| |
Lindenberg (Jacobus) 1675-1727, Geref.
Leven
Ged. Westerkerk 27-1-1675, begr. Nieuwe Kerk 30-9-1727 (1ste kl.), zoon van Petrus Lindenberg en Gerretie van der Leeuw, ondertr. kerk 3-4-1699 Anna de Burlet, geb. Amsterdam 1676/77, st. Breukelen (?) na 1741, dochter van Jan Everard de Burlet, passementwerker, en Maria Flamen.
18-4-1699 huw. voorw. voor not. Boots, waarbij de bruid f 12000. - inbrengt (N.A. 5193, 132).
9-6-1699 test. voor not. Hoekebak (N.A. 5948, 96).
20-9-1727 test. voor not. Silas van Jaarland (N.A. 8251, 150).
| |
Adressen
29-12-1696 op 't Rokin bij de Beurs (A.C.), 1-5-1697 tot 1-5-1698 huurde hij een halve winkel met een kamer ten huize van Nathan Girard, volgens verklaring van deze en Estienne Girard voor not. van Achthoven (N.A. 6412, 166 22-8-1707). Van 1-12-1697 tot 1-12-1699 huurde hij van de stad kas no. 11 op de Beurs voor f 15. - per jaar. In 1699 woonde hij in de Gapersteeg,
| |
| |
22-3-1702 Rokin westzijde bij de Taksteeg (Acta Luth. Gem.), 17-9-1703 Rokin hoek Waterpoortsteeg (begr. Walenkerk). Met ingang van 1-5-1704 huurde hij voor 6 jaar voor f 315. - per jaar van Steven Vennekool een huis en pakhuis aan de Kalverstraat naast de boekverkoper Cornelis Stichter. Op 26-12-1703 was de afspraak voor deze huur gemaakt, met de bepaling, dat Lindenberg voor f 300. - à f 400. - aan Lutherse bijbels als onderpand zou geven, waarmee echter de vrouw van Vennekool, de eigenaresse van de panden, niet accoord ging, daar zij 2 borgen eiste. Blijkens een derde notariële acte ging de huur echter wel door. (N.A. 5163, 899 ins. voor not. Boots van 27-12-1703, N.A. 6956, 11 getuigenverklaring voor not. van Velen van 1-1-1704 en N.A. 6412, 167 verklaring voor not. van Achthoven over het prompt betalen van huur van 23-8-1707 door Vennekool), 23-10-1704 Kalverstraat schuins over de N.Z. Kapel (A.C.), 1711 idem (dr.). Op 23-1-1711 werd Lindenberg voor f 3000. - eigenaar van een huis aan de westzijde van de N.Z. Achterburgwal (Kw. 4 D, 7). Dit bewoonde hij tot zijn dood. Als aanduiding wordt gesproken van achter 't Stadhuis aan de Molsluis, aan de Molsluis over de brouwerij de Hooiberg of N.Z. Achterburgwal over de Brouwerij de Hooiberg. Op 15-1-1726 en 11-5-1726 kocht hij hierbij nog huizen in de Konijnenstraat voor f 1075. - en N.Z. Achterburgwal oostzijde tussen Rozemarijn- en Roskamsteeg voor f 1075. - en f 2750. - (Kw. 4 T, 124vo en 284vo). Op 25-3-1741 werden de huizen, toen in het bezit van de weduwe, Anna de Burlet, bij executie verkocht, tezamen voor f 14900. -. Het huis aan de N.Z. Achterburgwal over de Hooiberg, het tweede huis achter en bezijden het hoekhuis van de Torensteeg, voor f 8400. -. De huizen brachten samen f 14900. - op. De lasten, die
er op rustten, bedroegen f 13500. -. Eén schuldbekentenis, van f 3000. -, dateerde van 29-4-1727 en was nog van Jacobus Lindenberg zelf, de andere van 1728-1738 waren door de weduwe verleden. (R.A. 2176, 284, 284vo en 288 en R.A. 2272, 204 etc.).
| |
Boekhandel en boekbinderij
23-8-1696 poorter als boekbinder, met belofte binnen het jaar het poortergeld te betalen. Ofschoon niet ingeschreven in het gildeboek toch lid, zoals blijkt 7-7-1700, wanneer overlieden bevel krijgen van thesaurieren om hem als lid te schrappen, daar hij weigert poortergeld te betalen (G.A. 52). In 1699 en 1700 betaalde hij zijn jaarzang niet, deze voldeed hij pas later. De weduwe betaalde tot en met 1732.
6-5-1702 werd een curator over zijn desolate boedel aangesteld (D.B. 310, 48vo).
8-12- en 18-5-1702 inventaris van meubelen en winkelwaren van de boedel (D.B. 405, 54).
