Paul's ontwaken
(1974)–Frederik van Eeden– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 68]
| |
[pagina 69]
| |
Nu gij hier niet meer zijt, maar leeft in ander Licht,
zo zend mij dan somwijlen nog een licht bericht.
Ontstijg mij niet te ras in àl te lichte sferen,
de Vader kan de hand des Zoons nog niet ontberen.
| |
[pagina 70]
| |
Geurloze, witte bloemen zullen voor u bloeien
en handen liefdevol wegnemen wat verflenst
en in de heesters die wij op uw graf doen groeien,
zullen de vogels nestlen, als ge 't hebt gewenst.
| |
[pagina 71]
| |
‘Slaap in! nu komt de rust!’ Zo sprak mijn bang verstand,
toen hij de Roep des Eeuw'gen wachtte aan 's Levens rand.
Maar hij sloot de ogen niet - hij opende ze wijd
en hield zijn laatste kracht voor overgang bereid,
de machteloze vingren vouwend in gebed
totdat zijn blijde ziel verlost was en gered.
Zo werd door hem mijn ijdel woord te schand gemaakt:
Hij is niet ingeslapen - maar in 't Licht ontwaakt.
| |
[pagina 72]
| |
O milde maning van zijn Engel-zachte lach,
toen hij de tranen op zijn doodsbed vallen zag:
‘Denk dat wie àl te droevig om mijn heengaan schreit,
de vrede zou verstoren van mijn zaligheid.’
| |
[pagina 73]
| |
Beklaag mij om mijn tranen niet, geheiligd kind!
Gij weet dat in dien vloed mijn hart zijn vrede vindt,
die alle bitterheid versmelt en al wat schrijnt,
verzacht, als in uw ziel bij uw zachtmoedig eind.
| |
[pagina 74]
| |
Hoe zijt gij mij voorbij-gestreefd met koene vaart,
gij die mijn teder smartekind op aarde waart!
Gij hebt op mij vertrouwd, den Wil zou ik u geven.
En zie! nu baant gij mij den weg tot beter Leven.
| |
[pagina 75]
| |
Het licht was blank en koel, drie plechtig stille dagen,
tot ik het ledig lijf mee hielp ten grave dragen.
Het woud stond roerloos en de grote wereld scheen
vervuld van heilig Licht en met mijn voelen één.
| |
[pagina 76]
| |
O rechte zwarte weg! o zon-beschenen heide!
waar onze stille stoet zijn lijk naar 't graf geleidde.
Daar voelden wij zijn bijzijn in de lichte Sfeer,
zijn Liefde kwam tot ons, de onze ging tot hem weer.
| |
[pagina 77]
| |
De Spooksels van den nacht die waren nu verzwonden,
de weg tot aan het hart des Eeuw'gen was gevonden.
De Zaal'gen hebben hem met liefde en troost begroet,
zoals een moeder dat haar jong-geboorne doet.
| |
[pagina 78]
| |
De Dood, waarvoor elk mens met goede reden huivert,
is als een vlammend vuur dat alle zielen zuivert,
dat snel verteert al wat verblinding is en waan,
en tast alleen het schone en werklijke niet aan.
| |
[pagina 79]
| |
Zolang de Godheid Mens, de Christus, nog moet lijden,
moet ieder sterflijk mens zijn heil uit leed bereiden,
en elk rampspoedig hart, als 't maar in Liefde zwicht,
heft zich door Wijs Geloof uit Chaos tot in 't Licht.
|
|