Jeugd-verzen(1926)–Frederik van Eeden– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 115] [p. 115] XLVI Mijn Handen Ik zie op mijn oude handen - hun taak is bijna gedaan - Brachten ze eer of schanden? Brachten ze zeegen aan? O mijn handen! mijn handen! nu moeten ze spoedig vergaan. Ze hebben al rimpels en vouwen, vlekken bruin, die geen water wischt. Ach! al te groot vertrouwen! Wat hebben ze vaak zich vergist - Mijn handen! mijn handen! hoe dikwijls hun schoonst bedoelen gemist. Nu gaan ze welken en kwijnen, ze laten zich niet meer gebien, uiteen valt de kunstige, fijne gehoorzame machien - O handen, mijn handen, gauw zal ik uw schrift niet langer zien. Dan worden ze mager en beeven, in verlangen naar eeuwige rust, dan is 't laatste woord geschreeven het laatste kaarsje gebluscht En mijn handen, mijn handen, voor 't laatst nog door lieve lippen gekust. [pagina 116] [p. 116] Nog eens doet mijn wil hen buigen in gehoorzaamheid naar elkaar, zóó zullen ze blijven getuigen van mijn gang tot der zaligen schaar. O mijn handen, mijn handen! verstijfd dan in duurend aanbiddings-gebaar. 17 October. Vorige Volgende