my niets over, dan alles aen de Alvoorzienigheid overtelaten.
- Nogtans, naer Brugge keerde ik niet meer terug. Ik kwam naer Antwerpen, vestigde my in deze stad en het is nu juist dry jaren dat ik hier woon.
- Het overige is u bekend, Anna; ik heb het u reeds medegedeeld. Gy weet hoe een droom en de stem des bloeds my op het spoor hebben gebragt dat my tot u en onze kinderen moest leiden. - O! zeg thans, lieve vrouw, zult gy nu nog denken dat ik u verlaten en vergeten heb?...
Anna kon niet antwoorden. Zy weende - en haer hoofd zeeg zacht op de borst haers echtgenoots. Eenige oogenblikken later verhaelde zy hoe zy de dood haers Victors had vernomen; waer zy gedoold had en wat zy sints dit oogenblik had geleden - en toen zy ophield met spreken, vroeg haer van Loover:
- Maer zeg, lieve, hebt gy uit den brief, die u kondde dat wy ons van het leven hadden beroofd, niet kunnen opmaken, wie denzelven geschreven had?
- Neen, - stamelde Anna.
- O! ik kan het nogtans gissen, - sprak Victor. - Hy die my uwe dood kenbaer maekte, zal u voorzeker ook geschreven hebben dat ik my had gezelfmoord; en dit, alleenlyk om ons voor immer gescheiden te houden. Oh! nu versta ik alles - hy moest my dan wel weinig beminnen, die vader, dien ik zoo lief achtte, om my zoo te kunnen vervolgen! dan, troosten wy ons, Anna. De toekomst hoort ons toe!... Gy ziet het: God is regtveerdig. Ja,