| |
| |
| |
De oertijd der Moustachen.
Georges, Robert Millochau ontmoette ik in de Landes.
Dàt was in Juli 1949 -, en op de brede, kaarsrechte ‘route nationale’ die van Bordeaux uit naar Bayonne en het Zuiden leidt -dwars door de donkere pijnboombossen waarin geen maand later een afgrijselijke hel van vuur en rook en vonken zou ontstaan, die honderden het leven kostte -, sloeg dampend de hitte terug van het naakte, grijze beton en was 's morgens om elf uur de meedogenloze zon in het verblindende azuur van een hoge, starre hemel, zonder tropenhelm en zonder ijsgekoelde dranken voor een gewoon mens al niet meer te verdragen.
Die morgen om half tien had men ons - de Tour de Francekaravaan - in het hart van Bordeaux op de Cours Georges Clémenceau met de gebruikelijke plechtigheden van start gezonden ten overstaan van een juichende menigte, zoals overal elders bestaande uit leeglopers, bankmagnaten, bordenwassers, burgemeesters, filmsterren, dokwerkers, Eerwaarde Abbé's, slagersknechten, grootgrondbezitters, gigolos en alles wat gij daartussen aan varianten nog bedenken kunt. Een pistoolknal van Monsieur le Maire, een hoera! van de massa: toen had de karavaan, minzaam wuivend, aan de ‘Barrière’ van Saint Gènes haar weg naar het Zuiden gezocht, de hitte, de grens tussen Hendaye en Irun, en het lokkende Spaanse San Sebastian tegemoet. Twee-honderd-en-dertig afschuwelijke kilometers!, en pas bezuiden Bayonne wachtte ons de kust met het bonte klatergoud van haar wereldbefaamde badplaatsen, met het verfrissende hel-witte schuim van een weerloos tegen de kaden klotsende
| |
| |
zachtgroene Biscaja, en met - misschien! - een briesje en wat koelte!.....
Dàt was, die dag, het perspectief; en de Tour-karavaan had in de acht étappes welke zij sedert de start in Parijs al gereden had, wel eens vriendelijker vooruitzichten genoten. Die dag, in de onmenselijke hitte tussen Bordeaux en de Spaanse grens - het zij U in alle eerlijkheid gemeld -, die dag geloofde de Tourkaravaan het wel. Het mocht waar zijn wat de verzamelde wielersportexperts de avond tevoren nog naar hun kranten hadden geseind: dat alles wat in de bonte rennerssliert de naderende Pyreneeën-étappes vreesde, slechts belang had bij een wild offensief tussen Bordeaux en San Sebastian, onder het vriendelijke motto dat iedere klap welke men de klimspecialisten van het weinig courante genre Coppi en Bartali in deze (nogal) vlakke étappe nog kon toedienen slechts met baar goud te honoreren was; het mocht verder zo zijn, dat tussen Bayonne en Irun de weg naar het Zuiden geplaveid was met premies, en omzoomd door een levende haag van geestdrift en badpakken.....: de Tour-karavaan wist wel beter. Zij was Bordeaux nog niet goed en wel uit of de triomphantelijke optocht der ‘dwangarbeiders van de weg’ die pas nog, uitpuilend van vechtlust naar het scheen, over de Cours Clémenceau geparadeerd had, was al ineen geschrompeld tot een uiterst burgerlijk en alles behalve strijdlustig gezelschap, waarin Zijne Hoogheid de Campionissimo Fausto Coppi (de Eerste!, en ongetwijfeld ook de Lààtste) met evenveel overtuiging en even weinig parlementaire termen op de hitte vloekte als, bijvoorbeeld, de Heer Henk De Hoog uit Amsterdam (Hollande) die in zo'n Tour de France alleen maar 'n bescheiden figurantenrol speelt en die nog wel tien keer in zijn leven per fiets over de Alpen en de Pyreneeën kan gaan, zonder dat de kindertjes der lagere Italiaanse scholen zijn naam en geboortedatum van buiten zullen moeten leren en zonder dat men in Parijs, in Rome, in Brussel en Madrid met bonzend hart en glazige ogen
in de rij zal staan om zijn onvervalste handtekening....
