Het oude Nederlandsche lied. Deel 3
(1907)–Florimond van Duyse– Auteursrecht onbekend
[pagina 1913]
| |
A.1.
O herderkens, al soetjens en sonder getier,
Messias rust alhier.
Na, na, na, kintje clein,
na, na, Emmanuel,
slaept, blom van Jesse stam,
nu slaept, onnoosel lam;
slaept cleynen coninck, slaept Emmanuel,
slaept cleynen coninck, slaept Emmanuel.
2.
Goe liedekens van buyten, nu stillekens al
die komt in desen stal.
Na, na, na, enz.
3.
Hout op van u stormen gy Noorden wint:
t'is uwen Heer dit kint.
Na, na, na, enz.
| |
[pagina 1914]
| |
4.
Sus, lammerkens laet al u bleiten staen
oft van hier moet gy gaen.
Na, na, na, enz.
5.
Swyght haentiens en wacht van te doen vermaen
hoe dat ons ueren gaen.
Na, na, na, enz.
6.
Nu Jesu, nu slaept, nu is het al gestilt,
nu slaept gelyk gij wilt.
Na, na, na, enz.
7.
Noch weent gy, noch schreyt gy, uit bittere rouw
in deze felle couw.
Het strooy is al te hert,
tdoet u teer leden smert;
comt liever in ons hert
op dat gy warme wert.
Comt, comt dan liever rusten in ons hert.
Comt, comt dan liever rusten in ons hert.
| |
B.1.
O herderkens al soetjens en sonder ghetier,
Messias rust alhier,
Na, na, na kindtje kleyn,
na, na, na kindtje reyn,
slaept, bloem van Iesse stam,
nu slaept onnoosel lam;
slaept nieuw-gheboren vorst van Israël,
slaept cleynen koningh, slaept Emanuel.
2.
Goe liekens van buyten al stillekens al
die komt in desen stal.
Na, enz.
3.
Houdt op van u stormen ghy Noorden windt,
't is uwen heer dit kindt.
Na, enz.
4.
Nu Jesu, nu slaept, nu isset al ghestilt,
nu slaept alsoo ghy wilt.
Na, enz.
| |
[pagina 1915]
| |
Tekst.A. Hs. nr. 4858 van c. 1621, ter K. Brusselsche bibliotheek, bl. 20; - B. P. Adr. Poirters, Ydelheit des werelts, 1645 (eerste uitg.), bl. 165, en Het masker van de werelt afgetrokken, omwerking van het voorgaande werk, 1646 (eerste uitg.). Ongetwijfeld behoort Poirters' lezing tot de door hem omgewerkte liederen; zie hierna het lied: ‘Lestmael op eenen somerschen dagh’. - Naar de uitgave van Het masker, enz. Antw. 1688, bl. 369, herdrukte Dr. Acquoy, Kerstliederen en leisen (Verslagen en mededeelingen der K. Akademie van Wetenschappen, 3de reeks, D. IV, bl. 399), Poirters' tekst en voegde daarbij eene vijfde strophe ontleend aan De aldernieuwste leyssem-liedekens, Antw: 1701, bl. 17, met verandering van de woorden ‘o Jesu’, van de laatste twee regels, in de woorden ‘dan liever’, immers zooals Dr. Acquoy deze vijfde strophe vond in het Geestelijk leysen-boecxken, Dordr. bij Hendrik Walpot, z.j. Deze zelfde vijfde strophe, is geen andere dan de zevende van tekst A hiervoren. Ook in de verzameling Liefde-vier in den Kers-nacht, enz., Loven, z.j., geest. goedk. 1669, bl. 40, vindt men met wijsaanduiding: ‘Sa vriendekens’, den door Dr. Acquoy uitgegeven tekst met vijf strophen. - J.A. en L.J. Alberdingk Thijm, Oude en nieuwe Kerstliederen, 1852, nr. 38, bl. 76, vier strophen, omwerking in moderne taal. Het refrein: ‘na, na, na, kintje clein’, terug te vinden als: ‘na, na, na, na, na, kindeken teer’, bij J. Bols, Honderd oude Vl. ldr., 1897, nr. 4, bl. 7, waar het deel uitmaakt van het Kerstlied: ‘Hoe leit dit kindeken hier in de kou?’, is in verband te brengen met de ‘wiegeliederen’ of ‘kribbekens’. Zie hiervoren, III, nr. 485, bl. 1882: ‘Een alre lieffelicken een’. | |
Melodie.I. Hs. nr. 4858 voormeld: | |
[pagina 1916]
| |
II. Bolognino, Den geestelycken leeuwercker, Antw. 1645, bl. 337: Ga naar voetnoot(1) O Ag - nes, o teer on - be-vleck - te Maeght /
Seer heb -dy Godt be-haegt
Die met een suy - ver hert
Van u ghe - dient hier werdt /
Met u die heel ghe - meyn
Dat hiel van smer - ten reyn.
