Dorre, het vuile, het gevloekte leelijk der zinnen, het duffe der ziel, het vuile des lijfs.
En in de dingen van 't Lijf, die hen zooveel zorg en bekommering bereiden, is dit immers de wet, die elk wel weten kan:
Elk weet ze, en ze is zóó zeer eenvoudig:
Alleen Liefde in hoogste spanning, sterker dan alles in de ziel, maakt lijfsverlangen goed.
Liefde, geheel eenig, gansch volkomen, van mensch tot mensch, maar ook, in diepere doorgronding, Liefde tot het Kind, het Ongeborene. Deze, deze gansch, deze alleen, maakt de lijfszonde goed.
En waar ze niet is, gansch, volkomen, eenig, welbewust - daar is ook alle lijfs-zonde vuil, verachtelijk, - ontucht, overspel.
Alle, alle. Hetzij uit erbarmen, hetzij uit gehoorzaamheid, hetzij uit gewoonte, hetzij uit honger. Het is alles om 't even. Even vuil, even verfoeielijk, ontucht, overspel. Want wat zal het vuile rein maken?