De Amsterdamse boekhandel 1680-1725. Deel 3. Gegevens over de vervaardigers, hun internationale relaties en de uitgaven A-M
(1965)–Isabella Henriëtte van Eeghen– Auteursrechtelijk beschermdAdressen29-8-1699 en 4-3-1700 hoek van de Swanenburgstraat bij de Muiderbrug (A.C.), 1702 idem (dr.), 21-10-1702 vooraan op de Nieuwendijk bij de Dam (A.C.), 1705 idem (dr.), 1706 Kalverstraat (dr.), 9-10-1708 Rokin omtrent de Beurs (A.C.), 29-8-1709 en 23-9-1710 Kalverstraat vooraan bij de Dam (A.C.). Uithangteken Constantijn de Grote. | |
Boekhandel1674 etc. gevestigd te Utrecht als boekverkoper en daar ook benoemd tot academiedrukker (vergel. G.A. Evers, Gegevens betreffende Utrechtsche Staten-, stads- en akademiedrukkers, p. 81-83). | |
[pagina 149]
| |
10-4-1699 poorter als boekverkoper, 13-4-1699 gildelid, betaalt contributie tot en met 1711. Erachter geschreven: naar Leeuwarden. Blijkens een adv. van 11-1-1710 was hij toen voornemens zich in het voorjaar in Leeuwarden te vestigen, waar hij op 19-7-1709 door de Staten van Friesland tot Landschapsdrukker was aangesteld (A.C.). Op 16-12-1710 werd hij poorter, op 4-2-1711 lidmaat van de Geref. Gemeente tezamen met zijn vrouw en dochter Maria te Leeuwarden. Sedert 10-5-1701 was hij Academiedrukker te Franeker. Ledeboer geeft hierover bijzonderheden, maar houdt hem ten onrechte voor de zoon François. Deze was van 1701 tot 1708 leerling van de Latijnse School te Amsterdam. Verschillende uitgaven van François Halma zagen het licht met het adres Franeker, o.a. de Opuscula van de Franeker bibliothecaris T. Gutberleth in 1704 en de Griekse bijbeluitgaaf van de Franeker professor Lambertus Bos in 1709. Stellig werd dit alles op de Amsterdamse drukkerij van Halma vervaardigd. 1699 tot 1701 of 1702 woonde François Halma bij de drukkerij, zoals blijkt uit advertenties van nieuwe uitgaven, die gedrukt waren door François Halma, maar verkocht of uitgegeven werden door Halma's neef Johannes Oosterwijk. Blijkbaar had Halma zelf toen geen boekwinkel. Pas op 21-10- en 16-11-1702 blijkt uit advertenties van veilingen van bibliotheken, dat hij een eigen boekwinkel op de Nieuwendijk had betrokken (A.C.). 6- en 8-2-1703 verklaringen voor not. Backer van Pieter Visser en Justus van Lotten, boekverkopers, ten verzoeke van François Halma over boeken, die zij gekocht hebben van de boekbinder Cornelis Streep, die verklaard heeft deze ontvangen te hebben als betaling voor binden, o.a. van Halma, met opsomming van titels en door Visser ook van de betaalde prijzen (N.A. 4628, 969 en 1033). 20-2-1703 procuratie voor idem door Halma op de procureur Laurens Wijbrants, waarschijnlijk in verband met de stellig oneerlijke handelingen van Streep (N.A. 4628, 1273). 26-5-1705 procuratie voor not. Lansman door Halma op Jan Houwens, kaart- en kunstverkoper te Rotterdam, om van Jean Malherbe en Tirel in compagnie geld te innen (N.A. 4721, 637). 18 etc. 3-1710 veiling van ongebonden boeken, eigen en andere sorteringen (A.C. 4-2 en 6- en 15-3). 16-5-16-11-1710 obligaties van boekverkopers voor boeken gekocht op deze veiling (KS 1290). 6- etc. 10-1710 veiling van gebonden en ongebonden boeken (A.C. 23-9-1710). 11-10-1710 adv. dat de verkoop is gevorderd tot de folianten en dat de volgende maandag met de ongebonden boeken en daarna prentkunst en landkaarten begonnen zal worden (A.C.). 15-11-1713 veiling van platen van Halma (G.A. 90). 9-9-1721 obligatie voor not. Wetstein van Anthony Schonenburg voor François Halma voor boeken aangekocht in diens veiling van 21-7-1721 (N.A. 8298, 101). | |