Lof zy en eer //
u / al - der- soet -sten Heer /
Lof zy en eer //
u / al - der - soet-sten Heer.
III. H. Ph. Iennyn, Gheestelycken waeckenden staf der Iodsche schaep-herders, Brugghe 1653, bl. 38, ‘op de stemme: ‘O herders al soetjens’, het tweede gedeelte der tweestemmige zangwijs zooals in melodie I: Al soet - jens komt bin - nen gy her - ders ge-slacht,
In de - se mid - der - nacht:
Want dat on - noo - sel schaep,
enz.
IV. Evangelische leeuwerck, door C.D.P. (Christianus de Placker), Antw. 1682, I, 83, ‘wyse: Nu heb ick het leven adieu geseyt. - ô Herders al soetjes en sonder getier’, hierboven weergegeven in moderne notatie: | |
[pagina 1917]
| |
Als Je - sus voor-seyd: ick tot mijn va - der gae,
hem nie-mant vraegh-de na.
Maer dit gaf groo - te smert
d'A - pos - te - len in 't hert,
Want sy hem min - den al
om men - sche - lick ge - val.
Die op wat we - relts stelt sijn sin -lick-heyt,
niet son-der droef-heyt hy daer af en scheydt.
V. Den singende zwaan, Leyden 1728, bl. 418: O men-schen, ge - waer-digt uw oo - gen te slaen
Op die u roe-pen aen.
Aen-hoort het droef ge-schrei,
Siet aen het droef ge - ween,
Van die in groo - te pijn
In 't Va - ge-vier nu zijn.
Och men-schen, men-schen! staet de ziel - kens by;
Och men-schen, doet dat nu en t'al -len ty.
In het tweede gedeelte der eenstemmige lezingen II, IV en V, straalt de tweestemmige zang door. Bij Alberdingk Thijm, t.a.p., treft men insgelijks eene eenstemmige melodie aan; doch hier wordt geen der bl. 304 opgegeven (de zooeven genoemde) bronnen, trouw gevolgd. Het lied ‘Nu heb ik’, enz., is mede te vinden bij Poirters, t.a.p.: het vangt aan: | |
[pagina 1918]
| |
Nu heb ick het leven adieu, adieu gheseyt,
en tré in d' eeuwigheydt;
d' lichaem is nu een lijck,
iae morghen stof en slijck,
en in dat edel bloet
leet nu den worm en vroet.
Och menschen, 't leven loopt ghelijck een stroom!
Och menschen, 't leven vlucht ghelijck een droom!
In de uitgave van Ydelheid des werelds, P. Robyns, Antw. 1714, bl. 103, wordt terecht het woord adieu niet herhaald. In de 13de uitgave van Het masker, bl. 373, vindt men het lied: ‘Nu heb ick het leven’, met wijsaanduiding: ‘Herderkens al soetjens’. Hetzelfde lied: ‘Nu heb ick’, enz., ‘op de wyse: O herders al soetjens, etc.’, is ook te vinden, bl. 113, van Liefde-vier in den Kers-nacht, Loven, geest. goedk. 1669. De hierboven aangehaalde wijs ‘Sa vriendekens’, schijnt de aanvang te zijn van een ‘nieuw drinck-liedeken’, voorkomende in Het Brabandts nachtegaelken, Brussel, 1656, bl. 188: ‘Stem: van Musica etc.’, met aanvangsstrophe: Sa vrindekens / weest altesaem verblijt /
terwijl wij hebben tijdt: (bis)
dire lin din, dire lin / Bore lom / bom bo lo bon /
fa la fa: la fa: Bore lom / bom / bo lo bom /
ick heet u met een droncxken willekom.
|