C. Volgens W. Chappell, The ballad literature, I, bl. 277, doet deze melodie zich in Engeland het eerst voor in The dancing-master, 7de uitg. 1686, waar zij wordt genoemd: ‘The Cobblers Jigg’. Ch, wien de Engelsche tekst onbokend bleef, geeft de melodie aldus:
D. Dr. J.P.N. Land, Luitboek van Thysius, nr. 66, deelt de volgende lezing mede met het opschrift: ‘(Cobbler's Jig). Het was een Engelsch boerken, schoenlappen soud' hy doen’:
Aangeh. in Den nieuwen verbeterden lust-hof, Amst. 1607, bl. 92, ‘Een Enghelsche voys: Van 'tSchoenlapperken’, voor: ‘Nu Echo die soo menichmael’, vandaar bij Pers de wijsaanduiding: ‘Echo’; - Starter, Boertigheden (gevoegd bij den Frieschen lust-hof, Amst. 1621) sign. [A4], ‘stemme: 't Engelsch Schoenlapperken, etc.’, voor: ‘O elementen wat ick hoor!’; - Bredero, Boertigh lb. (1622), uitg. Amst. 1890 (zelfde wijsaanduiding als bij Starter), bl. 302, voor: ‘Waerom sijt ghy, o wreede schaemt!’, en De groote bron der minnen (1622), uitg. 1900, bl. 493, voor: ‘Ghy weet mijn lief wie u bemint’: - Cupido's lusthof, Amst. 1613, bl. 51, en Apollo (uitgegeven door Bredero) 1615, bl. 102, de laatste twee aangehaald door Dr. Land; - Amst. Pegasus, 1627, bl. 72, ‘van d'Engelse Schoenlapper’, voor: ‘In 't koutste vande nachten kout’. - Zie onder de geest. liederen: ‘Veel bloemkens ende cruyden groen’.