Er was ook een pakje met buitenlandse postzegels er op, en het papier losscheurend, staarde hij suffig op de titel van een boek: ‘Schuld en Boete’ van Dostojevski...
Wat betekende dit? Toch schenen die woorden een echo in hem op te roepen. Was dit niet het boek... Snel sloeg hij het open en zag op het eerste witte blad, hun namen en daarboven: Souvenir d'un voyage. Hij liet het boek zakken en staarde, achteruitgeleund, naar de donkere gevels van de overkant, waar in de vensters het schijnsel van zijn eigen lamp blikkerde. Daar, door het vochtige duister, kwamen zij aanzweven, de ogen vol verwachting op hem gericht, ernstig, en toch met een zweem van een lach verborgen in hun mondhoeken.
‘Schuld en Boete.’ Het kwam hem zo dwaas, zo ongelofelijk voor dat het boek zo heette dat hij begon te lachen, zacht eerst, maar toen al luider en luider...
‘Het spijt ons...’ fluisterden hun stemmen in zijn oren, ‘aan de kamer hebben wij niet gedacht... Het is heus niet dat we niet dankbaar zouden zijn, we hebben er samen over gepraat wat we u zouden sturen uit Holland, een boek van Dostojevski...’ en hij zag Marjan's kin beven onder haar zonnehoed met franje alsof ze vocht tegen haar tranen. ‘Schuld en Boete’.
En terwijl hij lachte, waren zij hem zo nabij alsof ze tegenover hem zaten, met hun ellebogen op het wankele cafétafeltje.
Maar geleidelijk groeide de stilte om hem heen - de stilte was sterker en deed zijn lach verstommen, terwijl hun gestalten vervaagden en er niets overbleef