Jeugd-verzen(1926)–Frederik van Eeden– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 117] [p. 117] XLVII Jezus' Tranen Algoede Meester! doet het kwaad der menschen U zóó lijden, dat van Uw heerlijk schoon gelaat de droefheid nimmermeer vergaat maar blijft door alle tijden? Verstorven is Uw Gouden Lach, door 't vreeselijk bedroeven. Geen mensch die ooit Uw lachen zag, maar van veel tranen zag men, ach! de glinsterende groeven. Weemoedig was Uw Heilig Woord uit deernis met ons armen. Ze hebben 't lachend aangehoord en U in schimp en spot vermoord, niet weetend van erbarmen. Troostrijke tranen, meedicijn voor ons berouwvol lijden, doordringen mij met zoete pijn, Heer! wil ons, die deemoedig zijn Uw lafenis bereiden. Met U, met U wil 'k telken dag heilige tranen weenen, of ik, met zeegenrijk beklag, vertrouwlijk aan Uw boezem lag in eindeloos vereenen. Welzalige droefgeestigheid! O Weemoed vol Genade - De Herder die ons weenend weidt, heeft uit ellende ons heil bereid en weert den Wolf van 't Kwade. Vorige Volgende