Het oude Nederlandsche lied. Deel 3
(1907)–Florimond van Duyse– Auteursrecht onbekend
[pagina 1943]
| |
A. | |
[pagina 1944]
| |
1.
Comt verwondert u hier, menschen,
siet, hoe dat u Godt bemindt;
siet vervult der zielen wenschen,
siet dit nieuw gheboren kindt;
siet, die 't woordt is, sonder spreken;
siet, die vorst is, sonder pracht;
siet; die 't al is, in ghebreken;
siet, die 't licht is, inder nacht;
siet, die 't goet is, dat soo soet is,
wordt verstooten, wordt veracht.
2.
Siet, hoe datmen met hem handelt,
hoemen hem in doecxkens bindt,
die met sijne godtheyt wandelt
op de vleughels vande windt;
siet, hoe light hy hier in lijden,
sonder teecken van verstant,
die den hemel moet verblijden,
die de croon der wijsheyt spant.
Siet, hoe teere is den Heere,
die 't al draeght in sijne hant.
3.
Die den hemel heeft gheschapen,
en verciert het firmament,
moet hier in eene cribbe slapen
wordt in hoy en stroy ghement;
die de schoone seraphienen
altijdt heeft tot sijn ghebodt,
laet hem hier van beesten dienen,
laet hem steken in dit kot,
in dees' hoecxkens, in dees' doecxkens,
in dit huysken sonder slot.
| |
[pagina 1945]
| |
4.
O Heer Iesu, Godt en mensche,
die aenveert hebt desen staet,
gheeft my dat ick door u wensche,
gheeft my door u kindtsheyt raet;
sterckt my door u teere handen,
maeckt my door u kleynheyt groot,
maeckt my vry door uwe banden,
maeckt my rijck door uwen noot,
maeckt my blijde door u lijden,
maeckt my levend' door u doot.
1, 7. Rond den heerd: ‘Maar wiens roem men niet kan spreken!’ | |
Tekst.Den blijden-wegh tot Bethleem, Antw. 1645, bl. 34, ‘op de wijse: Ecce tandem sempiternus, sempiterni filius, etc.’, hierboven weergegeven; - Den geestelycken speel-waghen, Antw. 1671, bl. 31, zelfde tekst en wijsaanduiding; - Liefde-vier in den Kers-nacht, Loven, geest. goedk. 1669, bl. 47, zonder wijsaanduiding;- De Coussemaker, Chants populaires des Flamands de France, 1856, nr. I, bl. 3, zelfde tekst, met enkele wijzigingen in de spelling, aan den uitgever medegedeeld door Edm. Ronse van Veurne; - Rond den heerd, Brugge, XIV (1879), bl. 334, zonder eenige aanduiding. | |
Melodie.A. J. van Lodensteijn, Uyt-spanningen, Amst. 1695, bl. 24, met wijsaanduiding: ‘Komt verwondert u, etc.’, voor het lied ‘Looft den Heer, gy Cherubijnen!’, met zelfden tienregeligen strophenbouw; - B. De Coussemaker, t.a.p. De Latijnsche tekst: ‘Ecce tandem sempiternus, sempiterni genitus’ (negen strophen) met twee melodieën, die beide heel en al met de twee bovenstaande verschillen, doch op denzelfden strophenbouw berustend en op bovenstaanden Nederlandschen tekst passend, is te vinden in Het prieel der gheest. melodie, Brugghe 1609, bl. 52. Nog eene andere melodie: ‘Ecce tandem’, enz., werd herdrukt door Bäumker, Das Kath. deutsche Kirchenlied, I (1886), nr. 118, bl. 380, naar eene Duitsche verzameling van 1619. |
|