Tekst.
Antw. lb., 1544, nr. 94, bl. 141, ‘een nyeu liedeken’, str. 1-5; str. 6-8 behooren tot een tweede lied (zie nr. 122, bl. 477 hiervoren); - Het tweeste musyck boexken, Antw., Tielman Susato, 1551, tekst herdrukt door J.C.M. van Riemsdijk, Tijdschr. der Vereeniging voor N.-N. mzgsch., III (1891), nr. 53, bl. 93, eerste strophe. - Aangeh. door Dr. Kalff, Het lied in de M.E., bl. 432, onder de liederen waarin nachtelijke bezoeken worden bezongen.
Vgl. str. 2 van: ‘Die vogelkens in der muten’ (achtregelige strophe), nr. 98, bl. 412 hiervoren, en str. 3 en 4 van: ‘Wy willen nog niet scheyden’ (zevenregelige strophe), nr. 280, bl. 1001, hierna. - ‘Ick ghinck noch ghister avont // soo lustelijck eenen ganck etc.’, wordt aangehaald in Refereynen en liedekens, Bruessele 1563, bl. 151 vo, voor: ‘Waer af is strijt en kijven’.