| |
| |
Er bestaat - kameraad Stalin en de Directe Belastingen en Accijnzen uitgezonderd - niets vervelenders dan een Tour de France-étappe over meer dan twee honderd eindeloos lijkende kilometers, waarin de renners, de managers, de mécano's, de chauffeurs, de journalisten, de organisatoren, de reclame-makers en alles wat er verder nog tot dit wonderlijke, rondreizende wielercircus hoort, zich bij voorbaat gewonnen geven tegen de hitte, de afstand, de dorst, de ellende en de moeilijkheden. Er bestaat niets ergers dan een Tour-karavaan die veertig kilometers na de start alle belangstelling voor de rest van het mensdom al verloren heeft en zelfs geen poging meer doet om de schijn van een behoorlijk tempo te bewaren. Er is, tenslotte, niets waar men barstender hoofdpijn en wurgender heimwee van kan krijgen dan van méér dan honderd renners die, wereldkampioenen of géén wereldkampioenen, in koor met hun secondanten in de volgwagens met schorre stem nog slechts om water, water!, en wat schaduw jammeren: als 'n klas zeurende, nukkige kinderen-met-blaren-onder-de-voeten, met meester uit op een zwoele Hollandse zomerdag.....
***
Er staan, zo'n dag, de journalist in de Tour-karavaan slechts twee wegen open. Hij kan, geeuwerig en landerig en hangerig en slaperig en weergaloos verveeld, met zijn wagen achter het peleton blijven aankruipen, tot heil zijner lezers zijn dagelijkse blocnote vullend met hoogst belangrijke aantekeningen van het genre: ‘na veertig k.m. alles nog bij elkaar!’..... of: ‘na zestig k.m.: het moyenne gezakt tot 28 onbeschrijfelijke kilometers per uur’......, of: ‘na tachtig k.m.: Jean Robic, dat eigenwijze mannetje uit Bretagne, klimt in Cap de Pin bedaard van zijn fiets, wandelt kreunend de plaatselijke herberg binnen, bestelt en verzwelgt anderhalve liter troebel bier, en heeft zonder enige moeite en zonder enige strijd een kwartier later zijn achterstand al weer ingelopen als ginds, in Cap de Pin, de plaatselijke notabelen in de dorpskroeg nog hooglopende ruzie staan
| |
| |
te maken wie onder hen het bier dat hun wieler-afgod verslond, wel mag betalen.....’
Zo kunt gij, desgewenst, ook tussen Bordeaux en San Sebastian wel Uw blocnote vullen, doch zo de lezers van Uw krant bijgeval niet zijn van het slag dat tijdens zo'n Tour de France bereid is, vijf extra-edities per dag te kopen en voor het overige niet naar bed te krijgen is voor het in de allerlààtste extraeditie zwart op wit heeft kunnen lezen, dat Zijne Ongenaaktbaarheid, De Favoriet, zijn dagelijkse vijf biefstukken zonder schadelijke gevolgen verorberd -, en tot drie maal toe zijn pijnlijke voeten gewassen heeft -; zo de lezers van Uw krant nog niet door de Tour-kolder gegrepen zijn, is deze methode kennelijk dè methode niet. Gij loopt het gevaar, dat het verhaal dat gij die avond van San Sebastian uit over een toch al gammele telefoonlijn naar Uw redactie telefoneert, veel meer op het ooggetuigeverslag van de laatste gang ener ten dode opgeschreven Saharah-patrouille dan op de natuurgetrouwe beschrijving van de grootste wielerwedstrijd aller tijden lijkt; en het is verder niet onmogelijk, dat geen vijf uur later Uwe directie belangstellend en telegrafisch informeert of het met Uw zonnesteek en Uw woestijn-complex al wat beter is!.....
Men neme dus de àndere methode: men neme - doodgewoon - de vlucht. Men zette eenvoudig de voet op het gaspedaal van de wagen, men rijde het zielig voortsukkelende peleton voorbij en men jage vooruit: veertig kilometers met vol gas, en zo gij alle ramen en de poorten Uwer fantasie wijd openzet, zo leeft gij, vol-gas voortrazend over de eindeloos rechte weg, althans enige tijd in de beminnelijke illusie dat er koelte naar binnen waait inplaats van vliegen, muskieten, stof en wit-hete lava.
Veertig kilometers!, dàn zijt gij de karavaan wel drie-kwartier vooruit en kunt gij wat koelte zoeken tussen twee mierenhopen in de donkere schaduwen van de hoge pijnbomen van de Landes. En niet alleen de koelte doch ook de stilte proeft gij als een weldaad. En wanneer gij, drie kwartier later, voor het eerst weer van Uw Tour de France verneemt, dan is dat de holle.
| |
| |
metalen, moe geschreeuwde stem van een der vele luidsprekerswagens die de renners voorafgaan. En wat deze stem U te vertellen heeft, is al zo oud als heel deze saaie, lange, op de zenuwen werkende étappe: ‘Rien à signaler!’
