Jeugd-verzen(1926)–Frederik van Eeden– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 8] [p. 8] III Aan Moeder Ja moedertje ik weet het wel Al hebt ge 't niet gezegd Ge hebt wel graag een versje Al is het klein en slecht. Ge hebt wel graag een rijmpje Van uwen Benjamin Die u nog altijd liefheeft Met trouwe kindermin. Dat mannetje, dat Keesje Dat danste op uw schoot Danst nu met jonge meisjes Is nu zoo bijster groot. Hij loopt met witte vesten En met een zwarte jas Maar houdt nog van zijn moeder Als toen hij zuigling was. Hij wil wel soms eens knorren En kijkt ook wel eens boos Maar och! zoon enkel buitje Duurt maar een korte poos. Vergeef hem als zijn zeuren U reden gaf tot smart Hij trapte op uw kleeren Maar trapt nooit op uw hart. [pagina 9] [p. 9] Het zal niet lang meer duren Dan gaat uw Keesje heen Dan gaat hij uit studeeren Laat moederlief alleen. Maar waar hij ook moog dwalen Hoe ver hij weg mag gaan Het beeld van zijne moeder Zal altijd voor hem staan. Niet waar? mijn lieve moeder Gaat Keesje van uw zij De liefde van zijn moeder Die blijft hem altijd bij. Als ik dan ooit eens weg ben Zie dan dit vaasje aan En laat het op uw tafel Vlak voor uw neusje staan, En doe er als het leeg is Weer nieuwe bloemen in En denk dan aan uw Keesje Aan uwen Benjamin. 1 Aug. 1877. Vorige Volgende