Gedichtjes voor kinderen(1849)–Prudens van Duyse– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 84] [p. 84] Sterrekens. Gouden sterren, hemelvonken, O, wat staet ge schoon te pronken In de woon van God den Heer! Elke ster is my een vrindje. Gy ziet ook op my, een kindje, Met uw vurige oogjes neêr. Als de beddetjes gereed zyn, Als de kindertjes ontkleed zyn, Komt ge blinken in uw pracht; Komt gy, om van hem te spreken, Die u weder wil ontsteken Als de lampen van den nacht. Telkens als ik u daer boven Weêrzie, zal ik Gode loven, Die, by dage en nachte goed, Wil aen groot en klein bewyzen, Dat hy, altoos hoog te pryzen, Waekt met liefderyk gemoed. Vorige Volgende