***
Het was daar, aan de rand van het bos, in de indrukwekkende verlatenheid tussen Castets en Magesq zo gij dat nauwkeurig wenst te weten, dat ik Georges, Robert Millochau ontmoette. Hij kwam van ergens uit het Zuiden, een nietige stip eerst op die kaarsrechte weg. Hij fietste blootshoofds, alsof er geen zon was en geen hitte, en hij was, ijverig voortpeddelend al heel dichtbij voor hij aan de bosrand onze wagen zag. Toen stapte hij af, verlegen om een praatje.
Tussen de mierenhopen in de schaduw slaakten drie journalisten een zucht die ze tot ginds in Bayonne konden horen. Alweer, zelfs hier!, een vent-om-een-praatje! Zij kènden dat onderhand. Het is een der kwellingen welke men in zo'n Tour ondergaat, en het komt allemaal door dat veelkleurige bord op de bumper van Uw wagen met de magische letters TOUR DE FRANCE PRESSE. Twee dagen voor de start van de Tour heeft men in de Parijse Rue Faubourg Montmartre dat bord op Uw automobiel gespijkerd, en opeens kunt gij, bijvoorbeeld op de Place d'Etoile, veertien ernstige verkeersovertredingen in serie begaan terwijl de Parijse verkeerspolitie zich uitslooft om Uw slachtoffers af te blaffen; en opeens buigen in Uw hotel de chasseurs, de portiers, de liftjongens, de kellners en de anders zo ongenaakbare chefs de réception als de spreekwoordelijke knipmessen, want het is mogelijk dat gij Apo Lazarides (de fietsende klipgeit) persoonlijk kent, en het is verder mogelijk dat Gino Bartali (de fietsende monnik) U al eens een hand gegeven heeft, en het is, tenslotte, niet uitgesloten, dat gij iets méér weet van de kansen.
Zo is dat nu eenmaal en er zijn, met de Tour de France-plaat als vlag en uithangbord en introductie, in de loop der jaren
| |
| |
dingen vertoond welke men uitsluitend in het bijzijn van onverdachte getuigen kan na-vertellen, omdat anders geen mens het zou geloven. Vrààg het aan Wim De Ruyter! Het gebeurde de dag voor de start van dezelfde Tour de France, dat men met de laatste voorbereidingen van de Nederlandse équipe zo volkomen in de knoop raakte, dat geen mens er nog raad mee wist. Alles wat ook maar bij benadering tot de Nederlandse Tourkolonie behoorde, holde met taxi's en bussen en métro's heen en weer door Parijs, zoekend wie te verslinden. Want àlles liep in het honderd. Aan de Boulevard de Grenelle, in de Vélodrôme d'Hiver, hadden de renners uren lang vergeefs op het monteren van hun fietsen gewacht, en toen de fietsen eindelijk gereed waren, was de Nederlandse ploeg, het wachten beu, al lang weer uitgezwermd over de wereldstad. Naar een door philantropen gedreven fabriek in Pantin waar ze zo maar twee paar raceschoenen cadeau gaven aan ieder die in de Tour de Franc zou starten. Of naar het bureau van de Franse Wielerbond - vier krakende wenteltrappen en het summum van dolle bureaucratie, ergens aan de Poissonnière -, waar men nog formaliteiten te vervullen had. Of naar de cour van het organiserende blad, l'Equipe, aan de Rue Faubourg Montmartre waar men wéér andere formaliteiten te vervullen had. Of - zo maar - achter een ijsgekoelde citron-pressé op een schaduwrijk terrasje in de buurt van het Louvre. Dat àlles. En nog veel méér! Want bovendien zocht de chef d'equipe reeds uren woedend doch vergeefs naar zijn jeep die ergens in de grootstad voor goed leek ondergegaan; en verder bleek ook de soigneur, de magere Guerlache die er altijd uitziet alsof hij op weg is naar de bijzetting van zijn eigen stoffelijk overschot, als door de aarde verzwolgen; en vervolgens begon men in de hall van ‘Le Parisien Libéré’ op steeds dringender toon alle Nederlandse
renners en (vooral!) alle Nederlandse fietsen ter keuring op te roepen; en juist toen het er op begon te lijken, dat de Nederlandse equipe nimmer op tijd met haar voorbereidingen gereed zou kunnen komen, juist toen..... ontdekte Wim de Ruyter het sleuteltje in het contact- | |
| |
slot van een, in de Faubourg Montmartre parkerende bestelwagen met niet alleen op de bumpers doch ook op de zijwanden in beesten-van-schreeuwend-rode-letters de alles verpletterende woorden: Tour de France.
