Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
De spellingsoorlog

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0,69 MB)

ebook (2,97 MB)

XML (0,24 MB)

tekstbestand






Genre
poëzie

Subgenre
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

De spellingsoorlog

(1842)–Prudens van Duyse

Vorige Volgende

VII.

 
B....... treedt hervoor om by de zeven mannen
 
De spreuk: De Meester faelt, voor eeuwig te verbannen,
 
Gelyk Oranjes stam.’ Keert weêr tot pligt en deugd.
 
De Paus!.... Wat basterdtael, het ketterzaed tot vreugd!
[p. 39]
 
aant.
 
Zal de arme leerling niet by zulk een dwaelwoord dwalen
 
In 't echt geslacht? Hoort toe; 'k wil u iets vreemds verhalen!
 
Ik had den lettergrond, dien ge eeuwig roemt, betreên,
 
Ver van myn vaderland: ik trok door Hollands steên,
 
En wou den schouwburg zien, waer Melpomeen op dondert.
 
‘De groote Boschbandiet, stond aengemeld; verwonderd,
 
Zie 'k voor een vrouw, gelyk hier elk verwachten moest,
 
Een boschgeus op 't tooneel aen 't buldren wild en woest.
 
Verwart men zoo 't geslacht der stervelingen langer
 
Wat wordt er nog van ons?.... En met een glimlach, zwanger
 
Van heimelyk gedacht, spreekt Bormans zachtjes, maer
 
Hoogstdeftig: ‘Goede vriend, gy toch loopt geen gevaer.
 
Men zal uw waer geslacht wel weten te onderscheiden.
 
Doch zeg eens, schrander man: als ge, om u te vermeiden
 
Den eedlen grond bezocht, waer Hooft en Vondel zong,
 
En groote Bilderdyk naer elken lauwer dong,
 
Ten Kate voor de Tael een leidstar heeft ontstoken,
 
Vergat ge, waer gy reisde?... En werd daer Vlaemsch gesproken,
 
Daer Vlaemsch gedrukt?.... En dan de groote Boschbandiet!
 
Dat is niet ligt een vrouw, bedriegt het hart my niet.
 
Zoo 't nuttig onderscheid, door u verworpen, vrinden,
 
Niet in de tael bestond, men diende 't uit te vinden.
 
‘Den Heer, die Godt en mensch geworden in der tyt
 
Den scepter voeren zal, en breet en overwyt
 
De starren, aerde en zee, en al wat leeft, regeren,
 
Verbergt de Hemel u.’ Zoudt gy dat beter keeren?
 
Zult gy, aen Vondels brein, dat breeder wieken klept
 
Dan 't Catsiaensch gedreun bewegen durft; dat schept,
[p. 40]
 
aant.
 
Den vryen stouten zwier der dichterspraek ontzeggen?
 
Spreekt: zult gy d'aedlaer door uw rag aen banden leggen?
 
Ellendigen, die droomt van dubbelzinnigheid,
 
Schryft klaer gelyk de Bat, of zwygt!.... Ik heb gezeid!
 
Als 't momplend biegegons, dat oorlog kan voorspellen,
 
Mort de ontevredenheid van 's Meesters heirgezellen.


Vorige Volgende