16-5-1702 staat en inventaris van de boedel in verband met de cessie, gedaan ten behoeve van de crediteuren:
Crediteuren (tezamen f 23242.11.8) voor levering papier Paulus Stegman f 1415.7.8 (1697-1701), Mathijs Simons f 1375.9. - (1699, in onderpand 160 Franse bijbels), Daniel de Carbonel f 503. - (1699), Reynier Couterier f 165.6. - (1701), Robbert Neel f 202. - (1699, in onderpand 40 Franse bijbels), de Jong te Oostzaan f 110. - (1702), Pieter Mounier f 656. - (1701), Munnickhuysen en Buytenweg f 2350. - (1701), Henry et Gaultier f 105. - (1702); voor geleverde boeken Rembertus Goethals f 8.16. - (1697), Isaak Neranus f 64.10. - (1698); voor diverse almanakken Johannes Stichter f 17.14. - (1701); voor sloten Jacobus Hardi f 161.7. - (1702); voor koper Jan Bos, koperslager, f 48. - (1702); voor juchten Steven Leeveel f 45.3. - (1701); voor het maken van platen Romein de Hooghe f 1852. - (1702); voor het maken van Franse verzen Mr. le Brune f 60. - (1702); voor drukloon de wed. Boeteman f 335.10. - (1701); voor geleend geld van Anthony Rooleeuw resteert f 67.9. - (1698, in onderpand boeken), de wed. Burlet f 100. - (1701), Hendrik van Baarle f 1600. - (1700-1701, in onderpand 400 Franse bijbels); voor aangebracht kapitaal Anna de Burlet f 12000.-.
| |
| |
Debiteuren (tezamen f 2688.8. -): meest voor geleverde boeken, een enkel maal voor geleverd papier en voor diversen, o.a. Jan van Duysberg f 38. - (per diverse aan hem geleverd 1696-1699), Perachon te Genève f 13.5. - (per diverse 1697), Streep, boekbinder, f 167. - (voor boeken hem te binden gegeven 30-3-1698), Chatelijn voor ½ plaat f 12. - (19-3-1700), Dirk Mooy f 266.10. - (per Franse bijbels maart-juli 1700), Ds. Provoost tot Haarlem f 550.6. - (voor diverse hem geleverd en op boeken soo onder mijn berustende en welke bij occasie in auctie soude verkopen volgens de notitie daarvan sijnde verstreckt f 500. - jan.-dec. 1701), Fouquet f 1.5. - (voor lezen van boeken febr. 1701), Petzold f 2.5. - (een saakjournaal maart 1701), juffr. Lakeman f 1.13. - (voor misdruk 1-12-1701), Pieter Schoonebeek f 600. - (voor bijbelse figuren soo moet leveren volgens contract mei 1702).
Effecten (tezamen f 10000. -): Franse bijbels soo compleet als deffect ont. 200 stux f 1400. -; Vojage naer Londen wegens 300 bijbels daar gebragt, dog waarvan niets meer staat te coomen; Lutterse bijbels, soo veel van de selve nog in wesen dog waervan de intekenaars op deselve moeten werden voldaan mits 't surplus betalende f 1000. -; bijbelse figuren waarvan aen de intekenaers de exemplaren moeten werden gelevert f 800. -; Samuel Basnages werken nog onder winkelwaren berustende f 700. -; winkelwaren welke niet connen werden begroot alsoo bij vercoop wijnig renderen f 1400. -; huysraat en meubilen geëxtimeert ont. waardig te sijn f 300. -; in onder pand aan Franse bijbels en boeken bij crediteuren voor f 4200. -; Aan France platen geextimeert op f 200.-.
Schaden en verliezen van 14-10-1696 tot febr. 1702 voor proceskosten, huishuren, kostgelden, kleren (afgetrokken de avance) f 4981.8.8; de Franse bijbels tot Londen waarvan niets staat in te comen alsoo hier bij proces hangt f 2625. -; voor oncosten tot huyshouding van anno 1700 primo january tot mai 1702 rekent à 1200 's jaars f 2800. -; onder de uytstaande schulde van f 2688.8. - reekene aen quade schulden f 1400. -; de winkelwaren staen op f 2459. -, omdat gestelt sijn soo als tegens bijbels sijn getrocken en sulle na calculatie niet renderen f 1400. - also schade f 1059. -. (D.B. 405, 54).
1-6-1702 fiat op rekwest van Ds. Samuel Bernard, die op 22-11-1701 een partij boeken ter veiling aan Lindenberg heeft gegeven, om deze terug te krijgen (D.B. 763, 180vo).
10-6-1702 verkoop van meubelen en inboel bij executie (A.C. 8- en 10-6-1702).
23-6-1702 veiling van boeken bij executie (KS 1370).
5-9-1702 veroordeling van Pieter Schoonebeek tot betaling van f 600. - en wel door levering van 6000 afdrukken van de hem op 3-5-1702 door Lindenberg verkochte koperplaten van Romein de Hooghe (zie KS 379), met vergoeding van kosten, schaden en interest (D.B. 763, 199vo).
27-2-1703 krijgt Anna de Burlet preferentie voor de bij haar huwelijk aangebrachte f 12000. - (D.B. 763, 234), niettegenstaande crediteuren met getuigenverklaringen van 10-7- en 21-8-1702 voor not. van Achthoven (N.A. 6407, 108 en 136) hebben trachten te bewijzen, dat deze som veel geringer moet zijn geweest.
6-3-1703 autorisatie voor Harder Reyniersz om de 7 riem, 14 boek onder hem tot extinctie van zijn vordering tot zich te mogen nemen. (D.B. 145, 50vo).
8-3-1703 autorisatie voor de boekhouder van de Desolate Boedelskamer de boeken van Lindenberg te inspecteren ten overstaan van crediteuren, die present willen zijn (D.B. 145, 50vo).
