lijk meer verdraagzaamheid en meer waardering. Het bij elke kwetsing opstuwende zelfgevoel is noodig voor de jeugd, om zich te handhaven, de vinnige kritiek om de standaard van het goede werk niet te laten zakken. In den goeden ouderdom schijnt dit alles niet zoo dringend noodig meer. Men behoeft zich nu niet meer te verontrusten oover den grooten aanhang en de groote bewondering die J.J.L. ten Kate ten deel viel - en een eerbiedwaardig mensch, die het zeer goed meende, en ook meenig goed vers gemaakt heeft, vinnig te bespotten, dat is actie uit de vleegeljaren, waarop men later niet zeer trots is.
Ten Kate wordt nu niet meer over het paard getild - en er zijn nu nog wel anderen in tijdelijk aanzien, die meer spot verdienen dan hij. Ik heb een studenten-tijd gehad, maar ik gevoel geen recht om dien tijd - zooals veelen doen - tot de goede en noodzakelijke leevens-perioden te reekenen. Ik heb mee-gedaan aan fuiven en baldadigheeden met heimelijke afkeer, en een gevolg van stijgende schaamte. En tot die dingen, waarvoor ik toen te oud en te wijs had behooren te zijn -reeken ik ook: mijn spotternij teegenoover drie eerbiedwaardige mannen, Nicolaas Beets, Allard Pierson en J.J.L. ten Kate. Bij Pierson heb ik het door een persoonlijk bezoek zooveel mogelijk goed gemaakt - bij de andere twee is dat niet gebeurd en het gevolg is een pijnlijke herdenking. Het was voor een volwassene - als ik toen mocht heeten - niet waardig en niet correct - eevenmin als het stuktrekken van een huis-schel. Ik wil ook geen verzachtende omstandigheeden pleiten - maar voor de jongeren van deezen tijd nog meedeelen, dat het de omgeeving was van de ‘helden van tachtig’ die tot zulke baldadigheeden den stimuleerende bijval schonk. Voor Kloos en zijn satellieten kon het nooit heftig genoeg. En wie onttrekt zich geheel aan den invloed van een prijzenden kring? Men neeme nu ten Kate's verzen nog eens ter hand, en men zal zien dat het meer is dan vlotte rijmelarij.
Walden, 30 dec. 1919,
F.v.E.
Een halve eeuw na de dood van Cornelis Paradijs en Frederik van Eeden geschiedt dan eindelijk recht: de jeugdzonde zelf mét de akte van berouw verenigd onder één omslag. En voor zover de literatuurgeschiedenis rechtvaardigheid kent, bovendien van onze kant een poging tot begrip en vergeving voor de poëtische zonden van al die predikant-dichters, J.J.L. ten Kate voorop.