Vrolijkheid
(1852)–Prudens van Duyse– Auteursrechtvrij
[pagina 79]
| |
De oude Speelman.aant.Ik ben een simple bestevaâr
Die speel bij ieder feestgeschater;
Maar 't dorpjen mint mijn vedelsnaar,
En in mijn wijn doe ik geen water:
Komt allen, boerkens, gul en goed!
Het groen gebladert wacht uw stoet;
Welaan, mijn vriendekens, de avond glanst:
Onder mijn ouden eik gedanst!
't ls hij, die 't herbergplein verblijdt.
Er is geen koeler dak te vinden.
Reeds in den goeden ouden tijd
Kon hij ook vijanden bevrinden.
Hoe dikwijls heeft ons voorgeslacht
Er den A-voust zich toegebracht.
Welaan, mijn vriendekens, de avond glanst:
Onder mijn ouden eik gedanst!
| |
[pagina 80]
| |
Benijdt den Heer niet van 't kasteel,
Die in een schoone koets mag rijden.
Gij zijt tevreden met uw deel:
Uw lust en rust moet hij benijden.
Ziet eens, hoe deze, aan zorg verslaafd,
Ten hove, bleek en zwijgend, draaft!
Welaan, mijn vriendekens, de avond glanst:
Onder mijn ouden eik gedanst!
Wel verre, dat ge een enkle doemt,
Die 't eeuwge zoekt langs andre wegen,
Bidt, dat de Heere zijn gebloemt,
En veld, en weide en wingert zegen';
En is hij braaf en blij van geest,
Roept hem met de andren naar uw feest.
Welaan, mijn vriendekens, de avond glanst:
Onder mijn ouden eik gedanst!
Bedroppelt hemeldauw uw land,
Pronkt de oogst, in schoven opgerezen,
Vergunt aan de uitgedorde hand
Wat korenairen na te lezen.
Tiendubbel loont de Heere 't goed,
Dat gij een armen broeder doet.
Welaan, mijn vriendekens, de avond glanst:
Onder mijn ouden eik gedanst!
| |
[pagina 81]
| |
Herstelt de vreê, bij kan en lied,
Wat gij van d'oorlog zaagt vernielen,
Verstoot den armen blinde niet,
Die meêlij afsmeekt, onder 't knielen.
Zegt niet: ‘God helpe u, goede vrind’;
Toont, dat gij helpt als gij bemint.
Welaan, mijn vriendekens, de avond glanst:
Onder mijn ouden eik gedanst!
Aanhoort een simplen bestevaâr:
'k Beveel een algemeen vergeven.
Omhelst, als broederen, elkaâr,
En blijft in vrede samen leven,
Opdat de liefde, vreugdgezind,
Van vader overga tot kind.
Welaan, mijn vriendekens, de avond glanst:
Onder mijn ouden eik gedanst!
|
|