Brieven aan Henri Borel
(1933)–Henri Borel, Frederik van Eeden– Auteursrecht onbekend
[pagina 4]
| |
Frederik v. Eeden (1892)
| |
[pagina 8]
| |
Henri Borel (1892)
| |
[pagina 9]
| |
Inleidend woordGa naar voetnoot+Elk mensch, ook elke schrijver, is altijd het oprechtste in zijn brieven die niet geschreven zijn met het denkbeeld dat zij later nog eens gepubliceerd zullen worden. Zelfs Dagboeken zijn niet altijd zoo oprecht, omdat een bekend schrijver, als hij er zijn belevingen van den dag in vastlegt, allicht denkt: na mijn dood zal men dit lezen. Zelfs in de inleiding van de onlangs bij de N.V. van Munsters Uitg. Mij. verschenen zes Dagboeken van Frederik van Eeden is reeds iets van deze verwachting uitgesproken. De brieven die hier gepubliceerd worden, en wel met het doel om van Eeden als mensch, en dus van Eeden's karakter beter te doen kennen - en dat is hier meer te doen liefhebben - zijn door hem aan mij geschreven tusschen 1889 en 1916. De eerste correspondentie begon, toen ik, als jong student het M.S. van mijn boek ‘Het Jongetje’ (in eersten opzet, later is het in veel opzichten anders en beter geworden) had toegezonden. Het was toen de eerste heerlijke tijd van De Nieuwe Gids, ik was toen 19, van Eeden 29 jaar. Tijdens mijn verblijf in China (1892-1894) en later in Indië, voerden wij een drukke vrienden-correspondentie, ook toen ik in 1900 in Holland terug was. Men vindt in deze brieven tal van intieme bijzonderheden over het ontstaan van Walden, over van Eeden's kennismaking met Lady Welby en de wetenschap der Significa, over eenigen zijner litteraire tijdgenooten, over alles wat hem beroerde en vervulde, ook over zijn ideaal: het stichten van ‘Een Bloed-Bond’ van wat hij noemde Koninklijke Menschen, die de wereld van geestelijken ondergang zouden redden. Ik ben er van overtuigd, dat na de lectuur dezer brieven de lezer meer dan ooit van mijn overleden vriend Frederik van Eeden zal gaan houden. Dat is dan ook de bedoeling van deze uitgave.
Scheveningen, 15 Juli 1933. HENRI BOREL. |
|