XI.
Middelerwijl zeilde de groote, witte vier-mast-schoener door de keerkringen, met Enna, Sirius en Sidérius aan boord. En op dit schip, dat geen passagiers droeg, maar enkel de ruuwe eenvoudige lieden der bemanning, beheerd door een strenge, weinig spraakzame, maar bekwame en rechtvaardige gezagvoerder, werd de schoone, in fijne witte stof gekleede moeder met haar roozige zuigeling eerst recht geëerd en gehuldigd.
Zij kreeg de beste hut, en de maare van het sterrekind, dat geluk bracht en de waereld verlossen zou, werd door de schipbreukelingen ooverge-bracht, door Sidérius bekrachtigd en door alle opvarenden gereedelijk aanvaard.
Vervuld met de kleine zorgen voor haar kind, in haar eenzaamheid getroost door het onwrikbare geloof in zijn toekomst, kende Enna geen onrust of verveeling. De klare, eentoonige dagen in de passaatstreeken reiden zich aan elkander in glans-