Gedichtjes voor kinderen(1849)–Prudens van Duyse– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 57] [p. 57] Klein en groot. ‘Wanneer ik groot zal wezen, Zegt gy, o kleine Jan, Dan zal ik schryven, lezen, En doen gelyk een man, Vol lust en leerzaemheid.’ Dit is zeer wel gezeid. Gy, die nog groot moet worden, O kleine, lieve Jan, Doe nu, met vlyt en orden, Al wat een kindje kan. Volg ieder wys vermaen: Dit is zeer wel gedaen. Vorige Volgende