Het oude Nederlandsche lied. Deel 2
(1905)–Florimond van Duyse– Auteursrecht onbekend
[pagina 1603]
| |
430. Als men een duysent vijfhondert jaer,
| |
[pagina 1604]
| |
2.
Ga naar margenoot+Wt Antwerpen tooch op dat pas
den edelen Prins van Orangien;
Duck Dalf binnen Bruyssel was;
Ga naar margenoot+Graeff Lodewijck quam wt Almangen;
dus den Hertoch al van Albangen
Ga naar margenoot+Egmont en Hoorn heeft onthalst,
Ga naar margenoot+des Princen soon ghevoert na Spangen,
en 's lants vryheden alsoo vervalst.
Ga naar margenoot+Tlandt was verneert ,, hy heeft begheert
Ga naar margenoot+van als den penning thien ,, te sien;
maer sijn opset ,, worde belet,
twelck menich dede vlien.
3.
Ga naar margenoot+In Aprilis, den eersten dach,
sachmen Lume inden Briel comen;
Ga naar margenoot+den neghenden den Spaenschen slach
wert binnen Rotterdam vernomen.
Daer na werden vele vromen
Ga naar margenoot+binnen Haerlem deerlick vermoort;
maer den vijant most weer met schromen
Ga naar margenoot+van Alcmaer met schanden voort.
Den Grave nu ,, al van Bossu
Ga naar margenoot+werde ter selver stee ,, op zee,
doort langhe slaen ,, lustich ghevaen,
ghebrocht tot Hoorn mee.
4.
Ga naar margenoot+Als den tyran na Spangen tooch,
sach men den slach voor Bergen schieden,
Ga naar margenoot+daer menich Spangiaert heenen vlooch,
cruys-heeren en veel edel-lieden.
Doen moest Dragon daer oock bieden
Ga naar margenoot+die stadt Middelburch den Prins;
dwelck corts daer na tontset bedieden
Ga naar margenoot+van Leyden door veel storm en wints.
Maer eer niet lang ,, wert door bedwang
Ga naar margenoot+Ouwater heel int sant ,, verbrant;
maer int Bolwerck ,, te Krimperkerck,
haelden sy weder schant.
5.
Ga naar margenoot+Antwerpen den maer wel vernam
Ga naar margenoot+door moort, roof, branden, vrouwen schoffieren;
Ga naar margenoot+daer na Don Jan tot Bruyssel quam,
Ga naar margenoot+thoonde corts zijn quae manieren.
| |
[pagina 1605]
| |
Ga naar margenoot+Die lieden slants int regieren
Ga naar margenoot+namen tot hulp den Franschen Heer.
Daer nae werdt den Prins goedertieren
Ga naar margenoot+int hooft gheschoten, thgenas weer.
Doen werde Lier ,, door sweert en vier,
Ga naar margenoot+gewonnen met verraet ,, seer quaet;
daer teghen oeck ,, Lochem seer cloeck
ontset tot onser baet.
6.
Ga naar margenoot+Daer den Prins op hadde ghestelt
sijn hoop en, na Godt, zijn betrouwen,
Ga naar margenoot+meende Antwerpen met ghewelt
Ga naar margenoot+tovervallen en te benouwen.
Ga naar margenoot+Maer veel quamen daer door in rouwen,
Ga naar margenoot+die wel meenden te zijn verblijt;
Ga naar margenoot+den Hertoch, somen mocht aenschouwen,
maeckte ons doen veel steden quijt.
Den Prince eel ,, werde gheheel
Ga naar margenoot+tot Delff door een schoot ,, ghedoot
van een godloos ,, verrader boos,
twelck menich mensch verdroot.
