Tekst en melodie.
Bäumker, Niederl. geistl. Ldr., nr. 11, Vierteljahrsschrift, 1888, bl. 186, de zangwijs ontleend aan de hymne: ‘Te lucis ante terminum’, zooals deze t.a.p. medegedeeld wordt door Bäumker, naar Vesperale Romanum, Leodii 1850. Deze lezing verschilt alleen met de bovenstaande, door dat de kleine versiering a b a a, die men daar aantreft voor het woord ‘sant’, door a bes a a is vervangen; wat niet te verdedigen is. Zij vangt aan in aeolischen en sluit in iastischen modus (zie hiervoren de Inleiding bl. XX). - Souterliedekens, Antw. 1540, op het slot van het boek: ‘Nu laet o Heere dinen knaep’ (Symeons lofsanck) nae die wise: Jesu salvator seculi’, variante van de bovenstaande melodie. - De Latijnsche tekst: ‘Nunc dimittis servum tuum’ (Lukas, II, 29-32), met de kerkelijke psalmodie, komt voor in Een dev. en̄ prof. boecxken, Antw. 1839, nr. 242, uitg. D.F. Scheurleer, bl. 280. - Vgl. hiervoren III, bl. 2111, de melodie: ‘Wildi horen singhen eenen soeten sanc’.