Tekst.
A. J.W. Wolf, Wodana, 1843, bl. 82, ‘West-Vlaenderen’; - B. Lootens et Feys, Chants pop. flamands, Bruges 1879, nr. 149, bl. 241; - C. Dr. J. van Vloten, Baker- en kinderrijmen, 4de uitg., 1894, bl. 101, nrs. 29 en 30; - D. Pol de Mont, Volkskunde, II (1889), bl. 94. De tekst bevat fragmenten van 't ‘Patersliedje’ en van het ‘alombekende’ (zie G.J. Boekenoogen, Onze rijmen, bl. 7):
Ik zei er: wel Jaapje sta stil!
dat zelf eene vervorming is van het liedje getiteld: ‘Kermis-vryagie tusschen Truy en Jaap’ - ‘stem als 't begind’, te vinden in De nieuwe Overtoomsche marktschipper, Amst., 1793, bl. 6, met aanvang:
Jaepje sta stil, Jaepje sta stil,
hoord eens wat ik u moet vertellen,
Jaepje sta stil, Jaepje sta stil,
hoord eens wat ik u zeggen wil:
daer liep ons Kaatje met Krelis,
zoo mooitjes door de kramen in 't stil;
ik loof zy gingen aen de tril!
Wat dunkje nou Jaepje sta stil?
‘Japie sta stil’ wordt door J. ter Gouw, De volksvermaken, bl. 343, aangehaald onder de 17de-eeuwsche bruiloftsdansen.
Voor de talrijke varianten van het liedje van den ‘Meiboom’, zie A. de Cock en Is. Teirlinck, Kinderspel en kinderlust, II (1903), bl. 247 vlg., waar men niet minder dan zeven-en-twintig verschillende lezingen vindt, en waar ook aanverwante Fransche lezingen worden aangeduid. De schrijvers brengen dit liedje onder de ‘Rondedansen met alleenstaande danseres, die éene of verscheidene medespeelsters uit den kring uitkiest’. Het spel, zooals het zich voordoet in C, wordt door hen beschreven: ‘Een meisje staat in 't midden van den dansenden kring met een of ander ‘meiboom’ (masten- of dennetakje, palmtwijgje of iets dergelijks) in de hand. Achter het eerste orgelpunt vóor den tweeden alleenzang, moet dat meisje eene van hare meedansende vriendinnen uitkiezen; daarom blijft de zang daar een kort poosje stil, tot de keuze gedaan is. - De uitverkorene neemt den meiboom over en vervangt het eerste middelmeisje als meigravin.’ - Dit kinderliedje is in verband te brengen met de vroegere meigebruiken, en namelijk met het recht van den jongeling het tot ‘Meilief’ gekozen meisje met bloemen te vereeren.
J.E. Delafaille, Gesch. van Mechelen, Mech. z.j. [1903], bl. 48-9, die insgelijks eene variante van ons liedje mededeelt, teekent daarbij aan, dat bij besluit van den Magistraat, van 15 Juni 1472, werd geboden, gedurende den tijd dat hertog Karel den Stoute den oorlog zou voeren, de dans- en meispelen te staken.