Een half uur later had Wim De Ruyter: a. de renners verzameld; b. de fietsen en de mecano verlost uit hun isolement in de Vélodrôme d'Hiver; c. de jeep van de chef d'équipe ontdekt; d. de soigneur ontmaskerd; e. de weg gevonden naar het gebouw van de ‘Parisien Liberé’ waar de Tour-officials juist op het punt stonden, de hoop op een weerzien met de Nederlandse equipe voor goed op te geven. Achter het stuur van de bestelwagen zat, nog altijd, een triomphantelijke Wim De Ruyter. De verkeersopstopping welke hij in en rond de Rue Rivoli veroorzaakt had in hoofse verontachtzaming van alle verkeersborden, -lichten, -regelen en -agenten duurde langer dan een kwartier. En de gendarme aan wie hij tenslotte de wagen overdeed met het vriendelijke verzoek, hem onbeschadigd naar de Faubourg Montmartre terug te rijden, wàs en bleef de beminnelijkheid zelve.....
***
Altijd weer dat bord met de magische woorden, en altijd weer een van de Tour de France bezeten man die voor dat bord stil staat alsof hij door een hogere soort van bliksem getroffen is. En een praatje maakt.....: ‘alors! Qui va gagner?’....
Zo begon dat. Ook met Georges, Robert Millochau daar aan de bosrand in de Landes, en men wéét onderhand wat men daar op antwoorden moet. Komt monsieur Millochau bijgeval van oorsprong uit Parijs? Dàn maakt de kleine Parijzenaar Marinelli een uitstekende kans op de overwinning!
Oh nee? Ah!, monsieur Millochau komt van de Gironde, uit Langoiran, wel, dàn kan monsieur slechts één favoriet hebben: Guy Lapébie, de lieveling der....
‘Merde!’, zegt monsieur, kort doch krachtig. En dàn kunt gij praten.
| |
| |
En een half uur nadat de karavaan voorbij gezeuld is, stil en wrokkig lijdend zonder op te zien, staat gij daar nog altijd aan die bosrand, want als monsieur Georges, Robert Millochau niet een héél verdienstelijk leugenaar is, dan is er in Langoiran een straat die naar hem heet, en dan heeft hij - in 1903! - in de laatste étappe van de éérste Tour de France een waarachtig niet onverdienstelijke een-en-twintigste plaats bezet.
Hij is zeventig nu, monsieur Millochau, en mager en wat gebogen. Hij geeft zich, toch wat aarzelend, uit voor architect, doch de architectuur schijnt hem geen fortuinen opgeleverd te hebben, want zijn fiets mocht wel een verfje, en zijn shirt is vaal en versleten, en zijn sandalen dateren, naar ruwe schatting, van voor de vorige wereldoorlog. Doch hij is zonder enige twijfel een héér, ook al poetst hij 's morgens en 's avonds zijn tanden niet; en als hij U, daar in de schaduw van de pijnbomen, vertelt van de dagen van weleer, dan trilt er iets in zijn oude stem en dan gaat zijn magere artiestenkop met het lange, witte haar wat hoger tussen de schouders. Een man die van de oertijd van de wielersport méér weet dan in een trilogie bij elkaar te schrijven zou zijn. En een boeiend causeur....
***
Er trekt sedert 1903 - en alleen een wereldoorlog houdt haar tegen - jaarlijks een Tour de France karavaan door een niet onbelangrijk deel van West Europa; en er worden links en rechts op de wereld hongersnoden geleden, staatshoofden vermoord, tornados geregistreerd en scheepsrampen gemeld die minder belangstelling en medeleven genieten dan deze fascinerende karavaan, die een maand lang van stad tot stad door Frankrijk (en soms zelfs door de nabuurlanden) trekt; en de mateloze macht van deze karavaan moet gij maar liever niet onderschatten.
Er heeft, in 1947, in Frankrijk een havenstaking gedreigd toen het Franse ministerie van bevoorrading aarzelde, voedsel en benzine vrij te geven voor het Tour-circus en heel het kleine
| |
| |
leger van mensen en machines dat rechtstreeks of zijdelings aan een Ronde van Frankrijk te pas komt.
