Woord vooraf
Via grote belangstelling voor dromen en droomonderzoek ben ik in aanraking gekomen met het werk van Frederik van Eeden. Na lezing van a study of dreams en de dromencahiers die zich in het Frederik van Eeden Museum te Amsterdam bevinden, had ik verschillende ontmoetingen met Hans van Eeden en ook met andere leden van het Frederik van Eeden-Genootschap. Hierbij werden de mogelijkheden voor publikatie van de manuscripten overwogen.
Het lezen van de manuscripten was voor mij een bijzondere ervaring. Ik ben er van overtuigd dat het droomleven en het droomonderzoek van Van Eeden te weinig aandacht hebben gekregen en dat de droomverslagen, zoals Van Eeden in een van de dromencahiers stelt, materiaal omvatten ‘voor toekomstige wetenschap’.
Op de Voorjaarsvergadering van het Genootschap d.d. 30 april 1977 werd mededeling gedaan van het voornemen om het dromenboek te publiceren en werd mij de eervolle taak vergund de transcriptie te verzorgen en de inleiding te schrijven.
Sindsdien heb ik veel aanmoediging gekregen en waardevolle suggesties ontvangen van Hans van Eeden; van de voorzitter van het Genootschap Dr. H.G.M. Prick, met wie ik telkens de vorderingen kon bespreken; van Prof.Dr. W.H.C. Tenhaeff, die als een van de weinigen in Nederland over het droomonderzoek van Van Eeden heeft geschreven; van Prof. Dr. G. Stuiveling; van Prof.Dr. J.J. Klant en van de medewerkers aan de Universiteitsbibliotheek van de Universiteit van Amsterdam.
Bij de transcriptie en het schrijven van de inleiding ontving ik steeds hulp en suggesties van Reiny Jobse, die een doctoraal-scriptie heeft geschreven over de dromen van de Kleine Johannes. Dank komt ook toe aan Lucy Schlüter en Elsemarie van den Eerenbeemt.
amsterdam in mei 1978
dick schlüter