Gelukkiger was zy in 't gene der Dichtkunst: zy bekwam vier stukken ten prijskampe. Er werd eene commissie samengesteld uit negen leden der Maetschappy; als daer zijn de heeren Vervier, voorzitter van de afdeeling der letterkunde, Willems, Blommaert, Cornelissen, S.t Genois, d'Hulster, Serrure, Spyers en de weleerwaerde heer kanonik De Smet. Na dat elk rechter de stukken afzonderlijk onderzocht, en zijn gevoelen schriftelijk medegedeeld had, vergaderde de commissie, om een beslissend oordeel over de verdiensten dier stukken uit te brengen. Ten gevolge hiervan werd aen 't dicht, getiteld: de Gentsche Vaderbeul, den uitgeloofden eereprijs, met eenparige stemmen, toegewezen.
De opening van 't briefjen, het prijsvers verzellende, deed voor dichter kennen den Heer en Mr. P. van Duyse, archivist der stad Gent.
De plechtige prijsuitdeeling greep plaets, in het muzeum der Maetschappy, op den 7 mei 1839, onder het hoofdvoorzitterschap des Heeren Van Huffel, en ten bywezen van de leden der verschillende afdeelingen.
Op het spoor van hare vroeger vaderlandsche dichtkunststryden gehouden ten jare 1816 (Cantate op Waterloo), in 1820 (de Nederlandsche nyverheid), en in 1835 (de landbouw en plantenkweekery in Vlaenderen), heeft de Maetschappy besloten de laetstbekroonde Sage of Romance aen onze vlaemsche landgenooten, door middel der drukpers, mede te deelen.