Er is, toen het sportblad ‘l'Auto’, dat de Tour de France had uitgevonden, in 1944 in de netten van de Franse perszuivering hangen bleef, achter de schermen van de Parijse krantenwereld een fantastisch gevecht geleverd om het bezit van de Tour de France, en temidden van dit wilde gevecht om ‘de grootste reclame-stunt van West Europa’ heeft men met millioenen francs gesmeten, en vele milliarden beloofd en geboden. Men schat het aantal mensen dat, op de ochtend van de start, naar de karavaan staat te kijken als zij dwars door de wereldstad trekt, op drie millioen koppen, en wat daar aan astronomische cijfers nog bijkomt in de daarop volgende dertig dagen voor het restant der karavaan afgebeuld en gehavend doch niettemin triomphantelijk weer terugkeert in het Parc des Princes, wordt beleefdheidshalve aan Uw fantasie overgelaten. Er gaan in zo'n Tour de France fantastische bedragen om. Wat er alleen al door de verzamelde journalisten en fotografen vertelefoneerd, verseind en verkabeld wordt, vertegenwoordigt stellig een fortuin. Gij moet dat maar geen verkwisting noemen. Want het publiek in België, in Frankrijk, in Italië en waar-al-niet sméékt om Tour de France-kopij: kolommen, kolommen, eindeloze kolommen; en in de Parijse boulevardpers van alle kleur en alle richtingen, waar men geen hand omdraait voor drie regeringscrissen en twee métro-stakingen per week, kan men van hoog tot laag zijn zenuwen nauwelijks meester als tijdens de Tour de France iedere Tour-primeur onder een gillende kop op de voorpagina duizenden verkochte exemplaren méér betekenen kan. Meen niet, dat ik overdrijf. Het organiserende blad ‘l'Equipe’ geniet, als de strijd zijn hoogtepunt nadert en er tussen de wielergrootheden in Alpen en Pyreneeën op leven en dood gevochten wordt, dagen waarop de directie niet tot haar ongenoegen de oplaag van haar, onder de advertenties doorbuigende
sportdagblad met - pak weg! - een halve millioen nummers ziet stijgen.
| |
| |
Dàt is de Tour de France, zoals gij hem kent.
Een millioenen-affaire, een adembenemende soort van koorts die steeds verder om zich heen grijpt, steeds meer belangstelling losslaat en - daardoor! - weer nieuwe millioenen....
Langs de straten, de wegen, de pleinen en hoog in de vrieskou tussen de gletschers op de Alpen-toppen staan en juichen de massa's. Wat zij in feite van de wedstrijd zien is - soms - slechts een niets zeggende flits. Een renner, diep hangend in het stuur, strak starend naar de weg die onder hem voorbij rolt, en half verborgen in een stofwolk van de hem omringende auto's en motoren. Of een bont en haastig voorbij-jakkerend peleton, dat al rond de straathoek verdwenen is voor men er zijn eigen favoriet in heeft herkend. Of 'n paar achterblijvers: ontmoedigd en vuil en mateloos moe en niet bereid, terwille van de massa te poseren als ‘veroveraar der bergkolossen’ of wat de poëten in de loop der tijden nog méér aan soortgelijke koosnamen hebben weten te bedenken.
En toch, teleurgesteld of niet, gij vindt haar een volgend jaar opnieuw langs de straten en de wegen, de massa. Want de Tour laat haar niet los. Hij fascineert haar, niet alleen door de boeiende brokken keiharde sport welke men er, in een woedend gevecht over bijna vijf duizend kilometers, in vertoont, doch stellig ook door de ietwat Barnum and Bailey-achtige sfeer die deze monsterrace verspreidt.
Een circus!, jawèl. Het grootste circus aller tijden misschien. Doch - merkwaardigerwijs - een circus waarin men het onvermijdelijke klatergoud angstvallig van de sport geschieden wist te houden. Er bestaan in de wielersport weinig wedstrijdreglementen, strenger dan het reglement van een Tour de France. Er is geen wedstrijdleider, correcter en onpartijdiger dan Jacques Goddet, de ‘directeur de la course’. En misschien is dàt wel het geheim van het succes dat de Tour de France in nog geen vijftig jaren op zijn veroveringstocht heeft ondervonden: dat men de sport terwille van de nu eenmaal op tam-tam en sensaties beluste massa paarde aan de humbug, het klatergoud, de opge- | |
| |
blazen reclame en alles wat een nuchter mens rond zo'n Tour de France verder nog aan hinderlijke dingen kan tegenkomen. Maar dat men niettemin er naar streven bleef, de sport temidden van al dit wonderlijke gegoochel met millioenen francs, merkwaardig zuiver te houden.
***
En zo gij niettemin mocht denken, dat zo'n Tour de France met al zijn kabaal en al zijn krantenkolommen en al zijn verbluffende prestaties, toch wel een typerend en gechargeerd beeld projecteert van een moderne maatschappij, die alleen nog maar van sensaties en haar zenuwen leeft en die niet zal rusten voor 'n paar wielrennende krankzinnigen er in geslaagd zullen zijn, zèlfs de Himalaya met een gemiddelde van drie lijken en tweeen-twintig-komma-zeven kilometers per uur per race-fiets te beklimmen....: prààt eens een half uur met Georges, Robert Millochau (‘Architecte et ancien coureur cycliste internationale’), en gij zult tot Uw verbazing ervaren, dat men vijftig jaar geleden zonder atoombommen, zonder stalen gordijnen en zonder vliegtuigrampen al niet minder om sensaties schreeuwde. Want, om U de waarheid te zeggen, de Tour de France is eigenlijk uit niets anders dan deze zucht naar sensaties ontstaan.
