemplaaren te bekomen zijn. Als mede bij de Weduwe Gijsbert de Groot, boekverkoopster op de Nieuwendijk, En Pieter de Coup, boekverkooper bezijden 't Stadhuis. (Riemens no. 268). Marin spreekt voorin zijn dank uit aan Abr. du P.D. Ern. H. & Chr.B. voor hun hulp bij het Hollands en het nazien der proeven. De twee eersten, Abraham du Pré en D.E. Heuclin, noemde ik reeds; de derde is stellig Christoffel Beudeker.
Naast de mededelingen over de gang van zaken, die ik reeds voor mijn verhaal gebruikte, gaf Marin hier uiteraard uitvoerige beschouwingen over de voordelen van zijn werk en de nadelen van het werk van Halma. Van diens uitgaaf van 1686 was in de herfst van 1707 een tweede druk verschenen. Vier of vijf maanden eerder, zaterdag voor Pinksteren, had Marin daarvan het gedrukte voorwoord in handen gekregen, waarin Halma aankondigde, dat hij zijn oude privilege voor zijn werk hernieuwd had gekregen en dat Marin, naar men zei, nog probeerde er een te krijgen. Blijkbaar was Halma toch nog bijtijds op de hoogte gekomen van het privilege van 1706 voor Marin, want in de definitieve uitgaaf was een geheel ander voorwoord opgenomen. De uitgaaf van Halma, die met het jaartal 1708 en zijn eigen naam als uitgever verscheen (Riemens no. 267a), werd als ter perse aangekondigd in de Boekzaal van nov.-dec. 1707, p. 537, in een bespreking van W. Sewel, Dictionary English and Dutch, in two parts. De Boekzaal was een uitgaaf van Halma en tot verontwaardiging van Marin gaf de schrijver van de bespreking Sewel een veeg uit de pan om daarentegen Halma hemelhoog te verheffen. De werkzaamheden van Sewel aan de Dictionnaire waren tenslotte overgenomen door A. Moonen.
De Holl.-Franse uitgaaf van het Woordenboek van Halma verscheen met het jaartal 1710 bij Pieter Mortier te Amsterdam en Willem van de Water te Utrecht (Riemens 267b). Toen Halma zijn voorwoord schreef, stond hij op het punt naar Leeuwarden te vertrekken. Hij antwoordde daar uiteraard op het hiervoor verhaalde relaas van Marin, dat iets eerder het licht moet hebben
| |
| |
gezien. De ontmoetingen achter het stadhuis en bij de papierkoper legt hij geheel anders uit dan Marin; bij de laatste zou die beloofd hebben zich aan alle afspraken te houden. Halma spreekt over ‘un nouveau monstre Marin’, waarmee hij de Dict. complet van Marin bedoelt. Hij beeldt dit zeemonster ook op zijn titelplaat af. Vroegere uitlatingen over de Gascogner herroept hij, daar hij intussen heeft gehoord, dat Marin een Picardiër is. Een vers op ‘Een Fransche Windtbuil’ besluit zijn relaas.
Zowel van de Dict. complet van Marin, als van Le Grand Dict. van Halma zagen in 1717 herdrukken het licht. Halma had zijn privilege van 25-1-1707 overgedaan aan Willem van de Water te Utrecht en aan Rudolph en Gerard Wetstein te Amsterdam, welke laatsten de uitgaaf van 1717 brachten. Opnieuw kwam het tot uiteenzettingen tussen Halma en Marin, die ditmaal ondermeer als ‘verwaende spraakmeester’ en ‘schitterende Picardiër’ door zijn vijand werd aangeduid. Veel nieuws voor de boekhandel leveren deze commentaren echter niet op, zodat ik er niet op inga. De volgende drukken van de Dict. complet van Marin (1728 Te Dordrecht, Bij Joannes van Braam, En t' Amsterdam, bij Gerard Onder de Linden) en van Le Grand dict. van Halma (1733 A Amsterdam chez les Wetsteins et Smith, A Utrecht chez Jacob van Poolsum, met een nieuw privilege van 3-6-1729 voor Rudolph en Jacob Wetstein en William Smith) zagen het licht na de dood van de beide auteurs. Het is te begrijpen, dat de uitgevers de vroegere voorberichten weglieten. Wel wezen zij op de voordelen van de eigen uitgaaf boven de andere. In de druk van 1728 van de Dictionnaire complet leest men ‘achevé d'imprimer en Aoust 1709’.
