Studies. Vierde reeks
(1904)–Frederik van Eeden– Auteursrecht onbekend
[pagina 396]
| |
Thoreau
| |
[pagina 397]
| |
bespiegelingen, maar zien met hun helder verstand gemakkelijk door de dwaasheden der zich wijs wanende economisten heen. Voor waarachtige wetenschap hebben zij eerbied, schijn-wetenschap belachen zij, zonder er in door te dringen, met rustig besef van meerderheid. Omdat zij aan de wijsheid vasthouden, die vóór alle wetenschap moet gaan. Thoreau's groote beteekenis ontstaat door zijn moed en zijn zelfstandigheid. Hij voelt diep en durft oprecht uiten wat hij waarachtig voelt. Hij is als een rechtgegroeide boom tusschen millioenen kreupelgewassen. Hij zou in een normale maatschappij niets bizonders zijn, maar in de onze, waar nagenoeg allen aan moreele misvorming lijden, krijgt hij de beteekenis van een genie en een profeet. Zijn zelfstandigheid en oorspronkelijkheid is zoo zeldzaam, dat deze alleen hem op een lijn stelt met de groote schrijvers, waar mee ik hem samennoemde. Zijn woord, toen hij zich liet gevangen zettenGa naar voetnoot1) ‘dat in onze verdorven maatschappij de plaats van den wijze in de gevangenis is’, doet denken aan de groote wijsgeeren der oudheid. Want het was niet de daad van een dweeper. Ieder die dit boek leest zal moeten erkennen dat hier een dier gelukkigen spreekt, die een vast evenwicht in zichzelven vonden. Nu bijna allen die ons omringen, staatslieden, theologen, dichters en geleerden mee zwenken met, en gebogen gaan onder den last der massaal-suggestie, hun eigenlijke natuur verkrommend naar een bedorven wet en zede, nu zijn zulke moedige en oorspronkelijke naturen ons | |
[pagina 398]
| |
tot steun en richt-vuur, die wij ondanks hun gebreken in dankbare vereering houden. Hij was niet bizonder teeder of liefderijk, maar hij was een rechtvaardige, een recht gegroeid mensch, die zich door al het wicht der wereld niet liet buigen. Daarom ontvluchtte hij de wereld, omdat hij niet wilde buigen. Dit is in geenen deele navolgenswaard, maar het was een natuurlijk gevolg van zijn deugden. Het ware beter geweest als hij door liefde en wijsheid de menschen het recht had geleerd, maar dit was zijn aard niet. Robert Owen, een veel bekrompener en kortzichtiger denker, besteedde zijn lang leven aan steeds weer mislukkende pogingen, om de menschen tot het recht te brengen, want hij had daartoe weer de eigenschappen die Thoreau miste. Thoreau had het schoone en rechtvaardige mensch-zijn in zijn eigen hart alleen. In de wereld zag hij er niets van, en van deze verdwaasde, geldjagende menigte verwachtte hij ook niets. Owen, Marx, Kropotkin en andere hervormers van feitelijk minder verheven gevoelens en begrippen dan Thoreau konden hun mensch-begrip zeer wel met het tegenwoordig geslacht vereenigen, zij geloofden en vertrouwden in het goede dat onmiddelijk uit deze ellende, uit fabrieken, machines, handel en geldzucht zou voortkomen. Dat konden zij juist, ómdat zij minder dichterlijk schouwden en gevoelden. Dan is het gemakkelijker. Maar wij beseffen, dat, wanneer in het erts van Thoreau's karakter een weinig meer zuiver liefde-goud gemengd was, hij sterker en schooner zou geweest zijn en grooter zegen der wereld. Geen mensch-begrip is zoo groot en hoog of het kan zich vereenigen met dit geslacht, wanneer men | |
[pagina 399]
| |
door liefderijk schouwen bemerkt welke schoonheid er nog in sluimert. En het oog eens dichters kan de ontkiemende schoonheid herkennen in zulk afschuwelijke dingen als onze fabrieken en zwarte werktuigen. Voor wie goed oplet verfraait zich de machine, het vernuft-wonder met den dag - en uit de chaos van bedrog en dwaasheid zal eenmaal een glansrijk Paradijs van Recht en Schoonheid opdoemen, dat nog trotscher en hooger geesten dan Thoreau verrukken en bevredigen kan.
7 Sept. 1902. |
|