Dat was, zoals gezegd, in 1903, en de man die het allemaal bedacht, was de later zo beroemde Henri Desgrange.
De wielersport bevond zich in die dagen nog in het stenen tijdperk, doch men reed er niettemin op los alsof de rijwieltechniek al een ongemeen hoge graad van perfectie had bereikt en het sportblad ‘Le Vélo’, dat toen al bèste zaken deed, organiseerde wedstrijden van het monster-genre die heel de beschaafde wereld met stomheid sloegen.
Wat dàcht U?! Er bestond in die dagen nog geen automobiel die van Marseille naar Parijs kon lopen zonder dat alle beschikbare hoefsmeden onderweg er aan te pas gekomen waren. Maar ‘Le Vélo’ zette in Marseille rustig een dozijn wielrenners, stuk voor stuk gehuld in een uitdagende snor en een gewaad dat het
| |
| |
midden hield tussen een pyama en een surrealistisch werk van de heer Pablo Picasso, op een fiets, en er waren er niet minder dan drie die het overleefden. Zij arriveerden in het Parijse Bois de Boulogne en als zij met de blote hand een compleet regiment tot de tanden gewapende Pruisische Ulahnen verslagen hadden, had tout-Paris hen niet vorstelijker en geestdriftiger kunnen ontvangen.
Zo begon dat, en de directeur van het bloeiende blad ‘Le Vélo’ was al bezig een dame uit de allerbeste kringen en een riant buiten in Fontainebleau te huwen, toen hij plotseling concurrentie kreeg van de jonge Henri Desgrange, die een tweede sportblad stichtte, daar niet alleen de wieler-, doch ook de autosport in betrok, het daarom ‘l'Auto’ doopte, vervolgens zijn mouwen opstroopte en de vijandelijkheden stante pede opende. De strijd zou jaren duren.
‘l'Auto’ en ‘Le Vélo’ smeten met fortuinen en in hun jacht naar steeds nieuwe reclame-stunts, bedachten zij voortdurend fantastischer dingen. Totdat men op een goede morgen in 1903 de directeur van ‘Le Vélo’ bewusteloos onder zijn lessenaar vond, nadat hij in het concurrerende blad had kunnen lezen, dat Desgrange de stunt-der-stunts gevonden had: een Tour de France! In zes onmenselijke ritten! Met niet minder dan tachtig inschrijvers, en een voor die dagen fantastische prijzenlijst. Zo werd de Tour de France geboren. Uit pure zucht naar sensatie. En de eerste edities waren ernaar!
Toen Henri Desgrange, jaren later, door middel van zijn Tour de France eindelijk de concurrenten van ‘Le Vélo’ voor goed gevloerd had, had hij een hoofd vol rimpels en grijze haren en had hij, hard en koppig, alles moeten doorstaan wat een wedstrijd-organisator in de oertijd aan ellende maar beleven kon.
Een wonderlijk man, deze Henri Desgrange. Een der eersten in de sport, die begreep dat het leveren van topprestaties niet alleen maar een kwestie van spieren is, doch dat ook de geest die deze spieren dirigeert daarbij een overwegende rol speelt. Een voortreffelijk journalist met een pen zo briljant en zo scherp, dat zij
| |
| |
door al zijn tegenstanders niet ten onrechte werd gevreesd. En een veldheer organisator zoals men er later in de..... circuswereld nog een tegenkwam: Hans Stosch Sarassani!
Een keiharde man, die tienduizenden moeilijkheden overwon omdat hij in de Tour de France (zowaar) zijn levenswerk zag, en omdat hij in dat levenswerk geloofde.
Men mààkte het hem niet gemakkelijk.
