En als dan die macht zich niet kenbaar maakt, kenbaar voor ons verstand, voor ons begrip, zichtbaar voor onze blik - kunnen wij dan bidden tot een leeg fantoom, dat wij God noemen, een zelf-geschapen illusie, een autosuggestie, zichtbaar en persoonlijk geworden door het aanroepen zelve - zoals men bij de suggestibele mens engelen en duivelen kan oproepen door een enkel machtswoord? Wat baat dan het geloof van anderen, hoe vast en treffend ook? De verbeelding, krachtig geleid, kan alles vóórtoveren, de ganse hemel vol heiligen - niet bij enkele zwakken van geest, maar bij duizenden, eeuwen achtereen.
Dit is des twijfels labyrint, dat, naar ik meen, geen oprecht en diepdenkend mens ontwijken kan. Daarbinnen schuilt de demon van dood en vernietiging. En het enige wat ons eruit redden kan, is de draad, de verbinding met het zeer geliefde. Zo zegt het ook de oude Theseus-legende.
Maar het is niet genoeg te weten dat het goed is God lief te hebben en tot hem te bidden. Wie dit doet, alleen omdat hij weet dat het goed is en hem gelukkig maakt, kan, als hij diep eerlijk is, zichzelve niet anders dan belachelijk, ja, verachtelijk vinden. Wat baat alle aangeleerd, ja, alle uitgesproken weten, als het gevoelsgehalte slinkt? Voor het zelfvertrouwen der zich gelovig noemenden kan enkel meewarigheid voelen hij die weet wat autosuggestie betekent en vermag.
Ik achtte op de wijsheid die mijn eigen mond gezegd, mijn pen geschreven had, en ik loochende ze niet, zeker was ze waar en oprecht bedoeld. Maar de vraag bleef: ben ik niet dupe van een autosuggestie, van een zelf-geschapen illusie, als ik zeg dat ik God liefheb en beproef tot hem te bidden? Ik ken hem immers niet, zoals ik bloemen, dieren en mensen ken? Hoe zal ik dan iets lief-