1-5-1703 accoord van Lindenberg met zijn crediteuren, dat hij hun in drie halfj. termijnen 20% zal betalen, met als borgen zijn vrouw, schoonmoeder en schoonzuster. Getekende crediteuren (waaronder Joh. Provoost voor Ds. Basnage te Rotterdam f 200. -, Sebastiaan Petzold f 160. - en David van der Plaes f 140. -) tezamen f 7395.13. -, ongetekende crediteuren tezamen f 2589.10. -; 19-6-1703 wordt de boedel van de Desolate Boedelskamer ontslagen (D.B. 886 en 145, 66).
| |
| |
24-7-1708 overeenkomst voor not. Wijmer tussen Joannes Provoost, Waals predikant te Haarlem, en Lindenberg over de afdoening van hun geschillen, waarbij Provoost verklaart f 154. - schuldig te zijn voor voorgeschoten geld en geleverde winkelwaren, waarvan hij f 54. - 5-1-1709 en de rest 4 jaar later zal terugbetalen (N.A. 4843, 18).
| |
Uitgeverij
In verband met het voorgaande laat ik hier alle gegevens, mij bekend omtrent de uitgaven van Lindenberg, volgen:
22-11-1696 ‘Jaques Lindenberg marchand libraire sur le Rockin, joignant les Bains et Etuves, donne avis au public, qu'il a inventé une sorte de papier sur lequel on peut écrire avec une touche ou pointe de metal, sans avoir besoin du crayon ni de la plume. C'est sur ce papier qu'il fait imprimer un Almanach pour la commodité des marchands, courtiers etc. de toutes sortes de gens d'affaires.’ (Gaz.).
29-12-1696 ‘Jacobus Lindenberg, op 't Rokin, bij de Beurs, tot Amsterdam, heeft op een nieuwe inventie van papier een Almanak gedrukt met witte spacie tusschen elken dag, daer men met een puntje van eenig metael op kan schrijven, en diversche malen kan uytwissen, achter deselve is ook gevoegt een brieve tas, seer dienstig voor alle persoonen: Deselve zijn ook te bekomen tot Rotterdam bij B. Bos, en A. Acher, Hage Trojel, Utregt de wed. Poolsum, Dordregt Onder de Linden, en tot Leyden bij Johannes Hogeveen.’ (A.C.).
5-2-1697 werd Lindenberg gedaagd door de schout wegens nadruk van de kantoor- en schrijf-almanak van de erven Albert Magnus; op 9-10-1697 insinuatie door not. de Wilde namens de wed. Albertus Magnus aan Lindenberg, dat hij op de volgende dag voor de pensionaris Akersloot in den Haag moet verschijnen, waarop hij antwoordt; ‘Dit is wel, doch ik behoorde het eerder geweten te hebben.’ (N.A. 6466, 198).
In 1699 moet hij reeds in contact zijn geweest met Romeyn de Hooghe, die voor hem een groot aantal gravures voor het Oude en Nieuwe Testament vervaardigde, welke Lindenberg voor verschillende uitgaven benutte.
22-3-1699 wordt in de acta van het consistorie van de Waalse Gem. te Amsterdam meegedeeld, dat Lindenberg approbatie heeft gevraagd voor de Franse bijbel, die hij met afbeeldingen wil laten drukken, en aan de predikanten Colvius en Ysarn wordt opgedragen rapport uit te brengen en deze zaak in de synode aanhangig te maken; op 25-9-1700 zendt men gecommitteerden naar burgemeesters om over deze bijbel, die zonder permissie van de Staten-Generaal is verschenen, te spreken; op 7-10-1700 zendt men een protestschrijven rond tegen de synode, o.a. betreffende deze zaak: Op de synode te Middelburg (2-9-1699 etc.) werd besloten, deze bijbel aan een aantal kerken in Holland te tonen; op de synode te Zutfen (22-4-1700 etc.) werd verklaard, dat hiervan goede getuigenissen waren gekomen. Op de synode te Rotterdam (9-9-1700 etc.) echter heeft men gewaarschuwd tegen de approbatie, voorin de bijbel afgedrukt. Hiertegen protesteert het Amsterdamse consistorie, dat het zich nooit verantwoordelijk heeft gesteld voor deze bijbel, dat de approbatie alleen inhoudt, dat deze editie conform is aan die van Genève en correcter dan de editie in 4o van Parijs. De synode heeft zich niet gehouden aan het oordeel van de 4 dominees, die deze approbatie hebben gegeven, maar op een instructie van Delft, die zegt dat deze bijbel grote veranderingen toont, vijf kerken de opdracht gegeven, deze te examineren.
1699 adverteerde Lindenberg deze uitgaaf van La Sainte Bible voortdurend in de Gazette, vaak met grote letters. Het werk zag het licht met het jaartal 1700, met een opdracht aan J. Hudde (Darlow 3776).
