Melodie.
Bäumker, Niederl. geistl. Ldr., nr. 4a, Vierteljahrsschrift, 1888, bl. 174, naar het voormelde Berlijnsch Hs. reeds medegedeeld hiervoren II, bl. 1063; - Id., nr. 4, bl. 172, zelfde melodie, met enkele varianten, ditmaal zonder wijsaanduiding, naar het Weener Hs. 7970, voor het lied waarvan de aanvangsstrophe volgt:
Ver - bliit u, lie - ve sus - - ter-kyn,
die tiit is cort, het sal doch syn;
een ye - ge - lic die sal ont - faen
loen, van dat hi hier heeft ge - daen.
De melodie is genoteerd met den oversprong in den derden versregel, oversprong die alleen in de eerste en in de laatste strophe bestaat.