Het oude Nederlandsche lied. Deel 3
(1907)–Florimond van Duyse– Auteursrecht onbekend
[pagina 1988]
| |
A.1.
O blijden nacht, Messias is geboren!
Niet lang gewacht, laet ons den uytvercoren
met een danckbaer hert besoecken in den armen stal;
hy is 't die ons verlossen sal.
O wondre saeck, hier ligt den aldermeesten
in grooten noodt, schier naeckt en bloot,
op hoij en stroij, te midden van de beesten.
| |
[pagina 1989]
| |
2.
O liefde groot, wie can dit achterhaelen;
het hemelsch broodt is commen nederdaelen;
comt, devote ziel, hier is de goddelijcke spijs,
den stal wordt als een paradijs.
O wonder saeck, enz.
3.
Ondanckbaer mensch, comt laet u hier oock vinden,
dit hemelsch kint is uwen welbeminden;
blijft gij nog zoo flauw en zoo ondanckbaer van gemoet,
daer Godt zoo veel uyt liefde doet.
O wonder saeck, enz.
| |
B.Ga naar voetnoot(1) 1.
O blyden nacht, Messias is gebooren;
o wonderheyd, hier ligt den uytverkooren,
op hooy en strooy,
schier naekt en bloot,
in 't midden van de beesten.
2.
O liefde groot, wie kan dat agterhaelen;
het hemelsch brood is komen nederdaelen,
op hooy, enz.
| |
[pagina 1990]
| |
3.
Komt, zondaer blind, komt ook om hier te vinden
het hemelsch kind, die is uw wel beminden,
op hooy, enz.
| |
Tekst.A. 18de-eeuwsch Hs. in ons bezit, hierboven weergegeven; - J. Bols, Honderd oude Vl. ldr., 1897, nr. 5, bl. 8, zelfde tekst. - B. De Coussemaker, Chants populaires des Flamands de France, 1856, nr. 2, bl. 5. | |
Melodie.A. J. Bols, t.a.p. - B. De Coussemaker, t.a.p. |