8-7-1699 wordt in de acta van de Ev. Luth. Kerkeraad het verzoek om approbatie van Lindenberg
| |
| |
besproken. Hij heeft meegedeeld reeds vele kosten gemaakt te hebben voor het snijden van platen voor zijn uitgaaf van de Luth. bijbel in de vertaling van Adolphus Visscher, die in 1648 is gedrukt, welke platen in geen andere bijbel zullen komen, of hij zal alle exemplaren verbeuren. Reeds heeft hij privilege in den Haag gevraagd en volgens missive van Troyel gekregen, maar nu hoort hij, dat anderen er ook mee bezig zijn. Daar de kerkeraad inderdaad reeds in onderhandeling is met Philip Verbeek, lidmaat, en zijn compagnons de Geref. Willem Lamsveld en Willem de Coup (acta 2- en 17-6-1699) besluiten ze, dat Lindenberg de intekening stop moet zetten, totdat hij zeker is van zijn privilege. Lindenberg biedt aan, Lamsveld c.s. f 120. - als schadevergoeding te geven. De Kerkeraad probeert beide partijen in compagnie te laten werken, wat Lamsveld c.s. wel willen, Lindenberg echter niet. Op 13-7-1699 berichten overlieden aan burgemeesters op hun verzoek om advies over de privilegeverlening, dat Lindenberg en Lamsveld c.s. tot overeenstemming zijn gekomen, dat 16 à 17 jaar geleden al privilege door de Staten aan Jacobus Hardenberg hiervoor is gegeven, wiens uitgaaf echter niet is doorgegaan, en dat echter sedert enige jaren burgemeesters alle verzoeken om privileges op bijbels, testamenten, psalmen, gebedenboeken etc., in kerken en scholen te gebruiken, hebben afgewezen (G.A. 52). Welke voorspraken Lindenberg had, kan ik niet zeggen, wel dat hij op 25-9-1700 het gewenste privilege van de Staten van Holland kreeg.
15-7-1699 vermelden de acta van de Ev. Luth. Kerkeraad, dat men na het accoord tussen Lindenberg en Lamsveld c.s. met de eerste op dezelfde voet als vroeger met de tweede heeft gecontracteerd, en wel dat de bijbel in folio met nieuwe letters gedrukt op schrijfpapier, gelijk aan de druk van 1648, ‘mannetje naar mannetje’ als men zegt, voor intekenaren het minste papier f 8. - en het beste f 10. - zal bedragen en f 1. - extra per exemplaar voor niet intekenaren. De revisie moet geschieden door het ministerie, prenten zullen er niet in mogen komen. Het oogwit van de kerkeraad strekte ‘omme den voorn. bibel in fol. ten minsten prijse onder onse gemeenschap te debiteren’. Op 22-7-1699 werden de letters goedgekeurd, maar het papier te klein bevonden en werd besloten de volgende zondag van de kansel te lezen, dat Lindenberg de bijbel zou herdrukken. Op 29-7-1699 werd het papier goedgekeurd en de prijzen vastgesteld op f 8½ en f 10½ voor intekenaren en f 10. - en f 12. - voor niet-intekenaren. Op 11-5-1701 werd een hernieuwd verzoek van Lindenberg om prenten erbij te mogen voegen afgewezen. Op 6-7-1701 werd besloten hem te berispen ‘wegens het stroyen van billetten wegens de bibelse printen aen de kerkendeuren.’ Op 25-1-1702 werd Lindenbergs verzoek om approbatie, revisie, keuring van het papier en uitlening van het duplicaat van de loden (= koperen) titelplaat behandeld. Op 1-2-1702 bleek, dat hij toch 2 platen had opgenomen en ander papier had gebruikt dan was afgesproken. Op 15-2-1702 werd op advies van de boekverkoper Webber de prijs van exemplaren op het fijnste papier, dat kleiner was dan afgesproken, verlaagd op f 10½ en f 11.15. -, exemplaren op royaal papier mochten niet boven f 15. - worden verkocht. Nog in die
vergadering verklaarde Lindenberg zich ermee accoord. Van het royaal papier had hij, volgens zijn zeggen, niet meer dan 25 exemplaren gedrukt, die niet te koop zouden zijn. Op 1-3-1702 werd het concept voor de approbatie goedgekeurd. Op 22-3-1702 vertoonde Lindenberg 2 exemplaren, gebonden in juchtleer, en werd besloten de approbatie de volgende zondag af te kondigen. Na verloop van 14 dagen moest hij de geleende titelplaat teruggeven en de beloofde 2 exemplaren leveren.
Op 17-5-1702 verschenen de papierkopers Matthijs Simons, Paulus Stegman en Jan van Munnichuysen, die het papier hadden geleverd, in de vergadering en klaagden, dat ze niets betaald hadden gekregen en dat de insolvente Lindenberg de bijbels ‘soek gemaakt’ had. De Kerkeraad antwoordde niets daaraan te kunnen verhelpen. Op 12-7-1702 werd het verzoek van de papierkopers behandeld om een nieuwe bijbel te mogen drukken, daar ze de defecten van de bijbels, ‘ter quader trouwe gemaakt’, in de publieke auctie met het recht van copie hadden gekocht.
| |
| |
De Kerkeraad antwoordde, niets met het privilege te maken te hebben, maar vroeg wel opgaaf van prijzen. Op 19-7-1702 toonden de papierkopers papier, waarop ze voor f 7. - de nieuwe bijbel en voor f 1. - minder de supplementen konden drukken.
