Deze twee lezingen leveren het beste bewijs, dat de notatie der Souterl.:
hier wel tot de 6/4- of 6/8-maat, de populaire dansmaat, terug te brengen is.
‘Die nachtegael’ enz., wordt o.a. aangehaald: Nieu Amst. lb. voormeld, bl. 3, 22, 25 en 118, voor: ‘Dat oude jaer // is ons ontrolt’; - ‘Ghy dochters fray // comt maeckt een ray’; - ‘Dit hef ick an // en drincket man’; - ‘Verblijt den gheest // in desen feest.’ - Het lied: ‘Dat oude jaer’, enz., benevens een ander: ‘Myn hert met lusten pryst dit nieuwe gulden jaer’, beide met wijsaanduiding: ‘De nachtegael’, enz. zijn te vinden bl. 160 en 246 van het 17de-eeuwsche Hs. van Wouter Verhee, beschreven door Dr. Kalff, Tijdschr. voor Nederl. taal en letterkunde, V (1885), bl. 137 vlg. - Het eerste komt ook voor met dezelfde wijsaanduiding in Een Aemst. amoreus lb., 1589 (beschreven door J. Bolte in hetzelfde tijdschrift 1891, bl. 175 vlg.), bl. 52b; - Veelderhande Schriftuerlijcke nieuwe liedekens, Utrecht, 1593, bl. 479, voor een lied met aanvang:
Trijnken / Stijnken / Zaerken / Jacobs dochters vroedt /
Wilt neerstich doch aenhooren / vast in u ghemoedt /
Wat ick u sal voort bringen // int singen /
Ick wensch u Gods ghenade goedt
Lieflick voor alle dinghen.
Den nieuwen verbeterden lusthof, Amst. 1607, bl. 74, voor: ‘Dees soete tijdt // elck een verblijdt’. -
In de verzameling getiteld Seeckere nieuwe liedekens, enz., Antw., Heyndrick Wouterszoon, 1623, Bijvoegsel, sign. A, vindt men ‘een gheestelijc liedeken / op de wijse: Een nachtegael die sanck een liedt’, met aanvang:
O Jesus schoon / der maechden kroon / ghebenedijdt:
ghy zijt dat loon / in 'shemels throon / die 't al verblijdt:
u maechden wilt toch gheven / te leven
in haren staet / na uwen raet
Volgen 14 strophen, waaronder men leest: ‘Approbavit S.S.O.’.
Böhme, Altd. Lb., nr. 308, bl. 390, geeft de zangwijs van Ps. 127 Souterl., zonder tekst en voegt er bij: ‘sehr hübsche, klargeformte Melodie’.