LXXXIII.
Wijk a. Zee, 30 Sept. 1916.
Beste Sobat, als je in Amsterdam zwerft kun je mijn briefkaart niet leezen die jou in Scheveningen zocht. Maar heb je je niet al te zeer opgewonden? Ik was bij Harper en zal doen voor hem wat ik kan, maar ik weet nog niet of het noodig is dat jij en ik zijn verpleegkosten betalen. Er zijn er die het beeter kunnen doen. Hij hoeft gelukkig niet geopereerd. Maar dat in de knie is t.b.c. Ik was zeer geroerd toen ik bij hem was en had moeite mij goed te houden. Ik zelf zweefde booven diepe weemoedsafgronden.
Wij gaan morgen naar huis. De kinderen en mijn moeder blijven een paar dagen bij Giza. Wij hadden een mooie tijd aan zee. Jammer dat we je niet zagen. Maar ik begrijp dat je aan een nieuw boek beezig bent. In October zullen wij elkaar wel zien, hoop ik. Hierbij een goede brief van Gutkind. Let op, hoe hij ook in de Duitsche illuzies zit van een oostersch-teutoonsch rijk.
Maar ik kreeg een brief van Bjerre die mij de gelukkigste momenten van deeze heele maand verschafte. Ik zal hem laten copieeren en je een afschrift er van zenden. Hij begrijpt me.
Zeg maar eens aan den Franschen gezant, dat er Zondagavond een extra editie van 't Handelsblad verscheen met de ooverwinning der geallieerden en dat de menschen er om vochten en twee kwartjes voor een nummer gaven. Dat teekent de stemming. Tot spoedig, hoop ik.
Ik wensch je rust.
F.v.E.