Het oude Nederlandsche lied. Deel 2
(1905)–Florimond van Duyse– Auteursrecht onbekend
[pagina 1825]
| |
A.1.
Wat sollen ons patriotjens êten,
als sei in 't lâeger sein?
Gebrâeden hünderkens met pasteten
sollen ons patriotjens êten:
Kapitein, lütenant, fänderick, sergeant,
tambour, korporâel, - patriotjens, kamerâetjens.
2.
Wâerop solln ons patriotjens slaepen,
als sei in 't lâeger sein?
Op ien beddeken met skoon lâekens
sollen ons patriotjens slaepen:
Kapitein, lütenant, enz.
| |
[pagina 1826]
| |
3.
Wâermet solln ons patriotjens spielen,
als sei in 't lâeger sein?
Met kâerten en skoone maeskens
sollen ons patriotjens spâesken:
Kapitein, lütenant, enz.
| |
B.1.
Wat zullen onze patriotjes eten,
als zij in 't leger zijn?
Een kieksje aan 't spit gesteken,
dat zullen onze patriotjes eten:
Kapitein, luitenant,
vaanderig, sergeant,
tamboer, korporaal, -
patriotjes, altemaal
kameraden, kameraden.
2.
Wat zullen onze patriotjes drinken,
als zij in 't leger zijn?
Den wijn uit zilver pinten,
dat zullen onze patriotjes drinken:
Kapitein, luitenant, enz.
| |
[pagina 1827]
| |
3.
Waarop zullen onze patriotjes slapen,
als zij in 't leger zijn?
Op een bed met schoone lakens,
daarop zullen onze patriotjes slapen:
Kapitein, luitenant, enz.
4.
Waarmee zullen onze patriotjes schieten,
als zij in 't leger zijn?
Met een kanon met vier wieltjes,
daarmee zullen onze patriotjes schieten:
Kapitein, luitenant, enz.
| |
Tekst en melodie.A. Büsching u. von der Hagen, Sammlung deutscher Volksldr., Berlin 1807, bl. 329, nr. 9, bl. 55 der muziekbijlagen, opgeteekend te Brussel uit den mond des volks, hierboven weergegeven; - Hoffmann v.F., Niederl. Volksldr.., 1856, nr. 166, bl. 297, zelfde tekst in gezuiverde spelling en taal. H.v.F., en met hem Erk u. Böhme, Deutscher Liederh., III, nr. 1324, bl. 208, noemen het stuk een spotlied op de Hollandsche Patriotten in 1787 door de Pruisische troepen overvleugeld. Het lied is dan ook, volgens dezen schrijver, in 't Pruisische leger ontstaan, want spâesken (H.v.F. schrijft ‘spaasken’) is geen Hollandsch, maeskens moet ‘meisjes’, pasteten moet pasteien zijn. Pasteten, spâeshen (spassen, schertsen) mogen tot de Duitsche taal behooren, maeskens is zuiver Brusselsch. Het lied is overigens aangeteekend door een Duitscher, met de Nederlandsche taal zeer weinig bekend. B. Lootens et Feys, Chants pop. flamands, 1897, nr. 42, bl. 79. Dat het stuk ook na 1787 in Holland populair bleef, bewijst ‘Een nieuw lied, op een aangename wys’, te vinden in het liederboekje Hans Michel Goedbloed, Amst. 1805, bl. 63, met aanvangsstrophe: Wat zullen onze kannonnieren drinken,
als zy by die zwarte meisjes zyn?
Arak uit zilveren pinten
zullen onze kannonnieren drinken:
Capitein, Luitenant,
Vaandrig, Sergeant,
Tamboer, Corporaal, -
kanonnieren altemaal
soldaten, cameraden,
Hoffmann noemt het merkwaardig, dat het lied in de jaren 1813-15 aan de Neder-Elbe weer opkwam, door het Duitsch-Engelsch legioen gezongen. Vandaar de zonderlinge aanvang (vgl. hiervoren I, nr. 21, bl. 131, ‘Ick stont op hooghe berghen’): Ein Schifflein sah ich fahren
darinnen waren geladen
drei brave Compagnien Soldaten,
| |
[pagina 1828]
| |
De overige strophen herinneren aan het Patriottenlied: Was sollen die Soldaten essen?
Gebratene Fische mit Kressen, enz.
Eenigszins anders luidt de aanvangsstrophe medegedeeld door Erk u Böhme, t.a.p., III, nr. 1326, bl. 209: Ga naar voetnoot(1) Ein Schiff - lein sah ich fah - ren,
Ka - pi - tän und Leu - te-nant,
dar - in - nen war'n ge - la - den
drei bra - ve Kom-pagnien Sol-da-ten.
Ka - pi - tän, Leut-nant,
Fähn - rich, Ser - geant,
nimm das Mä - del, nimm das Mä - del,
nimm das Mä - del bei der Hand!
Sol-da - ten, Ka - me - ra - den,
Sol - da - ten, Ka - me - ra- den!
H.v.F. deed reeds opmerken, dat de melodie van Casimir Delavigne's Parisienne: ‘Peuple français, peuple de braves’ (1830), aan deze laatste zangwijs ontleend is. Over dit laatste lied zie Weckerlin, Chansons populaires du pays de France, Paris 1903, I, bl. 166. |