Uitgeverij en drukkerijApril 1699 vestigde Halma zich te Amsterdam met zijn drukkerij. Daarvoor zal hij het huis Zwanenburgstraat hoek Oude Muiderveer hebben gehuurd, dat Jacob Athias en Emanuel Levy (Duarte) 14-10-1683 in bezit hadden gekregen (Kw. 3 A, 128). Ik neem aan, dat de drukkerij hier tot en met 1710 gevestigd bleef (zie echter ook Bijzonderheden). Op 30-8-1715 werd het huis het eigendom van Rachel Alvares del Sotto (Kw. 4 H, 228), wier schoonzoon het als drukkerij aan Jonas Fouquet verhuurde (zie aldaar). Direct na zijn inschrijving als poorter op 10-4-1699 richtte Halma een rekwest tot burgemeesters, dat hij zich met familie en drukkerij te Amsterdam had gevestigd om hier het drukken van ‘geleerde en geachte’ boeken voort te zetten en vroeg hun steun voor het verkrijgen van een privilege voor het Corpus Historiae Byzantinae, voorheen op de drukkerij van het Louvre als ook te Rome gedrukt, in 33 en 34 stukken met verbeteringen van | |
[pagina 150]
| |
J.G. Graevius en anderen. Op 14-4-1699 gaf burgemeester Nicolaes Witsen een gunstige beschikking hierop en de volgende dag ging een aanbeveling naar gedeputeerden te 's Gravenhage (Stadsmissivenboek 18, 25); 1-7-1699 schreef Cuper hierover aan Nicaise (Lettres 445), 20-12-1699 schreef H.C. de Hennin uit Duisburg aan Halma en raadde hem af dit werk te drukken zonder een vast aantal intekenaren, daar de meeste bibliotheken de druk al hadden en ze ook apart te krijg waren. Hij vreesde, dat Halma het niet zou kwijtraken, ofschoon de Parijse druk ± 100 ducatons kostte en op veilingen f 300. - (U.B.L.). Dit werk, dat 1645 etc. te Parijs was verschenen als Corpus Byzantinae historiae op de koninklijke drukkerij bij Seb. Cramoisy, vond inderdaad geen voortgang. Van 1700 tot 1711 verschenen te Amsterdam werken met de naam van Halma in het Latijn, Holl. en Frans, op allerlei terrein, daarbij ook uitgaven van hemzelf. Over de geschillen tussen Halma en de taalmeester Pierre Marin, zie men aldaar. 29-8-1699 adv. van het verschijnen van deel IX en X van de Thesaurus antiquitatum Romanarum van Graevius bij Halma en Pieter van der Aa te Leiden. Men kan nog intekenen tot het verschijnen van deel XI en XII, die binnenkort volgen. Daarna zal de prijs verhoogd worden. (A.C.) Blijkens een brief van P. Rabus aan Halma van 1699 verleende ook deze zijn medewerking aan de Thesaurus (U.B.L.). 26-11-1699 adv. van het verschijnen van de Doorluchtige wereld, vertaald door S. de Vries, binnenkort van Jacobi Tollii Epistolae itinerariae (A.C.); 7-1-1700 adv. van het verschijnen van het werk van Tollius met opsomming van de inhoud (A.C.). Dit werk van Tollius kondigde de Hennin in zijn bovengenoemde brief van 20-12-1699 aan, met het verzoek het zo snel mogelijk te drukken en, indien hijzelf geen tijd had, het aan een andere drukker te geven. 5-1-1700 brief van L. van de Poll (professor te Utrecht) aan F. Halma ‘coopman wonende bij de Muyderbrug in de Swanenborgsteeg in Constantinus’ betreffende de voorwaarden voor het uitgeven van een zijner werken. Hij spreekt de hoop uit, dat hij civieler zal worden behandeld dan de boekverkopers, voor zover de exemplaren, die hij boven de bedongene wil hebben, betreft. Hij wenst net als andere professoren te worden behandeld. (U.B.L.). Waarschijnlijk betreft dit zijn publicatie. De exhaereditatione et praeteritione Romana atque hodierna, die in 1700 in Amsterdam bij Halma verscheen. 