Op 26-7-1702 kwam Maria de Burlet in de vergadering en toonde de acte van 10-3-1702, waarbij zij van haar zwager een aantal exemplaren van de bijbel had gekocht met recht van privilege en kerkelijke approbatie. Nu had zij echter van Ds. Dominicus gehoord, dat men haar de verkoop wilde beletten en de titelplaat, die Lindenberg had geleend, gerestitueerd wilde hebben. (De overdracht van een dag eerder, 9-3-1702 voor not. van Velen (N.A. 6954, 17), waarbij Lindenberg de bijbels ‘zoek maakte’, rept niet van recht van privilege en kerkelijke approbatie, integendeel: Lindenberg verkocht aan Maria de Burlet 1000 exemplaren voor f 4. - per stuk, waarvan zij niets mocht verkopen, met het recht deze 1½ jaar later voor f 4.19. - per stuk terug te kopen, hetzij als geheel, hetzij bij 100 tegelijk). Op 9-8-1702 werd deze zaak in de Grote Kerkeraad behandeld. Daar men wegens de defecten van een letter van de bijbel steeds meer het idee had van een opzettelijke fraude, werd in de vergadering van de Kerkeraad van 16-8-1702 besloten Maria de Burlet de volgende dag te laten verschijnen in een extra vergadering. Ofschoon door een deurwaarder ontboden, excuseerde zij zich. Op 23-8-1702 werd deze weigering in de Grote Kerkeraad besproken. De reden was, naar men aannam, dat Lindenberg ‘seer frauduleuselijk vele defecten in voorn. bibel gemaakt heeft, dewelke door eenige sijner crediteuren of papierkopers publycq gecogt sijn, en te vresen is, dat hij de voorn. defecten zal laten suppleren en naardrukken, gevolglijk ene onvolkomene en vitieuse bibel onder de gemeente debiteeren, tegens de goede intentie en voorsorge van dese vergadering.’ Daarom besloot men op aanstaande zondag van de preekstoel en nog driemaal daarna de goede gemeente te waarschuwen. Op 30-8-1702 werd in de vergadering van de Kerkeraad meegedeeld, dat Ds. Vos had nagelaten deze afkondiging te doen. Men besloot dit aan de Grote Kerkeraad te
rapporteren. Ook werd meegedeeld, dat de papierkopers de titelplaat te leen vroegen voor hun 50 à 60 complete exemplaren van de bijbel. Men besloot, dat na collatie onder toezicht van Webber de Grote Kerkeraad hierover zou moeten beslissen. Op 28-9-1702 verklaarde deze, dat de Kerkeraad de onderhandelingen met de papierkopers op zich moest nemen. Op 4-10-1702 werden koperen titelplaat en finis aan twee boekverkopers overhandigd, die daartegenover beloofden de exemplaren voor f 6. - te zullen verkopen en een ongebonden exemplaar aan de Kerkeraad te zullen geven. In de Grote Kerkeraad van 15-11-1702 werd meegedeeld, dat Mortier c.s. de titelplaat hadden teruggegeven.
Op 5-3-1704, vermoedelijk dus na de afbetaling volgens het insolventieaccoord, verschenen Lindenberg en Maria de Burlet in de Kerkeraad en verzochten intrekking van de notificatie, die tijdens zijn afwezigheid van de preekstoel was gedaan: ‘dat de Gemeente beliefde voorsigtig te sijn in het kopen van de bijbel in folio, alsoo daarinne veele bladeren defect waren.’ Hij verzekerde al deze defecten te kunnen suppleren. De Kerkeraad weigerde dit echter te doen, ‘hem nogmaals recommenderende den bijbel compleet te leveren, ook aan die sulks begeren ongebonden, ten gestelden prijse te verkoopen, en aldus aan deselve tot het collationeren occasie te geven; opdat dese vergaderinge, bij faute van dien, niet worde genecessiteert andere resolutien daar omtrent te nemen.’ Daarna worden de bijbels nog eenmaal in de acta genoemd en wel op 17-11-1706: ‘Ds. Wesling uyt den naam van Jacob Lindenberg versoekende seker billet wegens de bibels alhier vertoont aan der bijder kerkendeuren te mogen aanplakken sijn alvorens daar afgesneden eenige ondergevoegde regulen en eenparig verstaen hetselve billet met die vermindering aen te plakken en hem te ordineren niet vorder te affigeren ofdat men deselve aanstonts sal aftrekken.’
Over leveranties van papier aan Lindenberg voor de Lutherse bijbel vindt men 2 insunuaties van Jan van Munnichuysen en Adriaan Buytenweg van 8- en 11-7-1701 voor not. van Achthoven
| |
| |
(N.A. 6406, 94 en 95) en 2 van Lindenberg van 9-7- en 25-8-1701 voor not. Hoekebak (N.A. 5881, 179 en 1151), waaruit blijkt, dat Lindenberg, na ruim 400 riem volgens het monster te hebben ontvangen, 30 dubbele riemen van slechte kwaliteit had gekregen. De drukkers hadden hem geattendeerd, dat dit de gehele uitgaaf, waarmee meer dan f 10000. - was gemoeid, zou bederven. Voor de rechter en Corver en Gijsberts als goede mannen waren de papierkopers 13 × gedagvaard en tenslotte was door commissarissen van Kleine Zaken op 7-7-1701 vonnis gewezen, dat het papier moest worden omgeruild voor goed papier, of dat de papierkopers f 100. - en de kosten en schaden moesten betalen. Daarop boden deze ander papier aan, dat echter op 9-7-1701 namens Lindenberg door de notaris en boekdrukker Robbert Jansen werd afgekeurd, maar toch door de papierkopers met een slee naar Lindenberg werd gebracht. Tenslotte deden Gillis van Hoven en Cornelis van Thulden op 11-8-1701 een uitspraak.
