Gedichtjes voor kinderen
(1849)–Prudens van Duyse– Auteursrechtvrij
[pagina 87]
| |
Zie, de maeijers zelven slapen;
En ge werkt als een slavin,
Om wat airen op te rapen:
Groote moeite, klein gewin.
het kleine meisje.
‘Gryze, ik moet voor moeder zorgen,
Sedert lange reeds te bed.
Arme vrouwe! sinds den morgen
Werd geen spys haer voorgezet.
Breijen kan ze nu, noch spinnen.
‘Liefste meisje, zeide zy,
God vergunt u wat te winnen;
Ga, raep airen op voor my.’
Met genoegen in hare oogen,
En met zweet op hare kaek,
Ging de kleine, 't hoofd gebogen,
Weder voort aen hare taek.
|
|