Van een ander werkje van Marin kan ik niet precies aangeven, wanneer het voor het eerst verscheen, daar ik slechts latere drukken in handen kreeg. Het is het volgende:
Romens op- en ondergang. Vertoond in een genoegsaam getal beknopte themata ofte opstellen, bequaem de jonge luiden een volmaekte schets der algemeene historikunde te geeven, en een ordentelijke schrijfwijze, zoo in 't Fransch als in 't Nederduitsch, te doen bekomen. Tweede druk. t'Amsterdam, met privilegie gedrukt, voor den autheur Pieter Marin, in de Wije-Capel-steeg, in 't jaar 1717.
1717 verscheen het laatste werk als Abregé de la morale des anciens & des modernes, ou les plus beaux quatrains de Pibrac, & les fables les plus instructives de la Fontaine & de Boursault, retouchées & eclaircies en faveur des jeunes gens & des etrangers amateurs de la langue Françoise. Imprimé à Amsterdam, Pour Pierre Marin, Dans le Wyde-Capelsteeg. 1717. Avec privilege de Nosseigneurs les Etats de Holl: & W.: (Exemplaar U.B.L.).
Voorin vindt men een ‘Avertissement’ met uiteenzetting over de bedoeling van deze uitgaaf, die bestaat uit een aantal gedichten van de drie bovengenoemde auteurs in een verduidelijkte versie, met als besluit de volgende passage: ‘Au reste en offrant ce dernier ouvrage aux maîtres & aux maîtresses d'Ecole qui s'appliquent sur tout à rendre la pratique des vertus morales & chretiennes aimable & aisée; je me flatte de faire un present agréable & utile à toutes les jeunes personnes sans distinction de parti. Quel dessein plus convenable à la profession que j'exerce, & quoi de plus de saison dans un Pais d'entiere Tolerance?’. Achterin vindt men een ‘In epitomen moralium veterum & recentiorum Petri Marin’ van 10 regels van J.J. la Grue, Lugduno-Batavus, en het privilege van 20-4-1706 voor Marin voor zijn Compleet Fransch en Nederduytsch Woordenboek afgedrukt. Tenslotte vindt men er een overzicht van Marin's werken, dat ik in zijn geheel laat volgen:
‘Assortiment de livres pour l'usage des amateurs des langues Françoise & Hollandoise, qui se trouve chez Pierre Marin, dans le Wyde-Capelsteeg, à Amsterdam.
Methode familiere, pour ceux qui commencent à s'exercer dans la langue Françoise, 10 feuilles, in octavo, 7me edition.
| |
| |
Nouvelle grammaire Françoise, ou la Veritable Methode de P. Marin: 24 feuilles, in octavo, troisiême edition.
Romens op- en ondergang, bij wijze van Themata verhandeld, tweede druk. Ouvrage divertissant & utile aux Hollandois qui veulent apprendre à bien ecrire en François, & très propre à perfectionner les François qui s'attachent à l'etude de la langue Hollandoise, 9 feuilles, in octavo.
Dictionaire complet François & Hollandois, 156 feuilles, in quarto.
Compleet Nederduitsch en Fransch Woordenboek, 138 bladen, in quarto.
Abregé de la morale des anciens & des modernes, &c. Le tout de la composition du dit Marin, qui ne reconnoit de livres exposez en vente sous son nom, pour ses ouvrages, que ceux, qui sont signez de sa main; excepté la Methode familiere, imprimée en Compagnie avec la Veuve de Groot.’ (Getekend: Marin).
11-1-1719 op de inventaris worden naast 360 gebonden boeken een aantal Woordenboeken en Dictionaires genoemd en 740 stuks Abregé de la morale en 800 stuks Romens op- en ondergang.
| |
Bijzonderheden
Als geheel ander werk van de taalmeester noem ik nog zijn Epithamala au sujet de l'heureux mariage de Johannes Visscher et Kunira van Hoek van 1699 (bibl. Letterkunde), die waarschijnlijk een van beiden tot zijn leerlingen hadden gehoord.
Wie de ouders waren van Pierre Marin, bleek mij uit de ondertrouwacte van zijn zuster Susanna Françoise met de horlogemaker Estienne Girard van 1702. De ouders werden bij hun komst in mei-juni 1688 met f 37.8. - en van februari 1689 tot 1700 met f 1716. - gesteund door de Waalse Diaconie. Als naamgenoot van de taalmeester vond ik de volgende vermeld: Pierre Marin en zijn vrouw Madeleine le Clerc met attestatie van Tiel 4-9-1701.
|
|