De Lutherse bijbel verscheen als Biblia... met het adres: Tot Amsterdam, Bij Jacob Lindenberg, boekverkoper op 't Rokin, anno 1702. Een aparte titelpagina voor De Propheten heeft het adres: Tot Amsterdam, Bij Jacobus Lindenbergh 1701. De approbatie van de Kerkeraad van 23-2-1702 wijst op enige drukfouten: ‘uytgenomen eenige drukfauten, en hedendaagze woordspellingen, nevens het woordeken (en) daar het zelve aanstiet.’ Ondanks het uitdrukkelijk verbod van de Kerkeraad wist Lindenberg blijkbaar toch nogal eens aan de kopers ook zijn prenten kwijt te raken. Men vindt althans vrij vaak exemplaren met die prenten (o.a. U.B.A.). Op 25-1-1716 adverteerde Lindenberg zelfs, dat hij van de Staten continuatie van het privilege had gekregen voor de ‘Nederduytse Lutherse bijbels, met en sonder prenten.’ (A.C.).
Als besluit wil ik nog vertellen, hoe Lindenberg tenslotte nog trachtte van burgemeesters privilege voor een Gereformeerde bijbel te krijgen. De stukken daarover zijn afgedrukt bij KS 380-381. Overlieden adviseerden uiteraard ongunstig en mondeling werd op 20-1-1707 o.a. bericht, ‘dat dese Lindenberg, soowel de Lutersse, als de Fransse bijbel, die hij had laten drucken, soo boven mate vitieus hadde te voorschijn gebragt, dat selfs de Lutersse, die niet wilden erkennen voor haaren bijbel, en belangende de Fransse, beriepen wij ons op het advys van Mr. Colvius.’ Deze voorstelling van zaken was, naar uit het voorgaande blijkt, niet geheel juist, het volgende daarentegen zeker wel: ‘Soo besloten wij, dat haar Ed. Groot Aghtb. desen bedrieger niet souden begunstigen met een octroy om bijbels te mogen drucken, die sig soo valschelijk had gedragen, niet alleen omtrent de papierverkoopers van wien hij het papier daartoe had gekogt, maar ook selfs omtrent het arbeytsloon der druckers, met welk hij beyde schandelijk was bankrot gegaen.’ Het verzoek van Lindenberg werd daarop geweigerd.
Dat Ds. Vos de afkondiging tegen de bijbel van Lindenberg van de preekstoel op 27-8-1702 niet deed, stond waarschijnlijk in verband met het feit, dat hij voor Lindenberg aan het werk was, zoals blijkt uit een uitgaaf van 1703: Alle de voornaamste historien des Ouden en Nieuwen Testaments. Verbeeld in uytsteekende Konst-Platen, door den wijd-beroemden Heer, en Mr. Romeyn de Hooge. Met omstandige verklaring der stoffen, en seer beknopte Punt-Digten, van de Eerw. Godsgel. Heer Henricus Vos. Tot Amsterdam, bij Jacob Lindenberg, op 't Rokkin. 1703. Met privilegie van de Heeren Staten van Holland en West-Vriesland. In dit werk vindt men een lijst van intekenaren en een ‘generale notitie tot narigt dergeenen die tot deze Prent-Bijbel ingetekend hebben, ofte genegen zijn dezelve te koopen’ met o.a. de mededeling: ‘De generaale verklaaringe tot deze konst-prenten, zijnde geschreeven door den godsgeleerden Heer J. Basnage, predicant tot Rotterdam, zal in 't Frans en Duits gedrukt werden, en te bekomen zijn op het eind van dit jaar 1703.’ Deze uitgaaf, Histoire du Vieux et du Nouveau Testament, representée en tailles-douces: dessignées et faites par M. Romein de Hooge, avec un explication dans laquelle on éclaircit plusieurs passages obscurs... par Mr. Basnage. A Amsterdam, aux dépens de Jaques Lindenberg
| |
| |
1704, werd geadverteerd op 23-10-1704: ‘De Hr. R. de Hooge heeft alle de Geschiedenissen des O. en N. Testaments door ontrent 800 origineele verbeeldsels in koper gebragt,... alles in de Fransche tael door den Hr. J. Bassenage Pred. tot Rotterdam, beschreven, en een ample verklaring in Duyts daer bij gevoegt, in fol., gedrukt op groot en kleyn schrijf mediaen, belopende de groote 19 gl. en de kleyne 16 gl., en zijn gedrukt en te koop tot Amsterdam bij J. Lindenberg, in de Kalverstraet, schuyns over de N. Zijds Kapel, die 't Italiaens Muzyk papier verkoopt, seer lange lijnen met 8 en 12 balken, ook van 10 en 6 balken, tot kleyne sakboekjes. Item tot de compositie van 20 balken in fol., en yder balk bestaende in 5 lijnen, maekt voor de liefhebbers ook allerley formaten op papier dat niet vloeyt, of dubbel restitutie.’ (A.C., idem 28-10-1704).