In de tweede Tour de France waren de concurrenten van ‘Le Vélo’ weldoend met bankbiljetten en beloften onder de Tourrenners rondgegaan en er gebeurden als gevolg daarvan zoveel onsportieve dingen, dat Desgrange wel moèst ingrijpen, wilde hij geen bijdrage leveren tot een overhaaste begrafenis van de wielersport in het algemeen en ‘l'Auto’ in het bijzonder. De wedstrijd was dan ook nog geen twee étappes oud of Desgrange zette in Marseille een der belhamels, de heer Payan, zonder veel omhaal uit de race; en dat had hij beter kunnen laten. Want de heer Payan was afkomstig uit Nimes en verheugde zich aldaar in een grote populariteit en een uitvoerige, verknochte vriendenschaar; en toen de Tour-karavaan geen dag later door Nimes trok, op weg naar Toulouse, ondernamen de heer Payan en zijn vrienden onder het uitstoten van krijgsgehuil en stokken, een wilde flank-aanval op de Tour-menigte. De karavaan bleef aan de winnende hand. Zij liet slechts enige, weinig betekenende bewustelozen in het plaatselijke ziekenhuis achter, en leverde zich verder, op verzoek der concurrentie, ook gedurende de daar op volgende dagen over aan alles wat er in die dagen aan onsportiviteiten, chantage en corruptie al uitgevonden was. Henri Desgrange liet de heren maar betijen. Hij wenste geen veldslagen meer zoals in Nimes. Want de burgemeester aldaar had in het krijgsgewoel een straatsteen op zijn magistrale hoofd gehad en overlaadde sedertdien de minister van binnenlandse zaken met protest-telegrammen waarin hij vriendelijk, doch dringend verzocht, Desgrange's ‘fietsende baarbaren’ door de gendarmerie van de weg te laten schieten. Desgrange wachtte dus rustig tot in Parijs. Toen men daar de huldigingen, de
| |
| |
redevoeringen en de ere-champagne achter de rug had en de renners om hun prijzen kwamen, schrapte hij de nummers één, twee, drie en vier van de algemene rangschikking zonder met zijn ogen te knipperen, en betaalde hij de hoofdprijs aan de vijfde man, Henri Cornet, die daar zo van schrok, dat hij, naar men beweert, slechts enkele jaren later aan een slepende hartkwaal overleed.
En wilt gij méér van dat fraais?
In 1905 - toen de Tour al elf etappes en 3000 k.m. mat - reed men de eerste dag van Parijs naar Nancy, en de weg van Parijs naar Nancy was door belangstellenden, die verder onbekend wensten te blijven, zo zorgvuldig met kopspijkertjes volgestrooid, dat men halfweg al pleisters en plaksel te kort kwam om alle lek gereden banden weer te rapareren. De eerste die zich door al deze ellende heenworstelde was Trousselier. Hij arriveerde de volgende morgen om vier uur in Nancy. De laatste twintig kilometers had hij, met de fiets op zijn nek, eenvoudig gelopen!....
Zo kunt gij dan verder gaan. Een lange, boeiende geschiedenis van grote en kleine drama's en van grote en kleine triomphen. Gij komt in deze geschiedenis de ongelooflijkste dingen tegen. Er was een winnaar, René Pottier, die onmiddellijk na afloop van de race met de beker, de prijzen en de vrienden het nachtleven binnendook en er net zo lang hangen bleef totdat hij in een vlaag van waanzin een revolver op zijn eigen voorhoofd probeerde; hetgeen hij toevallig niet overleefde. Gij verneemt van een ander winnaar, de legendarische Petit-Breton, die dagelijks een paar zenuwcrisissen opvoerde van een kaliber waarbij vergeleken de huilbuien van hedendaagse ‘vedettes’ als René Vietto, Robic en Bartali niets anders zijn dan gekraai uit de kinderkamer. Men vertelt U van de heer Carrigou die, in 1910, op het punt stond de Tour de France met veel vertoon van oppermacht te winnen toen hij plotseling ergens tussen Nimes en Perpignan ietwat ongemakkelijk op zijn wenkbrauwen ging staan omdat men, naar later bleek, tijdens een contrôle in de
| |
| |
gauwigheid zijn frame had doorgezaagd. Gij verneemt van de heer Duboc die, een jaar later, dezelfde Carrigou van etappe tot etappe ernstiger begon te bedreigen, totdat men hem tijdens het ravitailleren te Argelès voor de aardigheid een vergiftigd drankje in de handen duwde. Duboc verloor bijna twee uren voor hij weer in staat was, boven op zijn fiets te zitten. Maar hij haalde niettemin de finish. En de volgende dag won hij de etappe!
***
Dit alles, mijne heren, gebeurde in het moustache-stadium; en uit dit ijzeren tijdperk van de wielersport komt dan plotseling midden in een moderne Tour de France, waarin men al lang geen frames meer doorzaagt en geen kopspijkertjes meer zaait, monsieur Georges, Robert Millochau op U toegefietst, en het enige wat hij U na zijn verhaal als conclusie nog te melden heeft, is: ‘het was in die dagen wèl romantischer’. En dat zal dan wel zo zijn.
Ook al was deze romantiek er een van de ruwe Wild-Westsoort. En ook al doet gij er beter aan, maar liever niet te informeren naar de alles behalve romantische geschiedenis van monsieur Millochau hoogstpersoonlijk....