4-3-1700 adv. van het verschijnen van Petrus Francius, Kerkreden in 't jubeljaar, vertaald uit het Latijn (A.C.). 15-5-1700 brief van Hadrianus Relandus aan Halma over het uitgeven van zijn werken en ook van die van de heer van Dalen te Haarlem (U.B.L.). 14-6-1700 brief van T. Gutberleth aan Halma, waarin hij zich opgeeft voor de intekening van Gruterus Inscriptiën en zich aanbiedt voor correctie, wat hij veel heeft gedaan (U.B.L.); 29-7-1700 brief van Graevius aan Halma over deze uitgaaf, die naar zijn mening door velen alleen wordt afgeraden uit vrees ‘dat haere exemplaren huide of morgen in de auctien geen geld sullen waerdich sein, die sie duer hebben ingekocht.’ Een ongedateerde brief van Graevius bevat een passage over de betaling aan Houtenus voor het corrigeren en maken van de indices, wat wegens de moeilijkheid alleen door een geleerde kan geschieden. (U.B.L.). De Inscriptiones zagen in 1707 het licht. 21-6-1700 brief van A. Moonen te Deventer aan Halma over het aantal exemplaren, dat hij bij uitgaaf van zijn gedichten zal krijgen (U.B.L.). De Poezy van Moonen verscheen in 1700 te Amsterdam en Utrecht bij François Halma en Willem van de Water. 18-1-1701 brief van J.K. Barckhausen aan Halma, waarbij hij hem een werkje van ± 28 vel, geheten Praelectiones academicae, ‘over chimische, philosophische en medecijnse stoffen’ aan- | |
[pagina 151]
| |
biedt, waarvoor Boutestein geen tijd heeft. Hij vraagt voor zich 20 gebonden en 20 ongebonden exemplaren. (U.B.L.). 7-6-1701 adv. van het verschijnen van een kleine nieuwe atlas in 't Frans, La Description de l'univers par Mess.rs Samson et Bion, begin volgende week van een kaart van de postwegen van Italië en daarna van een kaart van Moscovië van de heer IJsbrand Ides (A.C., zie ook brief van J. Luyts te Utrecht aan Halma van 2/12-1-1700 (1701) over het maken van inleiding en tafelen van de Geographie de Samson, U.B.L.). 15-10-1702 test. voor not. Brouwer van Laurens Bake, waarbij hij het drukken van zijn gedichten en geschriften aan Halma gunt (N.A. 3976, 381). 1702 etc. voor de zakelijke verhouding tussen Halma en Van der Marck zie men deel I 104-105. 1702 verscheen Blijde inkomst van zijn Majesteit Frederik (door Godts genade) Koning van Pruyssen.... binnen Amsteldam. Den 26 van Hooimaand, 1702. Dit draagt voor zover ik kon nagaan als laatste het adres: ‘T'Amsteldam, Gedrukt bij François Halma, Boekdrukker op den hoek van de Zwanenburgstraat, in Konstantijn den Grooten.’ 13-12-1704 adv. van het verschijnen van de Beschrijving van oud en nieuw Romen, door F. Desseine, 3 delen, van Kennets Roomse Aloudheden in fol., het eerste uit het Frans, het tweede uit het Engels door Sewel vertaald, en van de Driejarige reyse van IJsbrand Ides (A.C.). 1705 verscheen D'Amboinsche rariteitkamer.... door Georgius Everhardus Rumphius. Uit de opdrachten van Rumphius en Halma aan Hendrik d'Acquet, burgemeester van Delft, blijkt, dat deze laatste zijn bemiddeling had verleend voor het drukken bij Halma. 