Dit werk werd, zoals wij reeds zagen, door Groenewoudt nagedrukt met de prenten van Jan Luyken van de Kleine Bijbel van Mortier. Het was dan ook een wraakneming van Mortier op Lindenberg, zoals blijkt uit een exemplaar, dat een strookje ‘chez Pierre Mortier, libraire, 1706’ over het adres van Groenewoudt heeft. (Bibl. Nat.). Lindenberg protesteerde in de Journal historique de Rotterdam op 5-1-1705: ‘Le public est averti que l'Histoire du Vieux et du Nouveau Testament dessinée en tailles douces avec l'explication de M. Basnage imprimée en folio à Amsterdam chès Lindenberg en 1704, a été contrefaite en 4. avec d'autres figures à Amsterdam. On y a retranché la description du temple de Jerusalem. On y a mis des vers que Mr. Basnage n'a point faits.’ Men werd daarom aangeraden alleen door Lindenberg gesigneerde exemplaren te nemen. (Gaz.). Op 31-3-1705 werd Lindenberg door de schout gedaagd wegens het nadrukken in het Frans en het Hollands van de Historiën des Ouden en Nieuwen Testaments, ‘voorgevende valschelijck daartoe octroje te hebben direct tegens het octroje en privilegie bij Pieter Mortier geobtineert.’ (Schoutsrol, zie ook KS 441). Inderdaad had Mortier in 1700 en 1702/03 werken met dezelfde titel in het Hollands en Frans laten verschijnen, uiteraard echter van een andere schrijver en met andere platen (zie aldaar). De vervolging van Lindenberg vond dan ook geen voortgang, temeer waar zijn pogingen om zelf privilege te krijgen op 19-11-1705 tenslotte met succes werden bekroond. Sedertdien kon hij dit privilege dus afdrukken, zowel in de Franse uitgaaf, als in de Hollandse vertaling van Abraham Alewijn, die zonder jaartal verschenen was als T Groot waerelds tafereel, met adres: Tot Amsterdam, op kosten van J. Lindenberg, in de Kalverstraat, bij de Capel. Een lijst van intekenaren en een opdracht aan Jeronimo de Hase de Georgio vindt men in dit werk. Nog
vele drukken, zowel van de Franse uitgaaf, als van de Hollandse volgden (zie Luyken 404). Op 17-9-1707 adverteerde Lindenberg de tweede druk, ‘uytvoeriger als d'eerste, welke in weynig weken was uytverkogt. De prijs is f 13.2. - ingenaeyt, en schilpadswijs gebonden alom sinnebeeldig verguld 2.18. - daer boven, en zijn bij geen andere boekverkopers te bekomen.’ (A.C.). De Franse uitgaaf van 1714, met in navolging van de Hollandse uitgaaf de titel Le Grand tableau de l'univers, werd evenals de Hollandse van 1715 opgedragen aan Johan Trip en van zijn portret voorzien, waarop Lindenberg zelfs liet graveren: ‘J. Lindenberg inven. et excudit.’ Ik neem aan, dat dit weer een van de vele snoeverijen van Lindenberg was. Op het Rijksprentenkabinet is de prent althans bij Pieter van Gunst ingedeeld. Op 13-7-1715 had Lindenberg opnieuw privilege van de Staten gekregen (stellig aangevraagd in verband met de verhoging van de boete van f 300. - op f 3000. -). Op 24-9-1716 adverteerde hij: ‘Haer Ed.Gr.Mog. hebben aen J. Lindenberg, bij de Molsluys t'Amsterdam, tegens een boete van f 3000. -, bij continuatie geoctroyeert, om in 't Frans en Duyts alleenig te mogen drukken en verkoopen 't Bijbels en Groot waerelds tafereel, zijnde een werk tot een gemakkelijk begrip der H. Bladeren in konstprenten verbeeld.... en ook bij vermogende luyden, de gem. konstprenten en verklaringen, volgens texten-ordre door fol. bijbels gebonden, de bijbel-kaarten en titels zindelijk afgezet zijnde, werden gekogt; gelijk mede een exemplaer in 2 deelen, vorstelijk gebonden, in vergult hemels- | |
| |
blaeuw Turks leer, alle de prenten en kaerten door onnaspeurlijke lankmoedigheyt in konst met goud en waterverven afgezet, bij hem te bekomen is.’ Daarna gaat hij verder over de opdracht van deze ‘8ste’ editie aan Trip, wiens beeltenis het werk siert, ‘door grote meesters
konstiger in 't koper gewerkt als ooit opdragt in deze landen is uitgevoert. De prijs van 't gem. werk cierlijk gebonden, is f 17.10. - en op royael papier f 22.10, de bijbel daer tusschen, in een band, de kaerten en tytels alleenig afgezet f 65 gl. zijnde mede te bekomen in 's Gravenhage bij de Mr. P. Scheltus.’ (A.C.). In 1721 verscheen de tiende en laatste druk, met voorin ‘Des drukkers bericht, wegens den X druk dezes werks’. Net als in vorige drukken gaf hij hier een uiteenzetting over de successen van dit werk, waarin nu alle zinnebeelden door M. Gargon in maatgeschrift verklaard waren. Hij eindigt: ‘Zonder dat dit werk tot nog toe aen boekverkoopers is verzonden ofte verhandeld, nog tot geen winkel-boek zal verzonden ofte verhandeld werden. Prenten kunnen ook door Gereformeerde bijbels in fol. gebonden werden. Hebbende ten dezen einde expres exemplaaren gedrukt op keurig fijn papier, en groot formaat, welke in een juchte band met kooper beslag, konstig dun en glad geklopt, en voor die 't begeeren hunne naamen en jaargetal met groote goude letteren op 't plat gestempelt tot 6 £13 sch. 4 d. of 40 gl. te bekomen zijn. De royael papieren na proportie dat ze kostelijk gebonden, of met afgezette kaarten en prenten mogten begeert werden, presenterende hij van gelijken aan die geene welke oude bijbels mogten hebben, en nieuwe banden vereisschen, in maniere voornoemt te stoffeeren. Verklarende den drukker aan een yder, datter na deeze noodzakelijke vermeerdering geen nader verandering ofte vermeerdering bij dit werk zal gevoegt werden, of dat aan de houders van alle deeze, en de voorige oude exemplaaren, dezelve ten zijnen laste zullen vergoed ofte veranderd werden: Maar het zeekerste te denken is, dat den drukker om dit gadelooze werk voor de nakomelingen tot noch hooger achting te brengen, als om aen de opdracht nog meerder luister te geven, naar het debiteeren van deezen
laatsten druk, zelfs de plaaten vernietigen, ende een eynde van zijn lastige reyzen en handel, in stil leeven zijn dagen eindigen zal. J. Lindenberg.’
