Gedachten
(1920)–Frederik van Eeden– Auteursrecht onbekend
[pagina t.o. II]
| |
[pagina t.o. III]
| |
[pagina 2]
| |
2 Januari.
| |
3 Januari.
| |
[pagina 3]
| |
I.Wanneer arbeid en rijkdom op deze aarde naar behooren verdeeld waren, behoefde niemand gebrek te lijden. | |
II.Iedere mislukking is zooveel gewonnen, wanneer ze niet ontmoedigt, door gevoels-reden, door depressie en gemis aan energie, - maar wanneer ze tot leering strekt en aanwijst hoe beter te doen. | |
III.De natuur laat zich wel leiden maar niet dwingen. | |
[pagina 4]
| |
4 Januari.
| |
5 Januari.
| |
6 Januari.
| |
[pagina 5]
| |
IV.Alleen de hoogstbegaafde, het genie, vermag van schoonheid en het onuitsprekelijke te getuigen onder alle omstandigheden. Niets kan zijn vlucht tegenhouden, zijn kracht breken | |
V.De hoogste veredeling is de soberheid. | |
VI.Goede smaak kan het ook zonder kostbaarheid stellen. | |
[pagina 6]
| |
7 Januari.
| |
8 Januari.
| |
9 Januari.
| |
[pagina 7]
| |
VII.Goed wordt alleen gedaan wat men met liefde doet, wat men doet uitsluitend om het werk zelf, om het onmiddellijk resultaat van den arbeid. | |
VIII.Verdraagzaamheid en gewetensvrijheid brengen voor velen mee, dat ze noodwendig hun overtuiging een beetje onderdrukken, dat ze hun ware meening verzwijgen. | |
IX.De hoogste distinctie is verfijnde eenvoud. | |
[pagina 8]
| |
10 Januari.
| |
11 Januari.
| |
12 Januari.
| |
[pagina 9]
| |
X.Geen schatten zijn verspild, die besteed worden aan pogingen tot herstel van onrecht. | |
XI.De meest vrije geest is die, welke al het eigene, persoonlijke, volkomen beheerscht, maar niet wenscht over andere persoonlijk te heerschen, noch door hen beheerscht te worden. | |
XII.Alleen ideeën-strijd is een edele en waardige strijd, waarvoor niemand zich te oud of te hoog behoeft te voelen. | |
[pagina 10]
| |
13 Januari.
| |
14 Januari.
| |
15 Januari.
| |
[pagina 11]
| |
XIII.Gevoel is goed, maar oordeel is beter. | |
XIV.Wie spreekt over de onmogelijkheid van ‘een vrijen wil’, heeft nooit over de woorden vrijheid en wil grondig nagedacht. | |
XV.Heel anders zal ons begrip van menschen en wereld worden, wanneer wij eenmaal hebben ingezien dat onze beste en schoonste verbeeldingen van het samenleven niets meer zijn dan de in ons sluimerende norm, waartoe de menschheid onder gunstige voorwaarden kan geraken. | |
[pagina 12]
| |
16 Januari.
| |
17 Januari.
| |
18 Januari.
| |
[pagina 13]
| |
XVI.Ieder gezond, jong mensch voelt op een zekeren leeftijd dat zijn hoogste aspiraties, zijn beste capaciteiten worden neergehouden en doodgedrukt door wat men maatschappelijke verplichting noemt. | |
XVII.De hardvochtigste menschen zijn gewoonlijk zij, die door inspanning van arm rijk zijn geworden, niet zij die altijd in overvloed hebben geleefd. | |
XVIII.Er zijn overal menschen, die wel den moed hebben tegen hun belang te spreken, als de overtuiging er is. | |
[pagina 14]
| |
19 Januari.
| |
20 Januari.
| |
21 Januari.
| |
[pagina 15]
| |
XIX.Ieder mensch behoort natuurlijk aan zijn karakter te arbeiden, zichzelve, zooveel doenlijk, wijzer en beter te maken. | |
XX.Drijf uw kinderen niet met dweepzucht of bekrompenheid in dezen of genen afgepaalden weg, maar geef hen ruimte, zoek voor hun geest alle voedsel, dat zij van nature behoeven en waarbij zij gedijen en vreugde vinden. | |
XXI.Ieder mensch behoort van de ruwe grondstof zijner ziel, door oordeel, zorgvuldigen toeleg en geduldige vlijt, het beste te maken wat er van te maken is. Een waarlijk wijs en goed mensch is nooit onbeduidend. | |
[pagina 16]
| |
22 Januari.
| |
23 Januari.
| |
24 Januari.
| |
[pagina 17]
| |
XXII.Tot gemeenschapszin hoort: zelfbeheersching, zelf-inzicht, gevoel van verantwoordelijkheid, ordelievendheid, vermogen tot zelfverloochening, diep inzicht in 't wezen der gemeenschap. | |
XXIII.Bij een experiment is elke mislukking even leerrijk en kostbaar als een succes. | |
XXIV.De kunst om iets gemeenschappelijk te bezitten wordt niet in een dag of wat geleerd. | |
[pagina 18]
| |
25 Januari.
| |
26 Januari.
| |
27 Januari.
| |
[pagina 19]
| |
XXV.Is het geen dagelijksche ervaring dat wij het doen en laten van een medemensch eerst dan recht gaan verstaan als wij hem hebben liefgekregen. | |
XXVI.Het klassenstrijd-dogma van de arbeiders is een gevaarlijk beletsel voor het komende betere gemeenschapsleven. | |
XXVII.Alle deugdelijke zaken groeien van klein tot groot, en vooral in 't nieuwe, 't onbekende, zijn groote stappen zeer gevaarlijk. | |
[pagina 20]
| |
28 Januari.
| |
29 Januari.
| |
30 Januari.
| |
[pagina 21]
| |
XXVIII.Slechts vrees en blindheid genereert den haat. | |
XXIX.Men kan een rijk gemoed hebben en een helder verstand zonder dat deze elkaar in den weg zitten. | |
XXX.Men kan niet bewijzen dat iets mooi is. | |
[pagina 22]
| |
31 Januari.
| |
XXXI.Als men van een persoon niets anders kent dan een reeks brieven, dan is het niettemin toch zeer goed mogelijk, zich van dien persoon een beeld te vormen, dat zóó klaar en duidelijk is, dat men dien persoon gaat kennen en liefhebben, ook al heeft men nooit bewijzen gekregen van zijn identiteit. Het samenhangende beeld is bewijs genoeg en elk nieuw bericht versterkt de duidelijkheid. |
|