23-2-1706 adv. dat het schrijven van de Boekzaal wordt voortgezet door Joan van Gaveren (A.C.). Van het begin van 1705 af gaf Halma de Boekzaal, die toen nog door Sewel werd geschreven, uit. Van januari-februari 1707 tot mei-juni 1708 liet Halma dit aan zijn zoon Samuel over. Na diens dood verschenen nog twee afleveringen bij hemzelf, juli-augustus en sept.-dec. 1708, maar daarna zette hij de uitgaaf stop wegens het vertrek van Van Gaveren (KS 376, Cuper Lettres 217, Bayle Lettres 1714, II 463). 11-3-1706 ‘Also François Halma boekverkoper in de Kalverstraat, in gevolge van seker speciael octroy van de Ed. Groot Agtb. Heeren burgermeesteren en regeerders der stad Amsterdam aan hem verleend, een aenvang staet te maken met het drukken van 't Vervolg der handvesten, keuren en privilegiën der voorsz. stede sedert den jare 1664. so word een iegelijk die sig hier aen laet gelegen zijn, mits desen versogt, en particulierlijk alle collegien en overluyden van gilden, hun belang aen de voorsz. van Halma met ten eersten te kennen te geven, en de authentyke stukken, van keuren, octroyen, appoinctementen, etc. specteerende tot het geen zij ter occasie van dese nieuwe editie begeerden geredresseert, of ingevuld te hebben, mede te brengen. Sullende die selve van Halma op alles behoorlijk regard, en aen een ieder genoegen tragten te geven.’ (A.C.). (Stellig heeft Halma deze opdracht aan burgemeester Witsen te danken gehad. Wij zagen reeds, hoe Witsen hem in 1699 protegeerde. In 1705 gaf Halma de tweede druk van Witsen's Noord en Oost Tartarije uit en in 1708 de Grammatica of Singaleesche taalkunst van Joannes Ruell, die bij Fritsch ter sprake kwam). 1706 verscheen Wondertooneel der nature.... door Levinus Vincent met het adres: ‘Te Amsterdam, gedrukt bij François Halma, boekdrukker en boekverkoper, in de Kalverstraat, in Konstantijn den Grooten.’ 1707 verscheen Nassausche heldenkrans, dat het adres heeft: ‘Te Franeker, Gedrukt bij François Halma, drukker der Edele Mogende Heeren Staeten van Vrieslandt en der Akademie, 1707.’ Officieel was toen echter Rinnert Sydtses Arumsma nog de Landschapsdrukker (zie Ledeboer). 9-10-1708 adv. van het verschijnen van L. Rotgans, Boerekermis (A.C.). Deze uitgaaf heeft het | |
[pagina 152]
| |
adres: ‘T'Amsterdam, Gedrukt bij Samuel Halma, boekverkoper op het Rokkin, omtrent de Beurs, 1708.’ Toen het werk het licht zag, was Samuel echter al overleden. François Halma had reeds van ouds betrekkingen met Rotgans, die 31-7-1697 privilege voor zijn werken had gekregen. Reeds te Utrecht drukte Halma voor hem, later ook te Amsterdam en in 1715 te Leeuwarden na de dood van de dichter diens Dichtkundige werken, waarvan ook exemplaren met het adres van Johannes Oosterwijk te Amsterdam bestaan (E.) (zie ook A.C. 23-6-1715). 27-8-1709 adv. van Elias Bronnenmüller, ‘meester der musique’, van het verschijnen van zijn Sonates Opera prima, te krijg bij Halma; de Opera secunda en Opera tertia en een tractaat behelsende de opregte en korte gronden der compositie zullen volgen, alles met privilege (A.C., waarschijnlijk een druk van Halma, daar hij in 1709 ter gelegenheid van het huwelijk van Johan Willem Friso ook ander werk met muziek van Bronnenmüller drukte, namelijk de Palm en Mirtekrans). 29-8-1709 adv. van het verschijnen van Halma's eigen Nieuwbereymde Davids harpzangen, ongebonden 15 st., in hoorn 1 gulden en in Franse band 4 schell., zijn H. Feestzangen, terwijl ook nog exemplaren van (de uitgaaf van 1707 van de la Volpelière) Hollandt aan de voeten des konings te krijg zijn (A.C.). 15-3- en 24-5-1710 adv. van het verschijnen van L. van den Broek, Twee brieven wegens eenige beswaernissen (A.C.). 1711 zal als laatste uitgaaf van Halma te Amsterdam het licht Jani Broukhusii Poematum libri sedecim. Editore Davide Hoogstratano. Amstelaedami excudit Franciscus Halma, Illustr. Frisiae Ordinum Typographus ordinarius 1711. | |