Waarschijnlijk door bemiddeling van Basnage gaf Lindenberg in 1703 een werk van diens familielid Samuel Basnage de Flottemanville, predikant in Zutfen, uit: Morale theologique et politique sur les vertus et les vices de l'homme (Hist. des ouvr. des savants juni 1701, p. 285).
In 1705 verscheen bij Lindenberg De waarachtige verrijzenis Jesu Christi uit den dood, een werkje van de Luth. predikant J. Colerus tegen Spinoza, gevolgd door een Naukeurige levensbeschrijving van dezen wijsgeer, welke laatste in 1880 opnieuw is uitgegeven door M.F.A.G. Campbell.
16-10-1705 had het gezelschap In magnis voluisse sat est voor not. Sylvius aan Lindenberg het recht vergund, niet alleen te mogen drukken T Groot waerelds tafereel, dat hun medelid Abraham Alewijn uit het Frans had vertaald, maar ook diens Zede- en harpgezangen en verder nog een werkje ‘De Grondslag van 't vocael musyk’, door D. van der Hoog samengesteld (KS 380).
1711 verschenen bij Lindenberg Mr. A. Alewijns Vermeerderde zede en harpgezangen, met het vignet van het Genootschap en een opdracht aan Alexander de Muncq. Het werk was de eerste maal in 1694 verschenen. In 1713 kwam Lindenberg met een nieuwe titeluitgaaf: Mr. A. Alewijns zede en harpgezangen. Den derden druk.... T'Amsterdam, Bij J. Lindenberg, bij de Molsluis achter het Stadhuis. Deze uitgaaf droeg hij op aan Margareta de Mepsche, douariere Gijsbertus Mattheus Criex.
1711 verscheen bij hem: Eenzaame bezigheden. Waar in des waerelds ijdelheid door prenten en maatgeschriften zinbeeldig werd vertoond, door Mr. Alexander de Muncq, oud burgemeester en bewinthebber der Oost-Indische Comp. ter Kamer van Middelburg in Zeeland. T'Amsterdam, bij J. Lindenberg, in de Kalverstraat over de Kapel. 1711. Gedrukt voor den autheur.
| |
| |
| |
Bijzonderheden
Jacobus Lindenberg tekende soms Lindenbergh. Bij de uitgaven vindt men dat ook een enkel maal.
Voor not. Emaus ten Bergh worden op 22- en 23-5-, 30-6- en 1-7-1702 ten verzoeke van verschillende crediteuren van Jacobus Lindenberg verklaringen afgelegd (N.A. 5671, 469, 473, 521 en 525). Hieruit blijkt, dat hij ongeveer 4 jaar eerder, toen de schellingen van 6 stuivers op 5½ stuiver verminderd werden en slechts gestempelde voor 6 stuivers gangbaar bleven, bij verschillende mensen met vals gestempelde schellingen heeft betaald, o.a. bij Roger Edwards, potlood- en pennenmaker, en bij Paulus Stegman. Bij Daniel Schele heeft hij daarvoor een stempel besteld. Bij de wapensnijder Theodorus van Rijn, oud ± 45 jaar, die hem niet van naam kende, maar omschrijft als ‘van persoon niet langh, en vleesigh of redelijck corpulent, hebbende een quaat been of soo men 't noempt een horrele voet’, heeft hij dat ook gedaan onder voorwendsel het naar een klooster in den Bosch te moeten zenden. Beiden vermoedden, waarvoor het stempel moest dienen, en hebben geweigerd. Lourens Keerwolff, assayeur, oud ± 70, verklaart ± vier jaar geleden zilveren pennen voor Lindenberg te hebben gemaakt, waarna deze gevraagd heeft, of hij deze ook van buiten zilver en van binnen lood kon maken. Rudolf Wetstein, oud ± 23 jaar, verklaart, dat Lindenberg hem benaderd heeft om de werken van Molière etc. uit zijn vaders winkel weg te nemen en hem die voor de helft van de prijs te verkopen.
14-3-1719 worden goedkope woningen in de Runstraat te huur aangeboden, te bevragen bij Lindenberg (A.C.).
|
|