Vrolijkheid
(1852)–Prudens van Duyse– Auteursrechtvrij
[pagina 149]
| |
De Chronographist.aant.Laat vergode rijmelaren
Rijmen zoeken, sylben scharen,
Bijten zich de nagels krom;
Laat hen Epopeën dichten,
'k Wil in vlijt voor niemand zwichten:
'k Schrijf een Chronographicum.
'k Huiver voor de stoute lappen,
Die er menig zielloos flappen
In een jaarschrift, al te dom:
O, daar kan geen fout bij halen;
Liever moog' de rede falen
In een Chronographicum.
Schiet een naamdag feestestralen,
Ziet men huwlijkskransen pralen,
'k Ben niet traag, en blijf niet stom.
Ronkt het staatskanon me in de ooren,
Werd een vorstenpop geboren,
'k Baar een Chronographicum.
| |
[pagina 150]
| |
Zoo bij 't jubilé van 't paartjen,
Stil verheugd na 't vijftigst jaartjen,
Nog wat gloed in de asch ontglom,
Werd er een' begijn of kwezel,
Koos men tot regent een ezel,
Vivat 't Chronographicum.
Is ons eenig vriend ontvallen,
Stroomt de bittre traan bij allen,
'k Schort dien op, bij 't klokgebrom;
Aan het zwoegen, aan het slaven
Opdat hij niet zij begraven
Zonder Chronographicum.
Zoo weêr de oorlog woedend waarde
Over de ingekrompen aarde,
Sloeg men lustig dood of krom,
Klinkt de zege in vrijheids tale,
Viel de vijand, 'k zegeprale
In een Chronographicum.
Als ik peter word gekozen,
Voele ik 's ievers riddersporen,
Om in 't Calendarium
't Kindjen namen uit te zoeken,
Die 't geboortejaar hem boeken
In een Chronographicum.
| |
[pagina 151]
| |
'k Zuchte diep, wanneer ik trede
Door die fraaigebouwde stede,
Door dat Gent: ik kijk rondom,
En paleis, noch tempel pronken
Op een heerlijk uitgeblonken,
Godlijk Chronographicum.
Laat dan wapens, laat laurieren,
Om de marmren tomben zwieren
Van den grijzen adeldom,
Geeft mijn grafsteê, wat aan Vondel
Werd gewijd: geen verzenbondel,
Maar een Chronographicum.
|
|