1, 4. t.: veel. - 1, 5. t. want. - 5, 11. oock. | |
Tekst.Een nieu Geusen lb., 1588, bl. 79 ro. ‘Een nieu liedeken / vervatende int corte den handel der Nederlanden / Op de wijse: Schenckt my te drincken nae mijnen dorst’ (1566-1584), hierboven weergegeven; - H.J. van Lummel, Nieuw Geuzen lb., bl. 313, ‘op de wyse: Geeft my’, enz. ‘Schenckt my te drincken’ (ook ‘Geeft my’, enz., zie Loman's lijst, Bouwsteenen, II, bl. 222), waarvan de tekst ons onbekend bleef, wordt aangehaald als wijs o.a.: Nieu Amst. lb. 1591, bl. 149 (daarbij de wijs: ‘De Fransoysen met wapenen aen’), voor: ‘Ghy onbedochte jeucht seer slecht’; - Veelderhande schriftuerlike nieuwe liedekens, Utrecht, 1593, bl. 204 en 407, voor: ‘Gheloeft zijdt gy, o Heere Zebaoth’, en ‘Matheus schrijft int seste claer’; - N. Janssens, Een nieu dev. geest. lb., Antw., geest. goedk. 1594, bl. 59, voor: ‘Aenhoort mijn lief, mijn vriendinne reyn’, mede te vinden in De gheestelycke vryagie, Brussel, 1624, I, bl. 67; - K. van Mander, De gulden harpe, 1627, bl. 17, 52, 150, 548, 588, voor: ‘Al die om strijden hebben lust’; - ‘Al laghen wy ons leven lanck; - ‘Daer was een man in den lande Hus’; - ‘Tot Leeuwaerden, op eenen dagh’; - ‘Veel boecken maken en heeft geen endt’; en nog in Het nieuwe vermakelyke Thirsis minnewit, Amst. 1731, II, bl. 137, voor: ‘O maghet schoon, myn lief bemint’. | |
Melodie.Den lust-hof der christelycke leeringhe, Antw. 1622, bl. 164, tweestemmige bewerking, ‘op de wijse: Gheeft my te drincken naer mijn' dorst’; - | |
[pagina 1606]
| |
‘Malheureux monde je vous ay’; bl. 204, zelfde bewerking met enkele varianten, alleen met de Fransche wijsaanduiding, en verzending naar: ‘Almachtigh' Heere’, enz.:
Bl. 164. Al - mach-tigh Hee - re Ie - su goed /
U zy lof en danck toe - ge-schre-ven /
Die my van veel quaedts hebt be - hoed /
En veel wel - da - den hebt ghe-ge - ven:
G'hebt my tot noch be - waert in 't le-ven;
Van u heb' ick kost / kleer / en tijdt /
En al' mijn' nootdruft / Heer' / ver-he-ven:
Dus weest al - tijdts ge - be - ne - dijdt.
Bl. 204. Evangelische leeuwerck, Antw. 1682, II, bl. 165 ‘Gheeft myn’, enz.: Hoort al die gie - righ zyt van aerdt,
Mar - ti - nus sal u milt-heyt lee - ren:
En hoe dat Godt de sij -ne spaert,
Die in sijn hey-ligh huys ver-kee-ren.
Mar-ti-nus dan maer oudt thien ja - ren,
ver - liet sijns hey-dens va-ders tent:
En liet sich in Godts kerck ver-ga-ren
met Chris-ti ca-the-chis-mus bend'.
Het refrein van onzen tekst ontbreekt in beide lezingen der melodie. Anders is de insgelijks op achtregeligen strophenbouw berustende zangwijs: | |
[pagina 1607]
| |
‘Malheureux monde je vous ay’. Men treft deze aan met haren tekst in: Les rossignols spirituels, Valencienne 1616, bl. 88; - Het prieel der gheest. melodiie, Antw. 1617, bl. 253; - La pieuse alouette, Valencienne, I, 1619, bl. 166, met verschillende wijsaanduidingen, waarvan de eerste: Amour, a toy longtans je fus, etc.’, wellicht de oorspronkelijke doet kennen; daarenboven vindt men ze, gebracht op het lied: ‘Verblijd u Eyland vander Goes’, in Stalpaert's Gulde-iaers feest-dagen, Antw. 1635, bl. 973. - In Den boeck der gheest. sanghen (Den bliiden requiem) Ghent 1674, vindt men ook, bl. 15, voor het lied: ‘Naer een gheberght' trock die siel' voort’, de stemopgaven: ‘O valschen werelt, ydel schijn, (oft) Malereux monde ie vous ai’. |
|