Owen. Behalve de naam, heeft Van Eeden waarschijnlijk ook het idee om nevenkolonies op te zetten voor mensen die 't niet met hem eens waren, van Owen overgenomen. Hij klaagde meermalen over De Boers aanvallen van somberheid en lastig optreden, maar wilde desondanks zijn trouw belonen.
De opzet van Nieuw Harmonie week op verschillende punten af van Walden. In eerste instantie werkte men op coöperatieve basis en niet direct op communistische. De kolonisten werden vooraf geselecteerd om toch maar vooral een harmonieuze groep te vormen. Er werd van meet af aan gewerkt met loonarbeiders.
De grond, waarop groenten en aardappels verbouwd moesten worden, was slecht (erg drassig). Het bouwrijp maken kostte veel geld en de kolonie zat van de aanvang af met financiële problemen.
In 1904 kocht De Boer met een oude kaatsvriend uit Friesland, P.D. Bierma, 25 ha. naburig weiland en begon daarop een eigen veeteeltbedrijf. Hij bleef Nieuw Harmonie beheren, maar al gauw ontstond tussen hem en Van Eeden verschil van mening over de gang van zaken. De Boer wilde in 1905 het land van Van Eeden overnemen, waarna hij aan iedere kolonist een eigen stukje in bewerking zou geven. Van Eeden verzette zich hiertegen, maar na het faillissement van Walden in 1907 verkocht hij tenslotte alles. De Boer breidde zijn bedrijf nog enkele malen uit en bleef er tot 1917. (In 1911 ging hij een jaar naar de ‘Van Eeden Colony’ in de V.S.).
Rypma e.a. kochten in de Horstermeer een eigen stukje grond. Zo ontstond er na 1907 al gauw een anarchistische gemeenschap in de Horstermeer, die nog lange tijd zou blijven bestaan.
persoonlijkheden: Dat Van Eeden zich dit nogal aantrok, blijkt uit de opmerking over deze vergadering in zijn Dagboek (10 september): ‘Gisteravond krans die mij verdrietig maakte. Nu begint De Koe onaangenaam tegen mij te worden. Van daag ben ik gedeprimeerd en heb een slechten dag.’ Van Eeden had eigenhandig ingegrepen in de organisatie van Walden, tot ongenoegen van administrateur De Koe. Hiermee was de kiem van een tegenstelling ontstaan, die in het voorjaar van 1903 tot uitbarsting zou kommen.
den grond van Walden: Deze grond was vanuit agrarisch oogpunt bekeken mager en droog, hoewel er een hoge prijs voor betaald was (ƒ 1000, - per ha., de prijs van goede kleigrond).
Van Hettinga Tromp zag de slechte grond, die ten ene male voor de tuinbouw ongeschikt was, als een van de voornaamste oorzaken van Waldens ondergang (naast het ontbreken van bekwame vaklui en kapitaal). Van Eeden zelf vond goede grond niet absoluut noodzakelijk voor het opzetten van een kolonie. Als de grondprijs te hoog lag, kon men beter schrale grond kopen en deze bemesten (Waarvoor werkt gij? - 1899).