BijzonderhedenVoor bijzonderheden over de werkzaamheden van François Halma op letterkundig gebied en voor zijn jaren te Utrecht en Leeuwarden, zie men het Biografisch Woordenboek van Van der Aa en het N.N.B.W. De U.B.L. bezit ook nog verschillende brieven, die aan hem gericht zijn in zijn Utrechtse periode en die ik daarom hier niet behandelde. De oudste zoon van François Halma, Samuel, bezocht van 1699 tot 1704 de Latijnse School te Amsterdam. Ik vermeldde reeds, hoe hij in 1707 en 1708 min of meer zelfstandig optrad en hoe in die jaren de Boekzaal en een werk van Rotgans met zijn naam verscheen. Op 17-8-1708 werd hij begraven in de N.Z. Kapel (3de kl.), komend van de Prinsengracht aan Muider- en Weesperveer. Waarschijnlijk woonde hij toen in een huis van zijn vader. François Halma was op 18-10-1707 eigenaar geworden van het Utrechtse Veerhuis, genaamd de Samson en gelegen aan de noordzijde van de Prinsengracht tussen de Utrechtsestraat en Binnen-Amstel, voor f 5500. - (Kw. 3 Z, 402). Reeds op 31-12-1708 droeg hij dit huis weer over aan Arend Plemp Fonteyn (borgen waren de boekverkoper Johannes Oosterwijk en de schoolmeester Simon Pining) voor f 7000. -. Ik vermoed, dat hij dit grote huis, dat later in tweeën werd gesplitst en dat een achteruitgang naar de Kerkstraat had (Kw. 4 P, 256vo 11-3-1722 overdracht aan Gerrit Voogt), bestemd had om als drukkerij te gebruiken. Of dit inderdaad geschied is, kan ik niet zeggen. De spoedige verkoop wijst er niet op. Zeker is slechts, dat hier de zoon Samuel overleed. Dat François Halma zelf dit huis op de Prinsengracht nooit bewoonde, wordt ook nog bevestigd door het volgende vers, dat dateert van na de dood van Johan Willem Friso: ‘GROETE/AAN/Sr FRANÇOIS HALMA./Uw zevenstar heeft uitgeschenen,/Uw hoop, Uw Friso is verdwenen./Wat balsem is'er voor Uw smart?/Een rijke beurs, een nedrigh hart./Dat niemant met zijn laster tart,/Gelijk een Bulhond aangesart,/Die, waar partij hem is verschenen,/Strijd voor zijne afgeknaagde Beenen./ DE VERKORE FRANS./ Wie grooten FRANS vermeet na zijn waardij te kroonen, Die uit de | |
[pagina 153]
| |
Kalverstraat aan de Amstel is gaan wonen,/En van den Amstel zich weêr na den Dam liet troonen:/ Zijn groote Dichtkunst wil, en Godsgeleerdheit toonen;/Waar met hij swaar gelaan na Vriesland nu gaat wonen,/Die krijt hem uyt met den vermaarden Dichter MOONEN./Stout zonder iemands lof of waarde te verschoonen,/Voor HALMA! HALMA! een van Gods verkore Zonen./’ Op 5-5-1729 ging de dochter Maria Halma, geb. Utrecht 1680/81, in ondertrouw met François Brou(w)erius, ged. Nieuwe Kerk 9-4-1679, st. 1747, zoon van Matthijs Brouwerius, zijdelakenwinkelier, en Johanna van Aelst. Ofschoon hij tezamen met zijn stiefvader Reinier Dibbets handel in lakens dreef, was hij waarschijnlijk als gevolg van de belangen in papier van de familie van Aelst (zie Jan Potgieter) herhaaldelijk betrokken bij boekverkoperszaken. |
|