LXIV.
Walden, Bussum, 12 Nov. 1914.
Beste Henri,
Ik heb je brief van 7 deezer nog niet beantwoord, omdat ik zoo volop in 't werk zat en alle correspondentie zich ophoopte. Ik heb n.l. na een gesprek met Royaards de laatste acte van mijn drama omgewerkt. Zooiets neemt voor korten tijd mijn gansche psyche in beslag. Lang piekeren er over helpt niet, het moet in ééns koomen. Het is gelukkig ook gekoomen en ik voel nu dat ik geslaagd ben, zooals ik tot nu toe nooit had kunnen slagen. Nu is het af en ik wacht met de grootste kalmte wat er verder van komt. Voor mij is de hoofdzaak afgeloopen, het effect is mijn zaak niet.
Het zal goed zijn als je komt praten. Gister was de eerste redactie vergadering bij van Hamel. De indruk was gunstig. Het is een vrij sterke groep en veel meedewerkers. De proclamatie van L.S. in de Ploeg is een beetje naar den aard der Duitsche leegerberichten.
Heb ik goed begreepen dat je van ‘De Groene’ de rubriek ‘Tooneel’ gereegeld voor je reekening wilt nemen? Maar dan zou je ook in Amsterdam of Bussum moeten woonen, dunkt me. We bespreeken dat wel.
Ik sluit een correspondentie van Rolland in, met Bon-enfant (= Gutkind H.B.) en mij.
Met dien brief aan de Vlamingen is het een verveelende boel. Ik had hem aan Rolland moeten stuuren, want van die M. Koenig hoor ik niets en ik ben zijn adres kwijt.
Heb jij dat soms?