Januari.
Boomen gehakt en tot brandhout gezaagd met Jan de Waardt, Jan de Graaf en Willem van Riet. Houtloods gebouwd.
Januari: Het regende en stormde veel in die tijd. Van Eeden maakte de eerste ‘Drievoudzangen’ (later opgenomen in Enkele Verzen herdrukt in Van de passielooze lelie) en enkele verzen, die hij naar De Nieuwe Gids stuurde. Op 16 januari schreef hij in zijn Dagboek: ‘Er is nog weer een moeielijkheid gerezen omdat B[etsy] niet begreep dat ik door bleef spitten toen ze op Walden kwam. Maar eergister was ik zeer vredig. Ik ben weer voortgegaan aan den roman [Van de koele meren des doods]. De uiterlijke stoornissen zijn weer overwonnen. Ik bekommer mij niet meer. Het is beroerd weer door den gestadigen regen. Dit geeft de kleine moeielijkheden buiten die niet zwaar zijn te dragen. Mijn hut begint te lekken evenals die van Bauer. Nu moeten er herstellingen aan gedaan worden. Dat alles zal den zomer des te zoeter maken.’
Jan de Waardt: Hij was een voormalige academie-genoot van Herman Heyenbrock en tekende in allerlei tijdschriften karikaturen van politieke figuren. Hij maakte onder meer illustraties bij Een vergeten hoofdstuk van Domela Nieuwenhuis. Heyenbrock wilde met De Waardt het sociale onrecht in woord en beeld te brengen. Ze probeerden Van Eeden mee te krijgen, maar deze weigerde en maakte hen duidelijk dat aantoning negatief was en volstrekt nog geen andere weg wees naar een betere samenleving.