***
Een half uur later hebt gij de karavaan weer ingehaald.
Dat is in Saint Jean de Luz, en er is daar een rimpelloze, blauwe baai met slanke, witte scheepjes, en er circelt, laag en riskant, een knalrood sportvliegtuig boven het peleton, en naar het Oosten steken trots en ongenaakbaar de Pyreneeën hun blinkend witte sneeuwtoppen in het azuur van de lucht. En naar het Zuiden nadert gij de grens.
De internationale brug tussen Hendaye en Irun!
Geen jaar geleden nog was deze brug onbegaanbaar voor ieder die de Spaanse of de Franse nationaliteit en toevallig géén diplomatiek paspoort bezat. En nog altijd verliest de reiziger daar
| |
| |
tussen de twee grensposten aan weerzijden van de befaamde brug soms uren met het invullen van formulieren, het vergaren van stempels en het afleggen van plechtige verklaringen.
Doch vandaag is dat anders! Vandaag passeert de Tour de France, en wanneer gij bijgeval eens met de Britse Kroonjuwelen of het polshorloge van de Aga Kahn aan de haal mocht willen gaan om ze in Madrid tegen een zacht prijsje van de hand te doen, dan kan ik U voor Uw transport niets comfortabelers aanbevelen dan de Tour de France-karavaan. Want de grensbomen zijn wijd en gastvrij geopend. En de Franse douaniers staan arm in arm met de Spaanse heren van de anders zo stijle Guardia Civil hun favorieten toe te juichen. Men heeft eenvoudig geen tijd voor paspoorten, tripticos, vreemde valuta en meer van dat vervelends. Want de Tour begint een nieuwe triomphtocht. De Tour gaat, ‘en passant’, 'n stukje Spanje veroveren.
En dan?....
Dan vindt gij in de dorpen tussen Irun en de weelderige badplaats waar de Tour-karavaan vannacht verblijven zal, de straten volgestrooid met bloemen en de dorpelingen juichend en in feestkledij tot op de daken.
Dàn?....
Dan vaart er plotseling iets van het tomeloze, trotse rythme van een Spaanse fiesta door de rijen van de karavaan, schiet het tempo opeens fel omhoog, ontstaat er zelfs nog een korte doch hevige jacht; en wanneer dan, tenslotte in San Sebastian, de Tour-karavaan in een zee van bloemen en palmen en vlaggen en mensen de Avenida Principal opstormt, dan herkent gij in haar waarachtig niet meer de ten dode opgeschreven woestijnpatrouille....
***
Die avond, in San Sebastian, temidden van een tropisch onweer dat zelfs de gloednieuwe electrische centrale een ogenblik te machtig bleek, stonden op het grootste plein van de stad de vele
| |
[pagina t.o. 16]
[p. t.o. 16] | |
Gevecht op de Aubisque. Bobet, Bartalı en Stan Ockers, achtervolgd door een optocht van ploegleiders, officials en journalisten.
| |
[pagina t.o. 17]
[p. t.o. 17] | |
Tam-tam!.... Men vindt altijd wel een filmster of een chansonnière bereid om de etappe-winnaar te huldigen. Ten overstaan van de camera's, natuurlijk!
| |
| |
tientallen reclamewagens die bij het circus horen. En zij draaiden hun plaatjes en zij gilden de lof van schoensmeer, fietsbellen, vulpeninkt, lingerie, kauwgum, automobielen, tandenborstels, kranten, weekbladen, apéritifs en soortgelijke, min of meer huiselijke artikelen, uit over de stad. In het Frans!, en er was geen mens die er over nadacht of de heer Franco als gevolg van deze propaganda zijn schoensmeer nu plotseling in Lyon, inplaats van in Buenos Aires zou gaan kopen. Deed het er ook veel toe? Er zijn dagen in zo'n Tour de France, dat men het kabaal alleen maar maakt om.... het kabaal, en de reclame om de reclame, en de sfeer om de sfeer.
De nacht was koel en de hemel vol van sterren. Rond de weergaloos mooie baai hingen de duizenden lichtjes als in het décor van een groots gemonteerde operette.
Op het plein, rond de reclamewagen, danste men de tango en de samba met vuur en zwier en overgave. En ginds, in het casino, vierden Spanjaarden, Italianen, Luxemburgers, Belgen, Zwitsers, Fransen en Nederlanders met een glas bruisende Jerez de Grote Verbroedering. Atlantisch Pact of géén Atlantisch Pact. Ik wil slechts zeggen, dat er ook in zo'n moderne Tour de France zo nu en dan nog wel wat romantiek bestaat. Zij het dan: een andere romantiek dan die uit de tijd der moustachen! |
|