Het oude Nederlandsche lied. Deel 2
(1905)–Florimond van Duyse– Auteursrecht onbekend
[pagina 1318]
| |
A.'t Was op een nieuwjaer-aven;
den bakker sloeg zyn wuf,
al met de heete pale
zoodanig op heur lyf.
Winn' zal me den bakker geven
al voor zyn nieuwejaer?
ä kinnetje in de wiege,
mä schoo' gekrulde hair.
Bakker alhier, bakker aldaer,
'k wensch u ä zalig nieuwejaer.
| |
[pagina 1319]
| |
B.'t Was op een nieuwjaar-avond,
de bakker sloeg zijn wijf,
al met een heete pale,
zoo deerlijk op haar lijf.
Wat zoun wij den bakker geven
al voor zijn nieuwejaar?
Een kindetjen in de wiege
met schoon gekreukeld haar.
Hoe zoun wij dat kindetjen heeten?
Jan Baptiste.
Suiker in de kiste,
vleesch in den pot.
Jan Baptist' is een groote zot.
| |
Tekst en melodie.A. De Coussemaker, Chants pop. des Flamands de France, 1856, nr. 148, bl. 405. Voor den vijfden en zesden versregel herinnert de zangwijs aan het Fransche: ‘Au clair de la lune’; - B. Lootens et Feys, 1879, Chants pop. flamands, nr. 139, bl. 231, die verzenden naar de varianten te vinden in Rond den heerd, Brugge, I, bl. 40; II, bl. 35; XI, bl. 66, en in Wolf's Wodana, bl. 193. - In Dr. van Vloten's Baker- en kinderrijmen, 4de uitg., Leiden 1894, bl. 65, vindt men de volgende lezing: | |
[pagina 1320]
| |
Op Nieuwejaarsavond,
de bakker sloeg zijn wijf,
al met een dikken knuppel
zoo danig op haar lijf;
de knuppel en woû niet breken,
de vrouw en woû niet spreken;
de knuppel die brak, de vrouw die sprak;
het wijf kroop in den oven,
de bakker haar achternaar;
zij waren zoo bestoven -
een zalig nieuwejaar!
G.J. Boekenoogen, Onze rijmen, Leiden 1893, bl. 12, doet opmerken, hoe een versje van ‘Krullebolletje ging uit wandelen’ de nagalm is van eene in middeleeuwsche liederen gebezigde strophe. Het bedoelde versje eindigt met: Maar wat zal ik voor je koopen
al voor je Nieuwejaar?
Een heel mooi poppetje
met lang en krullend haar.
In nrs. 22 en 129 Antw. lb. (1544), met aanvang: ‘Daer soude haer een maget vermeyden’ en ‘Och, moeder, seyde si, moeder’, vindt men telkens deze strophe, die wel van het eene lied in het andere kan geslopen zijn: Wat gaf hy haer te loone
tot haren nieuwen iaer?
Een kindeken inder wiegen
met sinen gecrolden hayr.
In tekst A en B is de overeenkomst met deze strophe nog meer in 't oog vallend. |
|