Vrolijkheid(1852)–Prudens van Duyse– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 49] [p. 49] Elk het Zijne. Op 't voorhoofd van den rechtsgebouwe, Door u gesticht, Justiniaan, Zag ik (jurist ter goeder trouwe) Eens drie volschoone spreuken staan. Wat in de duisternis verdwijne, Hoe fijn gedacht, een dezer blinkt Tot alles in het niet verzinkt: Elk het zijne! De Turken, ja, der halver mane, De Duitsche stam den Rijnervloed, De Batavier den Oceane, Bij breeden handelsovervloed; En Frankrijk, zoo de haan verdwijne, Den Adelaar bij krijgsgeschreeuw; Maar Vlaandren, als voorheen, den Leeuw: Elk het zijne! [pagina 50] [p. 50] Den franschgezinden dwaas een keten, 't Graf van den Flamingant een bloem, Aan iedren Godsdienst zijn geweten, Aan iedren zielstyran zijn doem, Tot hij voor 't opperrecht verschijne; Aan iedren mensch een hemelstraal, Aan ieder volk zijn eigen taal: Elk het zijne! Aan ieder' akker zijne vruchten, Aan ieder eerlijk zweet zijn cijns, Aan elk, die zwemt in zingenuchten, Een tombe, die hem tegengrijns'; Aan ieder wanbedrijf zijn pijne, En, wie van 't Communisme ook hoû, Elkeen zijn beurs, zijn haard, zijn vrouw: Elk het zijne! Vorige Volgende