Gedachten
(1920)–Frederik van Eeden– Auteursrecht onbekend
[pagina 225]
| |
CCCXXXVI.In elk tijdperk van herleving kwam terugkeer voor, tot bizonderheden uit een voorig tijdperk van bloei. | |
[pagina 226]
| |
2 December.
| |
3 December.
| |
4 December.
| |
[pagina 227]
| |
CCCXXXVII.Nederlandsch is een taal bizonder geschikt juist voor die melodieuse zegging, die krachtige expressiviteit, die verzen hun waarde en beteekenis geeft. | |
CCCXXXVIII.Wetten worden aan anderen opgelegd en moeten kunstig geweeven zijn, anders kruipt men door de mazen. | |
CCCXXXIX.Fanatieken zijn slaafsche zielen, die het nieuwe altijd weer voor anderen belachelijk en verdacht maken, uit gebrek aan matiging en zelfbeheersching. | |
[pagina 228]
| |
5 December.
| |
6 December.
| |
7 December.
| |
[pagina 229]
| |
CCCXL.In de gemeenschap ligt ieders behoud en kracht. | |
CCCXLI.Meestal gaan wij een schrijver erg bewonderen als wij in hem bedoelingen meenen te vinden die met onze eigen geheime bedoelingen overeenkomen, ook al verbeelden wij het ons maar. | |
CCCXLII.Niemand kan zeggen dat onze bevatting de eenige, de hoogste is. | |
[pagina 230]
| |
8 December.
| |
9 December.
| |
10 December.
| |
[pagina 231]
| |
CCCXLIII.Een goddelijke openbaring, zooals die zich vaak vertoond heeft in den menschelijken geest, vraagt niet naar resultaat en vreest geen gevaar, doch gehoorzaamt haar innerlijken, geheimvollen drang. | |
CCCXLIV.De mensch voelt zich van zijn meedemenschen onderscheiden door zijn éénig ikheidsgevoel. | |
CCCXLV.Geen gezag, geen kerk, geen priester kan de verantwoordelijkheid van mij ooverneemen, want ik zelf draag toch weer de verantwoordelijkheid van die overdracht. | |
[pagina 232]
| |
11 December.
| |
12 December.
| |
13 December.
| |
[pagina 233]
| |
CCCXLVI.Niemand van de jeugd, kent de vijandelijke machten, die ouderen te sterk waren, niemand van hen kent ook de eigen krachten. | |
CCCXLVII.Van alle wetenschappen was en blijft de mathesis de oudste, de onwrikbaarste en de eerbiedwaardigste. | |
CCCXLVIII.Wie boven anderen uitsteekt en oprecht is, hindert die anderen zonder dat hij 't helpen kan. | |
[pagina 234]
| |
14 December.
| |
15 December.
| |
16 December.
| |
[pagina 235]
| |
CCCXLIX.We moeten trachten onze bedoelingen te doen begrijpen, misverstanden op te heffen, waar het eenigszins mogelijk is. | |
CCCL.Er komt in onze maatschappij, voor ieder eerlijk mensch een dag, waarop hij kiezen moet tusschen de waarheid, zooals hij die zelf voelt, en de eerbied voor de meening van anderen. | |
CCCLI.Op tijden van al te sterke vergeestelijking volgen tijden van materialisme. | |
[pagina 236]
| |
17 December.
| |
18 December.
| |
19 December.
| |
[pagina 237]
| |
CCCLII.Er kan ook wel strijd voorkomen tusschen hetgeen velen hun geweten noemen en hetgeen anderen God noemen. | |
CCCLIII.Het oneindige heeft geen midden en zijn ikheid als het centrum der oneindigheid te beschouwen moet een zelfbegoocheling zijn. | |
CCCLIV.Geen boek, geen oopenbaring kan mij de verplichting ontneemen, zelf te oordeelen over de echtheid hunner mededeelingen. | |
[pagina 238]
| |
20 December.
| |
21 December.
| |
22 December.
| |
[pagina 239]
| |
CCCLV.De jeugd moet zich met alle krachten, met alle bezieling, waartoe ze in staat is, inspannen om zichzelf te leeren kennen en te vormen. | |
CCCLVI.Tegen ieder spreken, zooals men tot zichzelven spreekt, is dwaasheid, want men verstaat u niet. | |
CCCLVII.Onder gemeenschapszin behoort men die eigenschappen te verstaan, die het meest bevorderlijk zijn aan 't gemeenschappelijk welzijn. | |
[pagina 240]
| |
23 December.
| |
24 December.
| |
25 December.
| |
[pagina 241]
| |
CCCLVIII.Onze piëteit behoort gericht te zijn naar de schoonheid en wijsheid, naar de Godheid, niet naar het werktuig. | |
CCCLIX.Absoluut oprecht is niemand, men is zoo oprecht als men kan. | |
CCCLX.Ieder, die iets nieuws durft doorzetten, wordt hevig gesmaad om zijn wijze van optreden, en nagenoeg nooit door tegenstanders of onpartijdigen geroemd om zijn beginkracht en zijn moed. Zoo gaat het in kunst, in staatkunde, in moraal. | |
[pagina 242]
| |
26 December.
| |
27 December.
| |
28 December
| |
[pagina 243]
| |
CCCLXI.Dat het moogelijk is, een beetere gemeenschap te vormen, waarin liefde en rechtvaardigheid tot welvaart voeren, en de beste, op aarde denkbare, vrijheid bewerkstelligen, daarvan ben ik overtuigd. | |
CCCLXII.Uit angst, uit gemakzucht te wankelen in overtuigingen, woorden of daden, dat is onoprecht. | |
CCCLXIII.Wij zijn als waterdruppels in een vallenden stroom, denkend onzen eigen weg te gaan, elkaar verdringend, verjagend, vervuld met den grilligen gang van ons eigen bestaan. | |
[pagina 244]
| |
29 December.
| |
30 December.
| |
31 December.
| |
[pagina 245]
| |
CCCLXIV.Geen natie bestaat er, van zoo groote eenheid, van zoo innig rasbesef, als het Joodsche volk. | |
CCCLXV.Alléén dan, als de individuen van de menschelijke gemeenschap de zelfbeheersching geleerd hebben van de bijen en sober leerden leven in de onmiddellijke nabijheid van groote gemeenschappelijke rijkdommen, kan het kapitalisme billijk zijn en communisme meer van een droombeeld. | |
CCCLXVI.Ieder mensch leeft met een onverwoestbaar gevoel van zijn eigen belangrijkheid. |
|